Spring naar content

Verslag VvBN congres 2017: Technologie en placebo’s

Op vrijdag 31 maart 2017 organiseerde de Vereniging voor Bewegingswetenschappen Nederland (VvBN) haar jaarlijkse symposium met als thema ‘Technologie in beweging’ in hartje Utrecht. Dit jaar verwelkomde de VvBN onder andere Chris Beedie van de Canterbury Christ Church University, die aftrapte af met een keynote-presentatie over placebo’s en het placebo-effect.

Een placebo is een pil of middel zonder werkende bestanddelen. Het bijbehorende placebo-effect treedt op als mensen geloven in de werking ervan. Soms hebben sportsupplementen of ‘hersteltechnieken’ alleen een placebo-effect, en werkt het middel dus niet echt. Dan kan het placebo-effect een juiste inschatting van het effect van een methode in de weg zitten.

Chris Beedie beargumenteert dat het placebo-effect in de sport niet als vervelende bijzaak moet worden gezien, maar juist als een mogelijkheid om de gewenste effecten van pillen of technieken te optimaliseren. Om het effect van het middel en het placebo-effect te scheiden, onderzocht hij de prestatie van sporters die wel of geen cafeïne kregen, en dit al dan niet wisten.

Smerig sportdrankje

Dit deden Chris Beedie en zijn collega’s door hun proefpersonen vier keer te laten fietsen, waarbij ze twee keer voor de gek werden gehouden. Ze kregen namelijk eenmaal cafeïne zonder het te weten, en eenmaal geen cafeïne terwijl ze dachten dat ze het wel innamen.

De sluwe onderzoekers hadden de cafeïne hiervoor níet in de grote rode pil gedaan die de sporters steeds slikten (en waarvan ze dachten dat deze cafeïne bevatte). De stof zat daarentegen in het ‘sportdrankje’ van de sporters verstopt, samen met onder andere citroensap en keukenzout om de smaak van de cafeïne te verdoezelen.

Sporters die geen neppil kregen, dachten dat zij geen cafeïne kregen, maar ze presteerden dankzij de cafeïne in hun drankje toch beter dan zonder cafeïne. Wanneer de sporters echter wisten dat ze cafeïne kregen en dit ook daadwerkelijk innamen, werkte het spul twee keer zo goed. Alleen al door te denken dat ze cafeïne hadden gekregen, leverden de sporters meer dan drie procent meer vermogen bij een fietstest van 40 kilometer dan zonder neppil. Maar als de sporters geen cafeïne kregen en dit ook wisten, presteerden ze opeens zelfs slechter dan gewoonlijk.

Het geloof in de pil

Philip Hurst, ook van de Canterbury Christ Church University, wilde begrijpen waarom sommige sporters supplementen gebruiken. Supplementen werken over het algemeen beter bij mensen die er sterk in geloven (dankzij een sterk placebo-effect). Dit kan bij sporters een serieus een probleem zijn. Er zijn namelijk overtuigende aanwijzingen dat deze mensen ook eerder geneigd zijn om verboden supplementen (doping) te gebruiken. Hij maakte daarom meer dan 600 sporters wijs dat zij prestatieverbeterende of juist –verslechterende supplementen kregen, en liet ze herhaalde sprints uitvoern. In werkelijkheid kregen ze een grote rood-witte placebopil zonder werkende bestanddelen. Aan alle sporters werd pas aan het eind van de studie uitgelegd dat ze placebopillen gekregen hadden.

Zoals verwacht, sprintten degenen die erg sterk geloofden in het voordeel van hun pil, naar verhouding het best. Ook niet verbazend was dat de sporters die dachten dat hun pil slecht was voor hun prestatie, hierdoor minder goed presteerden.

Niet alles over één kam

Philip Hurst wilde echter vooral weten of de sporters van plan waren om in de toekomst supplementen te gaan gebruiken. Hij ontdekte dat het behoorlijk uitmaakte of de sporters voorafgaand aan zijn studie al positief dachten over supplementen.

Degenen die altijd sterk hadden geloofd in het vordeel van supplementen, waren door zijn placebo-studie inderdaad ontmoedigd: zij gaven aan minder vaak supplementen te willen gebruiken dan zij voorafgaand aan het experiment van plan waren.

Er was echter een groep sporters voor wie het tegendeel gold: degenen die vóór het begin van de studie niet van plan waren om supplementen te gebruiken, gaven juist aan dat zij sterker overwogen om dit in de toekomst wél te doen.

Het onbedoelde effect van deze placebo-studie was dus dat de bereidheid om supplementen te slikken bij sporters die aanvankelijk niet erg positief waren over supplementen, toenam. Phil Hurst geeft aan dat er bij anti-dopingmaatregelen dus zeker rekening moet worden gehouden met de gedachten over supplementen die sporters voorafgaand aan de interventie hebben. Bij sporters die afwijzend tegenover supplementgebruik staan, bestaat namelijk het risico dat zij juist positiever gaan denken over supplementen. Of dit ook de kans dat zij ooit doping zullen gebruiken vergroot, weet de onderzoeker echter niet.

Tussen de oren

Het placebo-effect is volgens Beedie geenszins een mysterieus of magisch verschijnsel. Door het geloof in een supplement worden namelijk dezelfde mechanismen in het brein geactiveerd als bij motivatie en verminderde vermoeidheid.

Een sterk geloof in de werking van supplementen, technieken of methodes kan het positieve effect ervan vergroten. Deze extra ruimte tot verbetering, die Chris Beedie “headroom” noemt, is door behandelaars of coaches te benutten. Zorgen voor een groot vertrouwen van de sporter in een optimale begeleiding en training kan dus hoogstwaarschijnlijk helpen om de best mogelijke prestatie neer te zetten, zonder dat liegen of bedriegen daarvoor nodig is. Wel is het advies voor alle topsportbegeleiders om veel vertrouwen uit te spreken in alle gebruikte methodes en technieken, maar ook in het werk van alle collega’s. Op die manier is het vertrouwen van de sporter in zijn training en begeleiding, en wellicht in zijn medaillekansen, te optimaliseren.