Spring naar content

Vraag aanleren van techniek

Er bestaan veel verschillende manieren waarop een techniek kan worden aangeleerd. Op basis van de huidige inzichten lijkt het het meest doeltreffend om spelers technieken aan te leren door veel variatie (dynamiek) in oefeningen aan te brengen, in tegenstelling tot oefeningen waarin geïsoleerde bewegingen worden uitgevoerd. Er zijn twee methoden die in dit verband aangeprezen worden: ‘differentieel leren’ en ‘random’ oefenen. Bij ‘differentieel leren’ gaat het erom zo veel mogelijk variatie aan te brengen in de taak, de omgeving en het individu, waardoor de bewegingsuitvoering steeds anders is. Door de veelheid aan variatie vindt het individu de oplossing die het beste bij hem of haar past. Bij ‘random’ oefenen, waarbij verschillende bewegingstechnieken elkaar opvolgen en niet steeds dezelfde techniek wordt herhaald, is er geen tijd voor een speler om na te denken over de uitvoering van bewegingen. Hierdoor wordt onbewust geleerd en vindt de informatieverwerking op een dieper niveau plaats dan wanneer steeds dezelfde beweging wordt herhaald. De beweging wordt op deze manier beter geleerd en wordt langer onthouden. Daarnaast leidt het richten van de aandacht op externe factoren, zoals de balbaan of het eindpunt van de bal, tot betere prestaties dan wanneer de focus van aandacht intern wordt gericht (bijv. op de stand van de handen of voeten).

Interne focus

Er bestaan verschillende theorieën over hoe techniek het beste kan worden aangeleerd. Vaak wordt de aandacht intern gericht, omdat een speler wordt aangemoedigd na te denken over de bewegingen van zijn of haar lichaam. Bij een interne focus wordt bijvoorbeeld gelet op de stand van de handen of de voeten. Ook krijgt een speler verbale aanwijzingen die ervoor moeten zorgen dat de beweging steeds beter wordt uitgevoerd en worden de oefeningen vaak herhaald om de beweging ‘in te slijpen’. Deze manier van leren wordt expliciet leren genoemd [5,7].

Externe focus

Een speler kan echter beter op een impliciete manier bewegingen leren. Bij impliciet leren is de aandacht extern gericht, waardoor niet over een beweging wordt nagedacht. De speler voert de beweging automatisch en onbewust uit [1,5,7]. Bij een externe focus wordt bijvoorbeeld gelet op de balbaan of het eindpunt van de bal. Het uitvoeren en leren van bewegingen met een externe focus van aandacht is effectiever gebleken dan het uitvoeren en leren van bewegingen met een interne focus van aandacht [1,7]. Een voorbeeld van een van de vele studies naar het leren met een externe focus van aandacht is het onderzoek naar de miktaak van de vrije worp bij het basketbal [8].

Differentieel leren

Een nieuwe benadering voor het aanleren van bewegingen is het ‘differentieel leren’ [6]. De gedachte hierbij is dat een beweging niet eindeloos op dezelfde manier moet/kan worden uitgevoerd. Bij ‘differentieel leren’ wordt de speler uitgedaagd een beweging steeds op een andere manier uit te voeren. Hierdoor krijgt het lichaam steeds nieuwe feedback over de uitvoering van een beweging en het effect ervan. Op basis van die informatie kan het brein de beweging optimaliseren en dus steeds beter uitvoeren. Dit zou er voor moeten zorgen dat het brein op zoek gaat naar de beste manier van bewegen. Daarbij is het zo dat de beste manier voor het uitvoeren van een beweging voor iedere speler anders is. Er bestaat een optimale uitvoering voor ieder individu [5]. Dit wijkt af van de opvatting dat er een optimale techniek bestaat die strikt voorschrijft hoe een bepaalde taak moet worden uitgevoerd!

In de praktijk

‘Differentieel leren’ kan worden toegepast door op drie verschillende manieren variatie aan te brengen tijdens trainingen, te weten in de taak, de omgeving en het individu [3]:

  • De taak: een beweging wordt op heel verschillende manieren uitgevoerd. Bijvoorbeeld een smash. Een speler kan geïnstrueerd worden de bal zo snel mogelijk naar beneden rechtdoor of juist met een boog naar het plafond te slaan.
  • De omgeving: de ondergrond kan worden veranderd (zand), of spelers slaan vanaf een kast. Ook kan het net op verschillende hoogtes worden gehangen en kan de druk van de volleyballen gevarieerd worden. Een deel van de balbaan afschermen is een andere mogelijkheid.
  • Het individu: de sporter kan vermoeid oefeningen uitvoeren (pas wel op voor blessures!) of de sporter kan met gewichtjes worden verzwaard waardoor de timing bij het afzetten verandert.

Römer et al. [6] hebben in een artikel verschillende toepassingen voor ‘differentieel leren’ van de pass in het volleybal beschreven. Een aantal voorbeelden van het veranderen van de taak:

  • ‘kippenvleugel’; eenarmig met een gebogen elleboog hoog op de arm passen;
  • passen nadat over een mat gesprongen is;
  • passen met gebogen knieën en armen die vrij laag gehouden worden.

Een voorbeeld van ‘differentieel leren’ bij het kogelstoten is te vinden op internet [9].

Random oefenen

Behalve het ‘differentieel leren’ bestaat ook het ‘random oefenen’, dat voordelen heeft bij het aanleren van bewegingen. Bij ‘random oefenen’ wordt niet lang achter elkaar dezelfde techniek (bijvoorbeeld de set-up) geoefend tijdens een training, maar wordt deze afgewisseld met andere technieken (bijvoorbeeld de smash, het blok en de service). Het blijkt dat door ‘random’ bewegingen aan te bieden, de hersenen extra worden uitgedaagd om de juiste oplossingen te vinden voor de geoefende technieken. Daardoor wordt ‘dieper’ geleerd dan bij geblokt oefenen [2]. Op de korte termijn zorgt dit ervoor dat bewegingen tijdens de oefeningen wellicht minder goed worden uitgevoerd. Op de langere termijn blijkt dat de geleerde bewegingen langer behouden blijven en beter kunnen worden toegepast in andere situaties dan de trainingssituatie, zoals in de wedstrijd. Het ‘random oefenen’ is een vorm van impliciet leren; er wordt niet bewust nagedacht over de bewegingen. Onbewust vindt er wel afstemming plaats over hoe de bewegingen het beste kunnen worden uitgevoerd [2]. Ook voor het toepassen van ‘random’ bewegingen in de trainingen zal het idee van het inslijpen van een beweging losgelaten moeten worden.

Traditioneel versus random trainen

Gabbett [4] heeft bij talentvolle jonge volleyballers (jongens en meisjes) van circa 15 jaar de effecten van twee verschillende trainingen onderzocht. De fysieke fitheid en de techniek van de volleyballers werden gemeten en beoordeeld na twaalf weken instructiegerichte (traditionele) trainingen en na twaalf weken ‘random’ trainingen. De traditionele trainingen zorgden voor een betere techniek. De ‘random’ trainingen kwamen het meest overeen met de fysiologische belasting tijdens volleybalwedstrijden. De fysieke fitheid, spronghoogte en snelheid namen het meest toe bij de ‘random’ trainingsvorm. Gabbett [4] is van mening dat instructiegerichte trainingen en ‘random’ trainingen afwisselend moeten worden aangeboden voor een optimaal resultaat. Er is in deze studie alleen gekeken naar de kortetermijneffecten van de trainingen. ‘Random’ trainingen staan erom bekend vooral op de langere termijn effectiever te zijn en beter toepasbaar te zijn in andere situaties, zoals de wedstrijd. Er zijn studies die gekeken hebben naar de effecten op de langere termijn, maar het nadeel is dat die studies minder goed zijn opgezet. Kwalitatief goede studies moeten nog worden uitgevoerd.

Dynamische bewegingen

De voordelen van het ‘differentieel leren’ en het ‘random’ oefenen maken het aannemelijk dat het beter is om oefeningen in een dynamische vorm aan te bieden. Dynamische bewegingen zijn het meest wedstrijdspecifiek, zorgen voor meer complexiteit en variatie en daardoor voor betere leereffecten. Ook zorgen dynamische oefeningen ervoor dat een speler geen tijd heeft om na te denken over de uitvoering van de oefeningen. Hierdoor wordt een externe focus van aandacht gestimuleerd, met betere leereffecten als gevolg. Het toepassen van ‘differentieel leren’ en ‘random’ bewegingen in de trainingen vraagt een andere kijk van coaches op techniek. Bij deze vrij nieuwe vormen van trainen bestaat een theoretische optimale techniek namelijk niet. De aandacht ligt op het optimaliseren van de techniek die het beste bij de speler past. Dit zou er toe kunnen leiden dat spelers een heel andere uitvoering van een techniek laten zien dan de ‘ideale’ techniek. Ook moet in het achterhoofd gehouden worden dat de resultaten van traditionele trainingsvormen vaak snel zichtbaar zijn. Bij het ‘differentieel leren’ en ‘random’ aanbieden van bewegingen is het mogelijk dat de verbetering op de trainingen zelf minder goed te zien is. Daar staat tegenover dat deze trainingsvormen vaak op de langere termijn een verbetering laten zien, terwijl dat bij de traditionele oefenvormen niet het geval is.

Advies

Op basis van de beschreven voor- en nadelen van de verschillende trainingsvormen zou het daarom de moeite waard zijn om tijdens trainingen ‘differentieel leren’ en ‘random’ bewegen in te passen naast de bestaande trainingsvormen.

S. (Susan) Vrijkotte, met dank aan P.J. (Peter) Beek

Bronnen

  1. Beek PJ (2011) Nieuwe, praktisch relevante inzichten in techniektraining. Motorisch leren: het belang van een externe focus van aandacht (deel 2). Sportgericht, 65 (3): 2-5.
  2. Beek PJ (2011) Nieuwe, praktisch relevante inzichten in techniektraining. Motorisch leren: het belang van contextuele interferentie (deel 4). Sportgericht, 65 (5): 2-6.
  3. Beek PJ (2011) Nieuwe, praktisch relevante inzichten in techniektraining. Motorisch leren: het belang van random variaties in de uitvoering (deel 5). Sportgericht, 65 (6): 30-35.
  4. Gabbett TJ (2008) Do skill-based conditioning games offer a specific training stimulus for junior elite volleyball players? J. Strength Con. Res., 22: 509-517.
  5. Rehorst J, van der Loo H (2009) Motorisch leren en fucntioneren. Sportgericht, 63 (6): 31-34.
  6. Römer J, Schöllhorn WI, Jaitner T, Preiss R (2009) Differenzielles lernen im volleyball. Sportunterricht, 58: 41-45.
  7. Wulf G, Prinz W (2001) Directing attention to movement effects enhances learning: a review. Psychon. Bull. Rev., 8: 648-660.
  8. Zachry T, Wulf G, Mercer J, Bezodis N (2005) Increased movement accuracy and reduced EMG activity as the result of adopting an external focus of attention. Brain Res. Bull., 67: 304-309.
  9. http://www.youtube.com/watch?v=U2AMfyyUt5c (06-03-2012).