verslag Sportcongres Gent 2014
Op zaterdag 11 oktober 2014 vond in Gent een multidisciplinair sportcongres plaats, met dit jaar onder andere aandacht voor voeding bij duursport en het belang van leiderschapsrollen voor teamprestaties.
Voeding bij herhaalde duurprestatie
Twee sprekers behandelden het belang van goede voeding bij herhaalde duurprestaties, zoals grote wielerrondes. Als eerste sprak dr. Robert Child, expert in biochemie van voedsel en supplementen. Hij is verbonden aan “The elite sport group (ESG)” uit Groot-Brittannië en heeft gewerkt voor de professionele wielerteams Cervelo Test Team en MTN-Qhubeka. Zijn presentatie had als titel “Application of personalized nutrition: the case of professional cycling”, en hij vertelde voornamelijk over zijn ervaringen als lid van het begeleidingsteam van deze ploegen.
Professor Peter Hespel sprak later op de ochtend ook over het belang van het aanvullen van de energievoorraden met behulp van de voeding en de moeilijkheden die duursporters hierbij kunnen ondervinden. Hespel is inspanningsfysioloog en hoogleraar aan de KU Leuven en hij begeleidt topatleten onder andere bij trainingen in hoogte- of klimaatkamers ter voorbereiding op prestaties in zware omstandigheden. In zijn presentatie, getiteld “Wielrennen: extreme voeding voor grote rondes”, liet hij bijvoorbeeld overtuigend zien hoeveel energie wielrenners tijdens een zware etappe verbruiken. Omdat het lichaam maar een beperkte hoeveelheid koolhydraten per tijdseenheid kan opnemen, moeten wielrenners tijdens een meerdaagse ronde niet alleen zeer veel, maar ook zeer vaak eten. Het kan daarom voor wielrenners lastig zijn om de verbruikte energie voldoende aan te vullen.
Koolhydraten en plezier in eten
Child en Hespel gaven een aantal tips om duursporters bij extreme duurinspanningen te helpen hun energievoorraden weer aan te vullen. Hespel raadde bijvoorbeeld aan om te trainen op het innemen van koolhydraten tijdens de inspanning (bijvoorbeeld in koolhydraatrijke dranken) zodat de wielrenners ook tijdens de race een gedeelte van de verbruikte energie aan kunnen vullen. Omdat wielrenners een groot deel van de dag inspanning leveren, is het daarnaast zeer belangrijk om de tijd die zij hebben om te herstellen, optimaal te benutten voor het aanvullen van de energievoorraden in het lichaam. Op basis van hun praktische ervaring pleiten Child en Hespel er mede daarom voor om renners meteen na de wedstrijd (bijvoorbeeld al in de bus) van eten en drinken te voorzien. Hierbij is het belangrijk om rekening te houden met de voorkeuren van elke individuele renner. Uit Childs ervaringen blijkt namelijk dat wielrenners met minder moeite meer kunnen eten als zij het eten lekker vinden. Het is daarom nuttig om te weten wat de renners van huis uit gewend zijn om te eten. Ook helpt variatie van smaken en gerechten om meer te kunnen eten. Lekker eten kan de renners daarnaast wellicht helpen om zich te ontspannen en zich goed te voelen, wat een positief effect kan hebben op het (mentale) herstel.
Eiwitten
De timing van de eiwitinname bij herhaalde duurinspanning is volgens Child en Hespel ook zeer belangrijk. Uit door Hespel gepresenteerd onderzoek blijkt dat het lichaam de eiwitten op bepaalde momenten, zoals vlak na de inspanning en vlak voor het slapen gaan, beter opneemt. Bij een grote ronde, zoals de Tour de France, is hun advies om de wielrenners meteen na het einde van een race eiwitten te laten innemen. Child gebruikt een “smoothie” van melk, wei-eiwit en vers fruit, die de renners al tijdens de massage kunnen opdrinken. Beide sprekers adviseren om ongeveer 750 ml van een drank te drinken die 70 gram koolhydraten (bijvoorbeeld vers fruit) en 20 tot 30 gram eiwit (bijvoorbeeld een combinatie van wei-eiwit hydrolysaat, wei-eiwit isolaat en leucine) bevat. Deze koolhydraten bevorderen namelijk de eiwitopname. Een dergelijke drank bevalt volgens hen beter dan (minder goed smakende) commerciële sportdrankjes. Ook is het aan te raden om 1 g natrium via de drank of een zoute snack binnen te krijgen. Na het drinken van een dergelijke eiwitdrank moeten de renners vanzelfsprekend ook nog voldoende koolhydraten eten om hun energievoorraden aan te vullen.
Optimaal presteren als een team
Leiderschapsrollen
Katrien Fransen van de Katholieke Universiteit Leuven beschreef in haar presentatie “Hoe een ploeg van kampioenen een kampioenenploeg wordt: leidersfiguren van doorslaggevend belang voor het optimaal functioneren van een sportteam” de invulling van leiderschapsrollen binnen teamsporten. Een uitgebreide beschrijving van haar bevindingen is te lezen in een recent verschenen artikel in Sportgericht (zie hier). Uit het onderzoek dat Fransen heeft verricht blijkt onder andere dat de officiële leider (bijvoorbeeld de aangewezen aanvoerder) door de teamleden vaak niet als de beste leider wordt gezien. Dit kan komen doordat andere spelers dan de aanvoerder één of meerdere belangrijke leiderschapsrollen op zich nemen. Er zijn 4 verschillende leiderschapsrollen te benoemen, die door 1 of meerdere personen uitgevoerd kunnen worden. Dit zijn de rollen van taakleider, motivationele leider, sociale leider en externe leider. Het komt bijvoorbeeld voor dat een andere speler dan de aanvoerder de vertrouwenspersoon is van teamleden als zij ergens mee zitten (en de rol van sociale leider op zich neemt), of dat andere spelers het voortouw nemen bij het motiveren van het team als het in een wedstrijd tegenzit (motivationele leiders). Fransen adviseert om de rollen die teamleden op zich nemen te identificeren en vervolgens de verantwoordelijkheden die bij deze rollen horen vast te leggen. Dit helpt de teamleden om hun verantwoordelijkheid te nemen, en de andere teamleden om deze leiders te accepteren. Verder heeft Fransen aangetoond dat een leider die vertrouwen in het team uitstraalt, hiermee de teamprestatie positief kan beïnvloeden.
In dienst van het team
Charlotte van Beirendonck, ook van de Katholieke Universiteit Leuven, verdiepte zich in de motivatie van “knechten” in de grote wielerrondes voor haar presentatie “Jezelf piepedood rijden voor je kopman?”. Zij ontdekte dat inspirerende teamleiders de motivatie en het zelfvertrouwen van de andere teamleden vergroten. Deze leiders hebben een leiderschapsstijl die “transformationeel leiderschap” genoemd wordt. Dit is een vorm van leiderschap waarbij een leider positieve relaties aangaat met de andere teamleden (zie voor een korte beschrijving ook het artikel in Sportgericht over leiderschap). Hierdoor is de leider in staat om de motivatie van de teamleden en hun inzet voor het team positief te beïnvloeden en te zorgen voor meer binding met het team. Zo worden het gezamenlijke doel en de teamprestatie voor de teamleden belangrijker dan hun persoonlijke prestatie. Van Beirendonck adviseert dan ook om de teamidentificatie bij alle teamleden zo goed mogelijk te bevorderen. Ook moet de leider het goede voorbeeld geven en zelf de teamprestatie als belangrijkste doel voor ogen hebben.