Spring naar content

Vraag aerobe belasting skiën

Kort antwoord

Hoe belangrijk duurtraining precies is voor skiërs valt op basis van de bestaande literatuur helaas niet te zeggen. Dat komt doordat het niet goed duidelijk is welk deel van de energiebehoefte van skiërs geleverd wordt door de aerobe stofwisseling. Gedateerd onderzoek laat zien dat dit ongeveer veertig procent is, maar of dat ook voor de topskiërs van nu geldt is onduidelijk. Relatief eenvoudige metingen zouden daar uitsluitsel over kunnen geven.

Ook zijn onderzoekers het niet eens over het precieze belang van duurtraining voor skiërs. Sommige onderzoekers kennen er flinke waarde aan toe, terwijl anderen van mening zijn dat skiërs zich vooral op hun anaerobe capaciteit moeten concentreren.

Skiërs die hun aerobe capaciteit willen vergroten kunnen dit waarschijnlijk met zowel continue duurtraining doen, als met hoog intensieve intervaltraining (HIT). Voor welke trainingsvorm goed getrainde skiërs het beste kunnen kiezen is echter niet bekend, maar HIT lijkt in ieder geval het beste aan te sluiten bij het karakter van de sport. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat goedgetrainde sporters hun aerobe capaciteit ook af en toe op hoogte moeten trainen aangezien zij daardoor meer kleine bloedvaten in hun beenspieren aanmaken. Deze methode moet echter wel voorzichtig worden ingezet aangezien frequent intensief op hoogte trainen tot verlies van spierweefsel kan leiden.

Uitgebreid antwoord

Alpineskiën

Alpineskiën is een complexe sport. Afhankelijk van de discipline (slalom, reuzenslalom, afdaling of super G) kan een run tot twee en een halve minuut duren waarbij de skiërs pieksnelheden bereiken van 160 kilometer per uur [4,5,12]. Hoewel de snelheden bij de meer technische disciplines beduidend lager liggen, is zowel de fysiologische als de mechanische belasting op het lichaam ook bij die onderdelen hoog. Bij deze disciplines moeten de skiërs namelijk veel korte bochten nemen en daarmee veel kracht leveren met hun benen.

Ongeacht de discipline moeten skiërs dus veel kracht kunnen leveren met hun benen en romp. Gezien de duur van de inspanning zal de energie die ze hiervoor nodig hebben voor een deel geleverd worden door de aerobe capaciteit en voor een deel door de anaerobe capaciteit. Hierbij heeft het anaerobe deel een lactische (met aanmaak van melkzuur) en een alactische (zonder aanmaak van melkzuur) component [12].

Hoe belangrijk is de aerobe capaciteit?

Hoewel er enkele studies zijn uitgevoerd naar de hoeveelheid energie die skiërs verbruiken, is niet precies duidelijk in welke mate zij daar hun aerobe capaciteit voor aanspreken. Ondanks dat onderzoek uit de jaren ’80 laat zien dat deze bijdrage ongeveer veertig procent bedraagt [1,13], is het maar de vraag hoe representatief deze oude informatie is voor de huidige generatie topskiërs. Sindsdien heeft het skiën namelijk flinke veranderingen doorgemaakt, zoals de invoering de carveski.

Topskiërs blijken in ieder geval over een redelijke aerobe capaciteit te beschikken. Voor mannen bedraagt deze meestal tussen de 55 en 70 milliliter zuurstof per kilogram lichaamsgewicht. Bij vrouwen liggen deze waarden doorgaans iets lager [9,11]. Hoewel onderzoek onder Oostenrijkse topskiërs laat zien dat deze aerobe capaciteit sterk samenhangt met de prestatie, zegt dat niets over oorzaak en gevolg. Oftewel, het is niet gezegd dat skiërs beter gaan presteren als zij hun aerobe capaciteit vergroten. Ook zegt een sterke samenhang niets over de precieze bijdrage van de aerobe capaciteit aan de prestatie.

Bij Zwitserse topskiërs lijkt er in de periode rond de eeuwwisseling een verschuiving plaatsgevonden te hebben in het trainingsschema, waarbij zij zich meer zijn gaan richten op duurtraining. In een periode van tien jaar nam hun aerobe capaciteit met ongeveer tien procent toe terwijl hun anaerobe capaciteit met ongeveer hetzelfde percentage afnam [7]. In hoeverre deze verschuiving invloed heeft gehad op de prestatie is echter onbekend. Daarnaast lijkt deze verschuiving mede ingegeven doordat de beste skiër uit die periode een grote aerobe capaciteit had.

Geen consensus

Onderzoekers zijn het niet met elkaar eens over het belang van de aerobe capaciteit voor de prestatie [6,10,11]. Zo stellen sommigen dat de aerobe capaciteit geen prestatiebeperkende factor is en dat skiërs zich voornamelijk moeten richten op het vergroten van hun anaerobe capaciteit. Andere onderzoekers stellen daarentegen dat skiërs wél moeten streven naar een grote aerobe capaciteit, mede omdat zij daardoor na een run sneller in staat zijn om te herstellen. Tot slot zijn er ook onderzoekers die menen dat er onvoldoende kennis bestaat om het precieze belang van zowel de anaerobe als de aerobe capaciteit te duiden [7].

Trainen aerobe capaciteit

Ook op de vraag hoe skiërs het beste hun aerobe capaciteit kunnen trainen is helaas geen duidelijk antwoord te geven. Voor zover bij Topsport Topics bekend is er bij skiërs maar één goede studie uitgevoerd waarin twee verschillende trainingsvormen met elkaar vergeleken zijn, te weten hoog-intensieve intervaltraining (HIT) vs. continue duurtraining. Daaruit blijkt dat HIT voor een iets grotere stijging zorgt van de aerobe capaciteit [3]. Of dat ook geldt voor topskiërs met jarenlange trainingservaring is echter allerminst zeker. De aangehaalde studie is namelijk bij jeugdige skiërs uitgevoerd, en het gevonden verschil is klein. Bij andere sporters lijkt het erop dat zij zowel met continue duurtraining als met HIT hun aerobe capaciteit kunnen trainen, waarbij HIT over het algemeen tot iets betere resultaten leidt [8]. Gelet op het type belasting lijkt HIT in ieder geval het beste aan te sluiten bij het karakter van de skisport.

Ongeacht de trainingsvorm die skiërs uiteindelijk kiezen om hun aerobe capaciteit te vergroten, zouden zij ervoor kunnen kiezen om deze training af en toe op hoogte uit te voeren [2]. Door de lagere zuurstofspanning op hoogte, stimuleren zij namelijk de aanmaak van kleine bloedvaten in de spieren, waardoor hun doorbloeding aldaar verbetert. Bovendien kan door de hoogte het aantal rode bloedlichaampjes toenemen. Voorzichtigheid met deze methode is wel op zijn plaats aangezien te vaak op hoogte trainen tot verlies van spierkracht kan leiden. Of een groter vaatbed bijdraagt aan de wedstrijdprestatie is niet goed duidelijk, mede omdat de bloedsomloop in de benen tijdens een run grotendeels wordt afgekneld door de druk die de spieren leveren. Na afloop van een run zal een groter vaatbed er waarschijnlijk aan bijdragen dat melkzuur sneller wordt afgevoerd en skiërs wat dat betreft sneller herstellen.

Bronnen

  1. Andersen RE, Montgomery DL (1988) Physiology of alpine skiing. Sports Med., 6: 210-221
  2. Boushel R, Lundby C, Qvortrup K, Sahlin K (2014) Mitochondrial plasticity with exercise training and extreme environments. Exerc. Sport Sci. Rev., 42: 169-174
  3. Breil FA, Weber SN, Koller S, Hoppeler H, Vogt M (2010) Block training periodization in alpine skiing: effect of 11-day HIT on VO2max and performance. Eur. J. Appl. Physiol., 109: 1077-1086
  4. Ferguson AR (2009) Limitations to performance during alpine skiing. Exp. Physiol., 95: 404-410
  5. Hydren JR, Volek JS, Maresh CM, Comstock BA, Kraemer WJ (2013) Review of strength and conditioning for alpine ski racing. Strength Cond. J., 35: 10-28
  6. Maffiuletti NA, Impellizzeri F, Rampinini E, Bizzini M, Mognoni P (2006) Letter to the editors – Is aerobic power really critical for succes in alpine skiing. Int. J. Sports Med., 27: 166-167
  7. Maffiuletti NA, Jordan K, Spring FM, Impellizzeri F, Bizzini M. Physiological profile of Swiss elite alpine skiers – a 10 year longitudinal comparison. In: Science and Skiing IV. Müller E, Lindeinger S, Stöggl T, eds. New York, NY: Meyer & Meyer Sport (UK) Ltd., 2009, pp 365-373
  8. Milanović Z, Sporiš G, Weston M (2015) Effectiveness of high-intensity interval training (HIT) and continues endurance training for VO2max improvements: a systematic review and meta-analysis of controlled trails. Sports Med., 45: 1469-1481
  9. Neumayr G, Hoertangl H, Pfister R, Koller A, Eibl G, Raas E (2003) Physical and physiological factors associated with success in professional alpine skiing. Int. J. Sports Med., 24: 571-575
  10. Neumayr G, Hoertangl H, Raas E (2006) The authors’ reply – Letter to the editors. Int. J. Sports Med., 27: 168-169
  11. Ropret R (2015) Limiting factors for success in alpine skiing. Facta Universitatis. Physical Education and Sport, 13: 167-176
  12. Turnbull JR, Kilding AE, Keogh JWL (2009) Physiology of alpine skiing. Scand. J. Med. Sci. Sports, 19: 146-155
  13. Veicsteinas AG, Ferretti G, Margonato V, Rosa G, Tagliabule D (1984) Energy cost of and energy sources for alpine skiing in top athletes. J. Appl. Physiol., 56: 1187-1190