Vraag aanvalssprong in het zand
Beachvolleyballers passen de aanvalssprong aan door de laatste stap van de aanloop te verkleinen en door de hele voet in het zand te zetten in plaats van eerst de hak. Door deze aanpassing vergroten beachvolleyballers het oppervlak waarmee kracht gezet kan worden. Dit komt ten goede aan de spronghoogte.
Bij het trainen van de spronghoogte is het verstandig de grotere bewegingsuitslagen in de heupen en de enkels mee te nemen. Dit kan het beste door de training in het zand uit te voeren en niet op een harde ondergrond. In het zand is de beweging in de heupen en de enkels namelijk groter bij het springen. Door te trainen in het zand ontstaat er een neuromusculaire aanpassing. Bij deze aanpassing stemt het lichaam af hoe het beste bewogen kan worden in het zand. Omdat de bewegingen in de heupen bij het beachvolleybal groter zijn, zijn sterke rugspieren belangrijk om blessures te voorkomen.
Springen in zand
De eigenschappen van zand zijn heel anders dan de eigenschappen van een harde vloer. Zand is zacht en verschuift makkelijk van plek. De kracht die een speler levert om te springen gaat deels verloren in het zand. Ook zorgt het wegschuiven van het zand ervoor dat beachvolleyballers anders bewegen dan volleyballers in de zaal.
Beweging
De enkel speelt een belangrijke rol bij springen. De enkelbeweging zorgt voor maar liefst 23 procent van de afzetsnelheid. De verschillen in de afzet in het zand en op een harde ondergrond zijn in detail bekeken door Griekse wetenschappers [1]. Zij hebben vijftien topbeachvolleyballers in het zand en op een harde ondergrond laten springen. De voet staat meer naar beneden in het zand, waardoor de enkel meer gestrekt is. Bij het springen zoekt de enkel naar een mogelijkheid om af te zetten. Door het instabiele zand kan de voet niet voldoende grip krijgen, waardoor de enkel verder beweegt in het zand. Omdat zand instabiel is kan er minder kracht en vermogen worden ontwikkeld, waardoor er minder hoog wordt gesprongen.
Het gevolg van het verder bewegen van de enkel is dat het lichaam wat uit balans raakt. Dit wordt gecompenseerd door een grotere beweging in de heup. Volgens de wetenschappers is de grotere beweging in de heup een mogelijke reden waarom er bij beachvolleyballers zo veel lagerugklachten worden gerapporteerd.
Onderzoek
Oostenrijkse wetenschappers hebben specifiek de aanvalssprong bij beachvolleyballers onderzocht. De bewegingen in het zand zijn trager dan de bewegingen in de zaal. Een onderzoek van studenten van de Haagse Hogeschool (met de minor Sporttechnologie) bij Beach Team Holland heeft dit eveneens aangetoond [3]. Dit komt doordat het zand instabiel is en eerst wordt samengedrukt voordat er kan worden afgezet. Ook is de laatste stap van de aanloop kleiner bij beachvolleyballers vergeleken met de laatste stap in de zaal. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk weer het instabiele zand, waardoor het afzetten moeilijker is. Een derde verschil dat werd gevonden is de manier van afzetten.
Beachvolleyballers proberen met de hele voet in het zand te landen en af te zetten. In de zaal proberen volleyballers juist eerst met de hak op de grond te komen. Door in het zand met een platte voet te landen vergroten beachvolleyballers het oppervlak waarmee kracht kan worden uitgevoerd. Dit vermindert het wegzakken in het zand, waardoor er hoger gesprongen kan worden.
De Oostenrijkers adviseren om volleyballers uit de zaal voldoende tijd te geven om zich aan te passen aan het zand. De bewegingen in het zand zijn anders dan die in de zaal, waardoor het lichaam tijd nodig heeft zich aan te passen. In de studie hebben de deelnemers twee maanden de tijd gekregen om zich aan te passen. Volgens de wetenschappers zou dat voldoende moeten zijn. Pas na deze aanpassing kunnen optimale prestaties worden geleverd.
Adviezen
Doordat er in het zand meer beweging in de heupen plaatsvindt is ook de belasting in de lage rug hoger. Er wordt dan ook geadviseerd de lagerugspieren bij beachvolleyballers goed te trainen, om rugklachten te voorkomen.
Praktische adviezen voor een aanvalssprong in het zand zijn:
- Maak de laatste stap van de aanloop niet te lang. In de zaal is het voordelig een hoge snelheid te hebben zodat hoger gesprongen kan worden. In het zand werkt dit niet zo.
- Train de aanvalssprong in het zand en niet op een harde ondergrond. In het zand werken andere krachten en is de beweging van de aanloop anders dan in de zaal. Ook moet het lichaam zich weer gaan aanpassen.
- Zorg dat er zo veel mogelijk met een vlakke voet wordt afgezet. Op die manier is er meer weerstand van het zand en kan hoger gesprongen worden.
- In theorie is afzetten met ‘grotere’ voeten een andere mogelijkheid. Deze methode is praktisch alleen een stuk moeilijker uitvoerbaar.
- Train de lagerugspieren. Door de grotere beweging in de heup tijdens het springen in het zand wordt de lage rug extra belast. Sterke rugspieren verminderen de kans op blessures.
- Indien spelers ook in de zaal trainen moet er rekening mee worden gehouden dat de aanpassingen van het lichaam aan de bewegingen in het zand enkele weken duren. De Oostenrijkse wetenschappers beweren dat na acht weken het neuromusculaire systeem is aangepast.
Auteur: S. (Susan) Vrijkotte
Bronnen
- Giatsis G, Kollias I, Panoutsakopoulos V, Papaiakovou G (2004) Volleyball. Sports Biomechanics, 3; 145-158.
- Tilp M, Wagner H, Müller E (2008). Differences in 3D kinematics between volleyball and beach volleyball spike movements. Sports Biomechanics, 7: 386-397.
- Klerks M, Middag T, Meester M, Warger T, van Herk J, Pieterse E (2008). Sprongtechnieken in het beachvolleybal. Stageverslag. Opgenomen in: eduweb.hhs.nl/~volleybal/Volleybal.PDF