Spring naar content

Vraag aanleren complexe bewegingen

Om op de lange termijn een perfecte beweging uit te leren voeren bij turnen is het belangrijk om veel variatie in de beweging en de situatie aan te brengen tijdens het leerproces. De turner leert dan de perfecte beweging te herkennen en uit te voeren in verschillende situaties. Het uitvoeren van de gehele beweging in een situatie die makkelijker gemaakt is, is beter dan het aanleren van aparte onderdelen van de beweging. Ook is het belangrijk om een jonge turner aan te moedigen om zelf na te denken over de uitvoering en de verbetering van zijn beweging. Hier leert de atleet op de lange termijn beter van dan van veel commentaar van de trainer (externe feedback). Wel kan een trainer externe feedback gebruiken om de bedoeling van een nieuwe beweging uit te leggen, en om geslaagde uitvoeringen aan te geven. In tegenstelling tot wat vroeger wel beweerd werd is fouten maken ook heel belangrijk in het motorische leerproces. Door een beweging op verschillende manieren uit te voeren (bijvoorbeeld door bij een afsprong van het rek expres te vroeg en te laat los te laten) leert een turner veel beter te begrijpen wat de ideale beweging is.

Elke beweging is anders

Al in de jaren zeventig ontdekte Schmidt dat een sportbeweging nooit helemaal identiek is aan de vorige, zelfs als deze binnen de gestelde beoordelingscriteria perfect uitgevoerd is [10]. Iedere beweging is iets anders, al is het maar omdat de atleet soms vermoeid is, de spieren warmer of kouder zijn, of omdat de situatie (hardheid van de mat, vering van de springplank) net iets anders is. Een goede turner is dus in staat om zich aan te passen aan deze kleine variaties door de perfecte beweging per situatie uit te voeren. Hiervoor is het nodig dat hij niet, zoals men vroeger dacht, één enkele perfecte beweging kan uitvoeren, maar dat hij juist in staat is om de beweging met kleine, maar noodzakelijke variaties uit te voeren.

Effect op korte en lange termijn

Hoewel twintig keer precies dezelfde beweging uitvoeren in precies dezelfde situatie op het moment zelf (korte termijn) prestatieverbetering tot stand brengt, blijft deze kennis niet goed ‘hangen’ [10]. Beter is het dus om te variëren wat situatie, materiaal en dergelijke betreft. Dit geeft op de korte termijn soms minder snel resultaten, maar heeft een beter langetermijneffect [10]. Variatie wat ondergrond, snelheid, aanloop of moeilijkheid betreft (bijvoorbeeld hulp, licht hellend vlak, springplank, valkuil) maakt dus dat een turner op de lange termijn beter in staat zal zijn om voor een bepaalde situatie de perfecte beweging te realiseren. Ook kan hij zich beter aanpassen aan nieuwe omstandigheden (competitiestress, ander materiaal) en kan hij kleine fouten of afwijkingen in de beweging zelf snel corrigeren.

Feedback

Feedback speelt ook een belangrijke rol in het leerproces. In de literatuur zijn twee verschillende soorten feedback beschreven: interne en externe feedback [6]. Externe feedback (ook wel augmented feedback genoemd) is voornamelijk de verbale feedback die een trainer geeft over de gerealiseerde poging. In het begin van het leerproces is dit nuttig om uit te leggen wat de ideale beweging precies is. Geef dan altijd uitleg in de volgorde van wat het belangrijkst is [8]. Het laten zien van een voorbeeld is goed, en dit hoeft niet perfect uitgevoerd te zijn [10]. Dit kan natuurlijk ook met behulp van bijvoorbeeld video. Uit onderzoek in de sport blijkt dat de ideale hoeveelheid externe feedback erg laag ligt. Bij ongeveer zeven procent van de pogingen feedback geven is het effectiefst [4]. Dit moet dan vooral bij succesvolle uitvoeringen gebeuren [1]. Externe feedback is wel iets effectiever op de korte termijn, maar interne feedback is beter op de lange termijn [10]. Ook blijkt uit de literatuur dat externe feedback vaak zeer motiverend kan werken. Hierdoor oefent de atleet vaker en langer en doet hij beter zijn best tijdens de training [9].

Belang van interne feedback

Interne feedback is informatie die de atleet krijgt uit zijn eigen lichaam, bijvoorbeeld via de zintuigen. De atleet kan zo voelen hoe hard of zacht een landing was, of hoe gebogen de benen waren. Het gebruik van interne feedback is een vaardigheid die een atleet aan kan leren. Hiervoor is het nodig dat een atleet leert om zich af te vragen hoe het resultaat van zijn poging was, en dit te vergelijken met de ideale beweging. Bij te veel externe feedback leert de atleet niet om zijn interne feedback te gebruiken [9]. In sommige gevallen leert een atleet zelfs om de interne feedback te negeren. Het is dus belangrijk om jonge talenten al zeer vroeg zelf te laten nadenken over de uitvoering van hun beweging. Hoe voelde dit? Waarom ging het mis? Wat kan de atleet veranderen zodat de volgende uitvoering beter gaat? Dit heet ‘cognitive effort’ [5,10]. Dit betekent dat de atleet bewust moeite doet om de uitvoering van de beweging te begrijpen en na te denken over hoe hij de uitvoering ervan kan verbeteren. Als een atleet aangemoedigd is om zijn interne feedback te gebruiken en zich zelfstandig en gerespecteerd voelt, heeft dat een positief effect op het leerproces, de motivatie en het emotionele welzijn [7]. Ook is het goed om atleten zelf een strategie te laten kiezen om hun uitvoering te verbeteren [7]. Externe feedback zou hierbij ondersteunend kunnen werken.

Taakgerichte oriëntatie

Om een technisch perfect uitgevoerde beweging te realiseren is een taakgerichte oriëntatie ook zeer belangrijk [2]. Dit betekent dat het doel van de atleet is om zichzelf continu te verbeteren, zonder zich te vergelijken met anderen. Dit bevordert de bewuste moeite die een atleet doet om de interne feedback te benutten. Daarentegen is een trainingsomgeving met een prestatiegerichte oriëntatie niet bevorderlijk voor langetermijnprestaties bij turnen. In een dergelijke situatie probeert een atleet namelijk om zo vaak mogelijk te laten zien dat hij beter presteert dan de anderen. Dit gaat ten koste van de langetermijnprestatie, omdat de atleet zich op de kortetermijnprestatie concentreert. Dit kan bijvoorbeeld technisch imperfect uitgevoerde acrobatieën tot gevolg hebben. Ook probeert een atleet in een prestatie-omgeving koste wat het kost te vermijden minder goed te presteren dan anderen. Dit maakt dat de turners juist de elementen die ze (nog) niet zo goed beheersen niet zullen willen uitvoeren, omdat de anderen dan kunnen zien dat zij hier niet zo goed in presteren [2].

Conclusie

Tot slot is er veel onderzoek gedaan naar totaal of differentieel leren (whole and part practice) [3]. Het oefenen in stappen of onderdelen van de totale beweging is nuttig als de onderdelen van een beweging niet afhankelijk zijn van elkaar [9]. Bij turnen hangt de kwaliteit van een element vaak juist wel af van het vorige element. In die gevallen is het oefenen van de totale beweging beter [3]. Wel is het belangrijk dat een atleet snapt wat het doel van een oefening is [3]. Het oefenen van onderdelen kan soms handig zijn als educatief hulpmiddel om te begrijpen wat de bedoeling is. Lange tijd repetitief aparte onderdelen trainen is bij de meeste turnbewegingen niet aan te raden.

Bronnen

  1. Chiviacowsky S, Wulf G (2007) Feedback after good trials enhances learning. Res Q Exerc Sport, 78:40-7.
  2. Elliott AJ, McGregor HA (2001) A 2 x 2 achievement goal framework. J. Pers. Soc. Psy. 3:501-519.
  3. Fontana FE, Mazzardo O, Furtado, O jr., Gallagher JD (2009) Whole and part practice: a meta-analysis. Perc. Motor Skills, 109:517-530.
  4. Janelle CM, Barba DA, Frehlich SG, Tennant LK, Caraugh JH (1997) Maximising performance effectiveness through videotape replay and a self-controlled learning environment. Res. Q. Exerc. Sport, 68:269-279.
  5. Lee TD, Swinnen SP, Serrien DJ (1994) Cognitive effort and motor learning. Quest, 46,328-344.
  6. Leukel C, Lundbeye-Jensen J. (2012) The role of augmented feedback in human motor learning. in A Gollhofer, W Taube & JB Nielsen (eds), Routledge Handbook of Motor Control and Motor Learning. Routledge, London, pp. 135-154.
  7. Patterson, J.T., & Lee, T.D. (2010). Self-regulation of augmented information. Can. J.Exp. Psy., 64:33-40.
  8. Schmidt RA, Wrisberg CA (2008) Motor learning and performance: a problem-based learning approach. (4th ed.) Champaign, IL: Human Kinetics.
  9. Schmidt RA, Lee TD (2011). Motor control and learning: a behavioral emphasis (5th ed.) Champaign, IL: Human Kinetics.
  10. Sherwood DE, Lee TD (2003) Schema Theory: Critical review and implications for the role of cognition in a new theory of motor learning. Res. Q. Exerc. Sport, 74: 376-382.