Spring naar content

Vetpercentage en uithoudingsvermogen spelen amper een rol in warmteregulatie tijdens inspanning

Hoewel vaak anders wordt gedacht is de hoeveelheid afgegeven warmte tijdens inspanning nauwelijks afhankelijk van het vetpercentage en het uithoudingsvermogen van een sporter. Deze factoren voorspellen slechts 1-4% van de lichaamstemperatuur en de zweetrespons tijdens inspanning. De warmte die iemand produceert verklaart voor 50% de lichaamstemperatuur van een sporter.

De warmteregulatie van het lichaam, bijvoorbeeld tijdens inspanning, is afhankelijk van onder andere de warmteproductie en de zweetrespons. Als het lichaam zich niet meer goed kan koelen, bijvoorbeeld tijdens intensieve en langdurige inspanning in de hitte, bestaat de kans op hittestuwing. Veel sporters en coaches veronderstellen dat bijvoorbeeld het vetpercentage en de getraindheid van een sporter factoren zijn die een grote rol spelen in de capaciteit die het lichaam heeft om de warmte te reguleren. Zo bestaat het idee dat wat dikkere, minder goed getrainde sporters minder gemakkelijk hun warmte kwijt kunnen dan dunnere, goed getrainde atleten. Cramer en Ollie hebben nu onderzocht welke factoren bepalend zijn voor de stijging van de lichaamstemperatuur en de toename van de zweetrespons tijdens inspanning.

Weinig invloed

In totaal namen 28 sporters met een verschillend uithoudingsvermogen en met een grote variatie in vetmassa deel aan de studie. Ze waren gemiddeld ongeveer 24 jaar, de VO2max varieerde van 2,73 tot 5,27 l/min en de vetmassa varieerde van 4,9 tot 26,4 kg. De deelnemers fietsten op verschillende dagen een uur op een ergometerfiets bij 24 ÂșC met een luchtvochtigheid van ongeveer 33%, waarbij de intensiteit elke testdag anders was. Onder andere de warmteproductie, de kerntemperatuur, de zweetrespons en de vetmassa van de sporters zijn gemeten. Tussen 2 tests zat minimaal 48 uur. Aan de hand van een statistisch model is bepaald in welke mate de verschillende factoren van invloed waren op het oplopen van de kerntemperatuur en de zweetrespons tijdens inspanning.

De toename in lichaamstemperatuur is voor ongeveer 50% te verklaren door de toename in warmteproductie terwijl het vetpercentage slechts ongeveer 2% verklaarde. De zweetproductie is slechts ongeveer voor 4% door de VO2max, ofwel het uithoudingsvermogen verklaard, terwijl de warmteproductie ongeveer 60% de zweetproductie verklaarde.

Conclusie

Hoewel vaak anders gedacht, spelen uithoudingsvermogen en vetmassa maar een geringe rol in de warmteregulatie tijdens inspanning. Vooral de hoeveelheid warmte die iemand produceert is bepalend voor de hoeveelheid die iemand zweet en de mate waarin de lichaamstemperatuur stijgt. Het is altijd belangrijk om uit te kijken voor warmtestuwing. Een goede getraindheid en een geringe vetmassa zijn geen garantie om warmtestuwing te voorkomen.

Bron

  1. Cramer MN, Ollie J (2015) Explained variance in the thermoregulatory responses to exercise: the independent roles of biophysical and fitness/fatness-related factors. J. Appl. Physiol., In Press DOI: 10.1152/japplphysiol.00281.2015

Bewaren