Spring naar content

Vraag acclimatisatie klimaat voor paarden

Een paard dat niet gewend (geacclimatiseerd) is aan een warme en vochtige omgeving zal waarschijnlijk slechter presteren tijdens een duurinspanning in deze omstandigheden. De hartfrequentie en zweetproductie zullen tijdens deze omstandigheden aanzienlijk stijgen. Daarnaast zal de kerntemperatuur eerder de kritieke waarde (kerntemperatuur van ongeveer 41,5 °C) bereiken dan tijdens inspanning in een koele omgeving. Welk effect deze klimatologische veranderingen hebben op de kracht van het paard is niet bekend. Daarnaast is niet onderzocht welk effect warmte heeft op het leveren van een kortdurende prestatie. Aangezien een dressuurproef maximaal 6 minuten duurt zal de kerntemperatuur niet dusdanig stijgen dat het paard last krijgt van warmtestuwing.

In tegenstelling tot de eerder beantwoorde vraag over acclimatiseren aan tijdsverschillen bij paarden, blijkt dat acclimatiseren aan klimatologische omstandigheden wel nuttig kan zijn. Door de acclimatisatie zal het paard (en de ruiter) onder omstandigheden moeten presteren waaraan beide gewend zijn. Na acclimatisatie zullen de hartfrequentie en zweetproductie dichterbij de waardes tijdens een inspanning in een koele omgeving liggen. In de meeste studies gebruiken onderzoekers een acclimatisatieperiode van ongeveer 2 tot 3 weken. Dit betekent niet dat een paard al weken op locatie hoeft te zijn en zelfs niet dat het paard hele dagen in een warme vochtige omgeving moet verblijven. Het volstaat ook om een paard alleen in de omstandigheden waarop hij moet presteren te laten trainen. De acclimatisatieperiode kan dus al in Nederland beginnen, als er een omgeving gecreëerd kan worden die klimatologisch lijkt op die van bijvoorbeeld Rio de Janeiro ten tijde van bijvoorbeeld de Olympische Spelen.

In de praktijk gaat er aan een dressuuroefening nog driekwartier tot een uur warming-up vooraf. Dat is niet meegenomen in de beantwoording van deze vraag, maar het vergroot het belang van acclimatisatie des te meer.

Presteren in de warmte

Net als bij mensen geldt voor paarden dat de kerntemperatuur stijgt tijdens inspanning. Een paard kan zichzelf onder andere koelen door middel van zweten en hijgen [7]. Als de buitentemperatuur hoog is en er ook nog eens sprake is van een hoge luchtvochtigheid kan een paard zichzelf op een gegeven moment niet voldoende meer koelen. Op dat moment bestaat het risico dat een paard last krijgt van warmtestuwing en dit zal ten koste gaan van de prestatie [4,6]. Bij een kerntemperatuur van >41,5 °C is er een risico op warmtestuwing [1]. Of warmtestuwing een effect heeft op de prestatie is vooral onderzocht in een setting waarbij een paard zich langdurige moest inspannen (>60 min). Uit dit onderzoek blijkt dat paarden tijdens een duurinspanning van gelijke intensiteit in een warme vochtige en omgeving een 14% hogere VO2 hadden dan in een koele omgeving [4]. Wat een warme en vochtige omgeving voor een effect heeft op de spierkracht van paarden is niet onderzocht. Bij een dressuurproef duurt de (laag intensieve) inspanning maximaal 6 minuten. Of een paard binnen 6 minuten dusdanig last krijgt van de warmte dat het ten kostte gaat van de dressuurprestatie is niet onderzocht. Er is wel een studie verschenen waarbij paarden enkele minuten op een bepaalde snelheid moesten lopen in zowel een warme als een koele omgeving. Als paarden 4 minuten achtereenvolgens 3,5, 4,5 en 7 m/s moesten lopen bij 31 °C en een luchtvochtigheid van 67% liep de kerntemperatuur op van 38 °C, naar 38,5 en 39 °C. Als de paarden dezelfde test nogmaals uitvoerden bij 18 °C en 47% luchtvochtigheid lag de kerntemperatuur ongeveer een halve graad lager. Ook de hartfrequentie lag ongeveer 10 slagen lager als de paarden zich in een koele omgeving moesten inspannen [2]. Ondanks dat de kerntemperatuur en hartfrequentie stijgen lijkt het erop dat de paarden tijdens een kortdurende laag tot matig intensieve inspanning niet het risico te lopen op hittestuwing. Bij een dressuurproef speelt uithoudingsvermogen een minder belangrijke rol dan bijvoorbeeld concentratie en coördinatie. Welke rol warmte en luchtvochtigheid speelt op deze prestatiebepalende factoren is niet onderzocht.

Acclimatisatie

Aangezien er wel fysiologische veranderingen optreden tijdens inspanning in de warmte is het waarschijnlijk toch verstandig om een periode van acclimatisatie toe te passen [1,5]. Het is belangrijk om als ruiter bij een groot toernooi, zoals de Olympische Spelen, zoveel mogelijk onzekerheden weg te nemen. Het meest ideaal zou zijn als een ruiter en paard hun proef moeten rijden onder de omstandigheden waarbij ze gewend zijn om te trainen. In dat geval weet een ruiter precies wat hij van het paard kan verwachten, zowel qua gedrag als fysiologisch. Uit onderzoek blijkt dat acclimatiseren aan een warme en vochtige omgeving prima mogelijk is. Gemiddeld is er ongeveer 2 tot 3 weken nodig om het paard te laten wennen aan inspanning in de warmte [3,6]. Na deze periode van acclimatisatie zal het paard minder vocht verliezen, de lichaamstemperatuur zal minder stijgen en ook de hartfrequentie zal minder stijgen bij inspanning in de warmte. Met andere woorden de fysiologische veranderingen die optreden door de inspanning in de warmte zullen na acclimatisatie in mindere mate optreden. Ze zullen meer lijken op de fysiologische reacties tijdens inspanning in een koelere (thuis)omgeving.

Zoals gezegd adviseren de meeste onderzoekers een acclimatisatieperiode van 2 tot 3 weken [5]. De beste manier van acclimatiseren is bij de temperatuur en luchtvochtigheid te trainen waarop het paard en de ruiter ook moeten presteren tijdens een grote wedstrijd. Het is niet nodig dat een paard continu in deze omstandigheden leeft, alleen trainen in deze omstandigheden volstaat [3,6]. Dit betekent ook dat, als de mogelijkheid er is om het klimaat in een ruimte te regelen, het paard al kan beginnen met acclimatiseren als het nog in Nederland is. Meet zowel voor als na de trainingen in de warmte de kerntemperatuur van het paard en laat het paard naar vrije wil drinken [5].

Deodoro

De temperatuur en luchtvochtigheid in Deodoro in Brazilië, waar zowel het testevent in 2015 als de Olympische Spelen van Rio de Janeiro in 2016 gereden zullen worden, ligt in augustus respectievelijk rond de 25 °C en boven de 70% [8]. Dit is niet heel extreem, maar de omstandigheden kunnen nogal eens fluctueren. Zo is het niet uitzonderlijk dat de temperatuur in de zomer oploopt tot ver boven de 30 °C met een hoge luchtvochtigheid, maar ook 20 °C komt voor. Het is daarom wellicht goed om bijvoorbeeld het tweede deel van de acclimatisatie al wel op de locatie te verblijven zodat het paard ook aan deze fluctuaties kan wennen waarin het paard een topprestatie zal moeten leveren.

Conclusie

De duurprestatie zal verslechteren tijdens een inspanning in een warme vochtige omgeving. Welk effect dit heeft op de kracht is niet bekend. Ook bij een kortdurende inspanning zal onder andere de kerntemperatuur meer stijgen dan tijdens inspanning in een koele omgeving. Deze stijging zal waarschijnlijk niet leiden tot warmtestuwing van het paard. In tegenstelling tot de eerder beantwoorde vraag over acclimatiseren aan tijdsverschillen bij paarden, blijkt dat acclimatiseren aan klimatologische omstandigheden wel nuttig kan zijn. Twee tot 3 weken acclimatiseren kan er voor zorgen dat een paard went aan de klimatologische omstandigheden in Deodoro. Door in deze omstandigheden te trainen en in een koele omgeving te leven zullen de fysieke reacties die optreden tijdens inspanning in de warmte minder zijn en meer lijken op de fysieke reacties tijdens inspanning in een koele omgeving.

Tot slot

In de praktijk gaat er aan een dressuuroefening nog driekwartier tot een uur warming-up vooraf. Dat is niet meegenomen in de beantwoording van deze vraag, maar het vergroot het belang van acclimatisatie des te meer. Het is wellicht verstandig een korte warming-up te overwegen om eventuele warmtestuwing te voorkomen.

Het gevonden onderzoek is vrij gedateerd. Het is echter niet te verwachten dat de bevindingen uit dit onderzoek bij het nu opnieuw uitvoeren anders zullen zijn. Helaas is er geen onderzoek bekend waarin dressuurprestaties in een warme en vochtige omgeving zijn onderzocht. Met behulp van de gevonden literatuur en door navraag bij dr. Carolien Munsters hebben we als “best educated guess” een praktisch advies kunnen geven voor de voorbereiding op wedstrijden in Deodoro.

Dit artikel is in samenwerking met C. (Carolien) Munsters geschreven.

Bronnen

  1. Geor RJ, McCutcheon LJ, Ecker GL, Lindinger MI (2000) Heat storage in horses during submaximal exercise before and after humid heat acclimation. J. Appl. Physiol., 89: 2283-2293
  2. Hargreaves BJ, Kronfeld DS, Naylor JR (1999) Ambient temperature and relative humidity influenced packed cell volume, total plasma protein and other variables in horses during an incremental submaximal field exercise test. Equine Vet. J., 31: 314-318
  3. Jeffcott LB, Kohn CW (1999) Contributions of equine exercise physiology research to the success of the 1996 Equestrian Olympic Games: a review. Equine Vet. J. Suppl., 30: 347-55
  4. Marlin DJ, Scott CM, Schroter RC, Mills PC, Harris RC, Harris PA, Orme CE, Roberts CA, Marr CM, Dyson SJ, Barrelet F (1996) Physiological responses in nonheat acclimated horses performing treadmill exercise in cool (20 degrees C/40% RH), hot dry (30 degrees C/40% RH) and hot humid (30 degrees C/80% RH) conditions. Equine Vet. J. Suppl., 22: 70-84
  5. Marlin DJ (1998) Acclimation and acclimatisation of the equine athlete. Int. J. Sports Med., 19: Suppl 2: S164-166
  6. Marlin DJ, Scott CM, Schroter RC, Harris RC, Harris PA, Roberts CA, Mills PC (1999) Physiological responses of horses to a treadmill simulated speed and endurance test in high heat and humidity before and after humid heat acclimation. Equine Vet. J., 31: 31-42
  7. McCutcheon LJ, Geor RJ, Ecker GL, Lindinger MI (1999) Equine sweating responses to submaximal exercise during 21 days of heat acclimation. J. Appl. Physiol. 87: 1843-1845
  8. www.inmet.gov.br