Spring naar content

Vraag beschutting roeibaan

Bomen langs de roeibaan zorgen voor een ongelijke verdeling van de windkracht boven het water. Dit zorgt voor een meer horizontale circulatie in het water, wat betekent dat de ene helft van de roeibaan tegenstroom heeft en de andere helft meestroom. Dit veroorzaakt een oneerlijke wedstrijdsituatie. Door een roeibaan in een open veld te leggen is een meer gelijke verdeling van de windkracht boven het water wat resulteert in een meer verticale circulatie van het water. Dit betekent in de praktijk dat de stroming van het water in de gehele roeibaan dezelfde kant op zal zijn. Deze fenomenen treden vooral op in een roeibaan die afgesloten is en feitelijk een grote ‘bak’ met water vormt, zoals “de Bosbaan”. Om het effect van de horizontale stroming tegen te gaan is het mogelijk een soort afwateringskanaal aan het begin en eind van de roeibaan te maken, zoals bij de Willem Alexanderbaan in Rotterdam is gedaan. Een wedstrijd op een roeibaan die in een open veld ligt en afvoerkanalen heeft zal eerlijker zijn dan beschutte roeibaan zonder afvoerkanalen. Het nadeel van een roeibaan in een open veld is dat de wind hogere golven zal produceren waardoor de oevers ‘zacht’ zullen moeten zijn om hier zo min mogelijk last van te hebben. Dit kan bijvoorbeeld door het plaatsen van riet. De roeiers zullen in dat geval allemaal ongeveer evenveel last hebben van de golven en de omstandigheden zullen het eerlijkst zijn.

T.H. (Herman) IJzerman na overleg met dr.ir. G.S. (Guus) Stelling

In 1998 moest de Amsterdamse roeibaan “de Bosbaan” omgebouwd worden zodat het aan de internationale wedstrijdregels voldeed. Onder andere dr.ir. Stelling van de TU Delft heeft toentertijd meegedacht over de eigenschappen van de baan die door deze aanpassingen zouden veranderen. Aan de hand van een computermodel is destijds onderzocht wat er zou gebeuren met de omstandigheden op “de Bosbaan” als deze verbreed zou worden van 6 naar 8 banen. De vraag was of er verschillen zouden optreden tussen de banen wat betreft de lucht- en wateromstandigheden. Aan de hand van het opgestelde rapport uit 1998 en na uitvoerig overleg met dr.ir. Stelling is de huidige vraag wat het effect is van al dan geen beschutting langs een roeibaan beantwoord.

Bij het beantwoorden van de vraag is ervan uitgegaan dat de roeibaan gesloten en overal even diep is. Elke roeibaan heeft zijn eigen eigenschappen, zoals bodemstructuur, wel/geen vlakke bodem etc. Hierdoor is het onmogelijk om in dit antwoord met alle factoren rekening te houden. Het principe van wind en wel of geen beschutting is nader uiteengezet in dit antwoord.

Verticale en horizontale circulaties

Een roeibaan is voor te stellen als een grote ‘bak’ met water en wind zorgt voor stroming in deze ‘bak’. Wanneer de wind over het wateroppervlak waait zal de bovenste laag van het water meestromen met de wind. Deze laag is echter heel dun en minder diep dan de diepte waarop een roeiboot ligt. Het water onder deze laag zal als reactie tegen de wind in gaan stromen. Dit resulteert in een gelijke stroming in de gehele roeibaan. Dit fenomeen heet ook wel verticale circulatie [1], zie figuur 1. Daarnaast is er ook sprake van horizontale circulatie. Een horizontaal circulatiepatroon zorgt voor een opstuwing van het water naar een van de oevers. Water heeft als eigenschap dat het aan de kant van de opstuwing met de wind meestroomt en aan de andere oever juist tegen de wind in gaat stromen. In de praktijk betekent dit dat horizontale circulatie zorgt voor een tegenstroom voor de roeiers aan een kant van de baan en meestroom aan de andere kant van de baan [1], zie figuur 1. Dit betekent dat de omstandigheden tussen de verschillende banen niet gelijk zijn en daarmee veroorzaakt deze horizontale circulatie een oneerlijke wedstrijdsituatie. Er is nooit alleen sprake is van verticale of alleen van horizontale circulatie. Daarnaast zorgt wind niet alleen voor stroming op een roeibaan maar ook voor golven die weer tot een weerstandstoename voor de boot leiden.

Wel of geen beschutting?

De vraag is nu wat beschutting doet met de bovengenoemde aspecten. Zorgen bijvoorbeeld hoge bomen voor eerlijkere omstandigheden voor de roeiers of is de afwezigheid van beschutting eerlijker?

Bomen op de oever zullen de wind ‘breken’. Dit heeft tot gevolg dat de verdeling van de windkracht niet meer gelijk is over de roeibaan [1]. Deze ongelijke verdeling van de windkracht zorgt voor meer horizontale circulatie en zoals hierboven uitgelegd betekent dit een tegenstroom aan de ene kant van de over en een meestroom aan de andere kant, oftewel een oneerlijke wedstrijdsituatie. Bij het ontbreken van beschutting is er juist sprake van meer verticale circulatie en dat zorgt zoals gezegd voor een meer eerlijke situatie voor de roeiers. Bij het ontbreken van beschutting ontstaan echter wel hogere golven. Het terugkaatsen van de golven tegen de oever kan nadelig zijn voor roeiers in bepaalde banen. Daarom zou een roeibaan een ”zachte” oever moeten hebben. Een zachte oever, bijvoorbeeld met riet, dempt namelijk de golven.

Zo eerlijk mogelijk

Zoals gezegd is er nooit sprake van alleen een horizontale of alleen een verticale circulatie. Om toch een zo eerlijk mogelijke situatie te creëren zal een baan geen beschutting moeten hebben en de oevers voorzien van riet om golfslag enigszins tegen te gaan. In sommige gevallen is het lastig om een mooie rietkraag te kweken (ganzen eten bijvoorbeeld het riet op) waardoor alternatieven, zoals wellicht kunstriet, wenselijk zijn. Daarnaast zijn er verschillende mogelijkheden om zo min mogelijk last te hebben van de horizontale circulatie. Zo is een roeibaan bijvoorbeeld minimaal twee keer zo breed te maken als de breedte van de wedstrijdbanen. De boten kunnen dan allemaal links of rechts van het midden van de roeibaan liggen om zo het minst last te hebben van de oneerlijke situatie die de horizontale circulatie met zich meebrengt. Dit omdat de horizontale circulatie ervoor zorgt dat op de ene helft van de baan de stroom tegenstrijdig is met de andere helft. Het blijkt echter dat de wereldroeibond, de FISA, dit concept nog niet toejuicht omdat dit wel eens het volgen van de roeiers door de toeschouwers zou bemoeilijken. Een ander optie om minder last te hebben van de horizontale circulatie is door afvoerbanen aan te leggen zoals nu bij de nieuwe Willem Alexanderbaan in Rotterdam is gedaan. Deze afvoerbanen zijn aan de voor- en achterkant van de roeibaan aangesloten op de roeibaan en lopen hier evenwijdig aan (Jan Katgerman, een van de drijvende krachten bij het tot stand komen van deze baan). Het water zal door de aanleg van deze afvoerbanen in de gehele roeibaan dezelfde richting opstromen en het effect van de horizontale circulatie is daarmee verminderd. Bij nieuwe roeibanen houden ontwikkelaars rekening met de horizontale circulatie, terwijl bij de ontwikkeling van de wat oudere banen, zoals “de Bosbaan” hier nog geen rekening mee gehouden is. Hierdoor kan er dus sprake zijn van een oneerlijke strijd gedurende wedstrijden. In het specifieke geval van “de Bosbaan” geldt deze oneerlijke situatie vooral bij (in Nederland veel voorkomende) veelvoorkomende westen- en zuidwestenwind.

Als het effect van de wind op de stroming van het water buiten beschouwing gelaten wordt en we alleen letten op de invloed van de wind op de boten is dezelfde conclusie te trekken als bij het effect van de wind op de stroming van het water. Beschutting leidt tot verstoringen van de windstroom. Geen beschutting leidt tot een meer gelijke verdeling van de windstroom over het water. Navraag bij dr. Van Soest leert dat elke vorm van verstoring op de oever zal leiden tot wervelingen in de lucht boven de roeibaan. Deze wervelingen kunnen ervoor zorgen dat de ene boot meer of minder hinder ondervindt van de windstroming op de baan dan een andere boot. Tribunes, bomen en andere “obstakels” kunnen voor minder windstroming en dus bijvoorbeeld minder golven zorgen, maar het maakt de roeibaan wel oneerlijker omdat de wind meer zal wervelen over de baan dan bij een baan waar geen obstakels langs de kant staan. Ook hoge oevers kunnen leiden tot windwervelingen en dus andere windstromingen per baan. Daarnaast zorgen de boten zelf ook voor wervelingen in de windstroom, maar dat geldt zowel voor banen die beschutting hebben als banen die in een open veld liggen. De meest eerlijke oplossing zou een overdekte baan zijn, maar dat is (nog) geen reële optie. Op dit moment geldt dat geen obstakels langs de kant en een zo laag mogelijke oever wellicht niet tot de makkelijkste roeiomstandigheden leiden, namelijk hogere golven, maar wel tot de eerlijkste. Alle boten zullen in dat geval ongeveer dezelfde windstroom hebben. Om een gedetailleerd inzicht te krijgen van de effecten van de wind op de boten zijn echter gedegen metingen nodig.

Tot slot

Om iets te kunnen zeggen over een specifieke roeibaan zijn metingen noodzakelijk op die betreffende roeibaan. Daarna zijn er met behulp van computermodellen, zoals in 1998 is gedaan voor “de Bosbaan”, allerlei variabelen (windhoeken en -snelheden, hoeveelheid beschutting etc.) in te voeren en door te rekenen of te meten. Hiermee is inzicht te krijgen in welke maat de wind invloed heeft op de roeiwedstrijd.

Bron

  1. Van der Bend LM (1998) The Amsterdam Bosbaan: a top-class rowing course? Master thesis Civil Engineering and Geosciences, TU Delft (begeleiders: Battjes JA, Van de Graaf J, Haagsma IG, Bijvelds MDJP, Stelling GS)