Vorm koolhydraatinname maakt niet uit voor langdurige fietsinspanning
Sportdrank, gel, snoepjes en repen: duursporters consumeren tijdens een race vaak meerdere vormen van koolhydraten door elkaar heen. Hierbij nuttigen ze vaak meer dan de 90 gram per uur die de huidige sportvoedingsrichtlijnen bij een intensieve inspanning van meer dan 2,5 uur aanbevelen. Het is een verantwoorde keus, zo blijkt uit een recente studie bij wielrenners die tijdens drie uur fietsen elke 20 minuten 40 gram koolhydraten in verschillende vormen innamen.
Zonder dat de renners maag- en/of darmklachten kregen, bleef de energievoorziening op de fiets voor het grootste gedeelte door de ingenomen suikers gedekt. Hoewel het nog niet duidelijk is of een inname van 120 gram koolhydraten per uur daadwerkelijk méér energie levert dan de aanbevolen 90 gram, laat de huidige studie zien dat het in ieder geval niet uitmaakt in welke vorm de suikers geconsumeerd worden.
Wat is al bekend?
- Inname van koolhydraten houdt de sportprestatie op peil.
- 90 gram per uur wordt beschouwd als de maximale optimale hoeveelheid voor een duursporter tijdens langdurige inspanning.
Wat is nieuw?
- Een dosering van 120 gram suikers per uur geeft een hoge beschikbaarheid van energie tijdens langdurige fietsinspanning zonder maag-darmproblemen.
- Het maakt hierbij niet uit of de suikers als drank, gel of gelei worden ingenomen.
Wielrenners
De studie werd uitgevoerd aan de John Moores University in Liverpool bij negen mannelijke wielrenners met een maximale zuurstofopname van 65 mililiter per kilogram lichaamsgewicht per minuut. Zij bezochten met tussenpozen van minimaal een week vijf keer het inspanningslaboratorium. Om het voedingspatroon van duursporters in de praktijk goed na te bootsen kregen alle renners de dag voor het bezoek een hoog gehalte aan koolhydraten (8 gram per kilogram lichaamsgewicht) te eten, terwijl het ontbijt op de dag zelf ook nog 2 gram per kilogram lichaamsgewicht aan suikers bevatte.
De inspanning begon met een drie uur durende fietstest op 95% van het omslagpunt. De eerste keer kregen ze elke twintig minuten alleen 267 milliliter water te drinken, de andere vier keer 40 gram koolhydraten in een verschillende vorm: 1) als sportdrank, 2) als gel, 3) als gelei-reep, 4) als mix van sportdrank, gel en gelei. Bij alle vier werd ook 267 milliliter water gedronken. De verhouding maltodextrine (of in het geval van de gelei, glucose) en fructose in de aangeboden koolhydraten was 1:0,8. Bovendien waren de suikers verrijkt met C13-glucose en C13-fructose, zodat uit analyse van de verhouding C13/C12 in de uitgeademde CO2 bepaald kon worden wat hun bijdrage aan de energielevering tijdens het fietsen was.
Tijdens de drie uur fietsen nam de energievoorziening vanuit de koolhydraatoxidatie geleidelijk af en die van de vetverbranding toe, maar met uitzondering van alleen waterinname leverden de suikers aan het einde van de inspanning nog steeds de meeste energie. De ingenomen koolhydraten vormden met 40-50% in het tweede en derde uur de grootste bron; de bijdrage verschilde niet tussen de drank, gel, gelei of mix. De snelheid waarmee de ingenomen koolhydraten verbrand werden, lag gemiddeld in het derde uur rond 1,5 gram per minuut, overeenkomend met een oxidatie efficiëntie van de ingenomen koolhydraten van 70-75%. De piekoxidatie van de ingenomen suikers lag nog iets hoger en correspondeerde met eerder gerapporteerde maximale getallen van koolhydraatverbranding. Wel waren er aanzienlijke individuele verschillen tussen de renners (piekoxidatie van 1,2 tot 1,8 gram per minuut) maar níet tussen de verschillende vormen waarin de suikers werden aangeboden.
Geen klachten
Tijdens de inspanning werd elk half uur via een visuele schaal gescoord of de renners vanwege de hoge suikerinname klachten kregen zoals misselijkheid, oprispingen, een vol gevoel, buikkrampen, winderigheid en aandrang tot ontlasting. Dit was niet het geval: voor ieder symptoom kwam de totale score niet boven de 2 van de maximaal 60 uit.
Na de drie uur submaximale fietsinspanning volgde een uitputtingstest op 150% boven het omslagpunt. Terwijl de renners gemiddeld genomen na 250 seconden de trappers niet meer rondkregen wanneer zij alleen water te drinken kregen, verdubbelde de tijd tot uitputting tijdens inname van 120 gram koolhydraten per uur. Ook hier werd geen verschil gevonden tussen de vier condities waarin de koolhydraten aangeboden werden.
Afgaande op de huidige studie lijkt het dus niet uit te maken in welke vorm duursporters hun suikers innemen: drank, gel, gelei of een mix van deze. Of een inname van 120 gram suikers per uur (met een verhouding van maltodextrine of glucose ten opzichte van fructose van 1:0,8) daadwerkelijk meer energie geeft en de prestatie langer op peil houdt tijdens langdurige inspanning dan de huidige aanbevolen hoeveelheid van 90 gram per uur is echter nog niet onderzocht. Tenslotte is het de vraag of de huidige bevindingen bij wielrenners ook gelden voor bijvoorbeeld hardlopers, bij wie een inname van een hoge dosis koolhydraten een hoger risico op maag- en darmklachten geeft.
Bron
- Hearris MA, Pugh JN, Langan-Evans C, Mann SJ, Burke L, Stellingwerff T, Gonzalez JT, Morton JP. 13C-glucose-fructose labeling reveals comparable exogenous CHO oxidation during exercise when consuming 120 g/h in fluid, gel, jelly chew, or coingestion. J Appl Physiol (2022). 132(6): 1394-1406.