Spring naar content

Vraag beter zien bij fel en schitterend licht?

Kort antwoord

Atleten kunnen tijdens hun sportbeoefening last hebben van (zon)licht. Vooral bij sneeuw- en watersporten kunnen lichtschitteringen het zicht flink beperken en zelfs leiden tot een tijdelijke blindheid. Met behulp van een zonnebril of een goggle kan het licht gefilterd worden voordat het de ogen bereikt. Dit is echter niet in alle omstandigheden de ideale oplossing. Het oog zelf filtert het binnenkomende licht ook, onder andere met de zogenaamde gele vlek.

Twee stoffen die in de gele vlek gevonden worden, zijn luteïne en zeaxanthine. Deze twee pigmenten filteren voornamelijk het blauwe licht. Onderzoek heeft uitgewezen dat het innemen van voedsel met hoge concentraties luteïne en zeaxanthine, zoals bladgroentes, kan leiden tot een toename van het pigment in de gele vlek. Tevens blijkt dat een hogere pigmentdichtheid kan leiden tot een verbetering van het zichtvermogen. Ondanks de vraagtekens met betrekking tot de praktische toepasbaarheid van het huidige wetenschappelijke onderzoek, kan het geen kwaad luteïne en zeaxanthine in de vorm van pillen in te nemen om het zichtvermogen te verbeteren. Wel lijkt er een plafondeffect te zijn wat betreft het verhogen van de pigmentdichtheid in de gele vlek en daarmee het zichtvermogen. Geadviseerd wordt om eerst de pigmentdichtheid door een oogarts te laten bepalen om na te gaan of suppletie überhaupt effectief kan zijn. Over de dosering is tot op heden geen praktisch advies te geven.

Uitgebreid antwoord

Via de lichtgevoelige cellen in het oog (de zogenaamde fotoreceptoren) kan men scherp en in kleur zien. Voordat deze cellen het binnenkomende licht omzetten in signalen naar de hersenen, filtert het pigment van de gele vlek vooral het voor het oog schadelijk geachte blauwe licht. De gele vlek ligt ongeveer in het midden van het netvlies. Hoewel het bestaan van de gele vlek al ruim 200 jaar bekend is, duurde het tot 1985 voordat duidelijk werd dat luteïne (L) en zeaxanthine (Z) de belangrijkste pigmenten zijn. Hierbij bevindt L zich meer aan de buitenrand van de gele vlek en Z meer centraal. Een gemiddeld westers voedingspatroon leidt tot een gecombineerde L en Z-inname van 1,3 – 3 mg/dag [5]. Er wordt geschat dat 78% hiervan afkomstig is van groenten, waarbij L voornamelijk afkomstig is uit bladgroenten en Z uit mais. De verhouding van de dagelijkse inname van beide stoffen is nogal scheef. Er wordt namelijk 7 keer zoveel L ingenomen als Z [5]. Maar leidt het innemen van L en Z ook tot een beter zichtvermogen?

Voordat overgegaan wordt tot de beantwoording van de vraag wordt eerst een algemene opmerking gemaakt over de leeftijd van de proefpersonen waarop het antwoord is gebaseerd. De gele vlek wordt vaak bestudeerd in de context van het verouderingsproces. Op latere leeftijd krijgen veel mensen namelijk te maken met degeneratie van de gele vlek. Deze visuele aandoening is één van de belangrijkste oorzaken dat men op latere leeftijd minder goed gaat zien en kan zelfs leiden tot blindheid. Dit maakt dat veel onderzoek wordt uitgevoerd bij proefpersonen met een hogere leeftijd dan de gemiddelde topsporter. Voor de beantwoording van de bovenstaande vraag is echter specifiek gezocht naar, en gebruik gemaakt van, studies waarbij het onderzoek is uitgevoerd bij jonge gezonde proefpersonen.

Suppletie

Alvorens in te gaan op de eventuele effecten van L- en Z-suppletie op het zichtvermogen, moet eerst antwoord gegeven worden op de vraag of L- en Z-suppletie in de vorm van pillen überhaupt kan leiden tot een toename van de concentratie in het bloedplasma en vervolgens tot een toename van de pigmentdichtheid. Er wordt namelijk geclaimd dat een toename van de pigmentdichtheid resulteert in een beter zichtvermogen. Uit meerdere studies blijkt inderdaad dat suppletie tot een toename leidt van de concentratie L en Z in het bloedplasma [2,3,5,6]. Het lijkt er hierbij op dat de concentratie in de eerste 2 tot 3 weken na aanvang van de suppletie naar een dosisafhankelijk plateau stijgt, alwaar het gedurende de resterende tijd van de suppletie blijft [2]. Wel lijkt het verschil uit te maken welk type L ingenomen wordt. Zo leidt het innemen van natuurlijke L tot een snellere stijging van de concentratie in het bloedplasma dan het innemen van kunstmatig gemodificeerde L-esters [6].

Naast de stijging van de concentratie in het bloedplasma blijkt ook de pigmentdichtheid te stijgen onder invloed van L- en Z-suppletie [1-3,5,9]. Ook hier zijn er aanwijzingen dat de stijging dosisafhankelijk is [2]. Over de snelheid waarmee de pigmentdichtheid stijgt, bestaat tot op heden geen bewijs. Het lijkt er in ieder geval op dat de stijging van de pigmentdichtheid geen gelijke tred houdt met de stijging van de concentratie L in het serum, maar dat het mede afhankelijk is van de aanwezigheid van een transporteiwit [2].

Nu duidelijk is dat L- en Z-suppletie kan leiden tot een toename van de pigmentdichtheid kan de vraag beantwoord worden of een hogere pigmentdichtheid ook daadwerkelijk tot een beter zichtvermogen leidt. Op één onderzoek na [5] wordt in de literatuur gevonden dat het zichtvermogen inderdaad toeneemt. Zo leidt een hogere pigmentdichtheid ertoe dat men sneller herstelt na verblind te zijn door bijvoorbeeld de zon of fel licht van flitsers [1,7,8,9]. Daarnaast blijkt dat meer contrast waargenomen kan worden [1,4,7-9] en dat men beter kan zien in situaties waarin veel lichtschittering is [1,9]. Tevens blijkt dat feller licht getolereerd kan worden zonder dat het oncomfortabel is [8,9].

Voordat op basis van het voorgaande een advies gegeven wordt over het innemen van L en Z moet nog een belangrijk discussiepunt behandeld worden. De besproken onderzoeksresultaten zijn nagenoeg allemaal verkregen aan de hand van laboratoriumstudies. Wat de ecologische validiteit van deze beschreven resultaten is, blijft onduidelijk. Dat wil zeggen, treden de in de laboratoria gevonden resultaten ook op in ‘real life’. In de laboratoria wordt namelijk onder geheel gecontroleerde omstandigheden een lichtbundel met een specifieke golflengte op de gele vlek geprojecteerd, terwijl bijvoorbeeld in een beachvolleybalwedstrijd het zonlicht nooit exact op dezelfde manier, met exact dezelfde intensiteit, het oog binnenvalt. Daarnaast wordt in veel onderzoek gebruik gemaakt van een techniek waarbij het binnenkomende licht niet door de iris kan worden gereguleerd, hetgeen in ‘real life’ uiteraard wel het geval is [8]. Wanneer de iris wel gebruikt kan worden, blijkt dat als deze samentrekt er een hogere mate van visuele discomfort is [8], ondanks een hogere pigmentdichtheid.

Beschermende werking

Ondanks de vraagtekens die gezet worden bij de praktische toepasbaarheid van de laboratoriumstudies, kan het geen kwaad L en Z in te nemen om het zichtvermogen te verbeteren. Tevens blijkt dat het verhogen van de pigmentdichtheid op zich een beschermende werking kan hebben tegen degeneratie van de gele vlek [1]. Deze visuele aandoening is één van de belangrijkste oorzaken dat men op latere leeftijd minder goed gaat zien en kan zelfs leiden tot blindheid. Ook wat bijwerkingen betreft zijn er tot op heden geen nadelige effecten van L- en Z-suppletie bekend [3]. Er moet echter wel een kanttekening geplaatst worden bij de eventuele suppletie. Gezien het beschreven plafondeffect bij het verhogen van de pigmentdichtheid, lijkt suppletie alleen effectief te zijn als de pigmentdichtheid laag is. Suppletie zal dus niet bij iedere sporter leiden tot een stijging van de pigmentdichtheid. Wanneer een sporter overweegt L- en Z-supplementen in te willen nemen, wordt dus geadviseerd eerst de pigmentdichtheid te laten bepalen door een oogarts. Afhankelijk van de uitkomst van dit onderzoek kan bepaald worden of suppletie effectief zal zijn. Er is echter geen duidelijk voorschrift in welke dosis dit dan zou moeten gebeuren. In de praktijk loopt de ingenomen dosis L uiteen van 2 mg/dag tot 30 mg/dag en de dosis Z van 0,3 mg/dag tot 12,6 mg/dag.

Bronnen

  1. Barker II FM (2010) Dietary supplementation: effects on visual performance and occurrence of AMD and cataracts. Curr. Med. Res. Opin., 26: 2011-2023.
  2. Bone RA, Landrum JT (2011) Dose-dependent response of serum lutein and macular pigment optical density to supplementation with lutein esters. Arch. Biochem. Biophys., 504: 50-55.
  3. Connolly EE, Beaty S, Loughman J, Howard AN, Louw MS, Nolan JM (2011) Supplementation with all three macular carotenoids: response, stability, and safety. Invest. Ophthalmol. Vis. Sci., 52: 9207-9217.
  4. Lien EL, Hammond BR (2011) Nutritional influences on visual development and function. Prog. Retin. Eye Res., 30: 188-203.
  5. Nolan JM, Lougman J, Akkali MC, Stack J, Scanlon G, Davison P, Beatty, S (2011) The impact of macular pigment augmentation on visual performance in normal subjects: COMPASS. Vision Res., 51: 459-469.
  6. Norkus EP, Norkus KL, Dharmaradjan TS, Schierle J, Schalch W (2010) Serum lutein response is greater form free lutein than from esterified lutein during 4 weeks of supplementation in healthy adults. J. Am. Coll. Nutr., 29: 575-585.
  7. Stringham JM, Bovier ER, Wong JC, Hammond, BR Jr (2010) The influence of dietary lutein and zeaxanthin on visual performance. J. Food Sci., 75: R24-29.
  8. Stringham JM, Garcia PV, Smith PA, McLin LN, Foutch BL (2011) Macular pigment and visual performance in glare: Benefits for photostress recovery, disability glare and visual discomfort. Ophthalmol. Vis. Sci., 52: 7406-7415.
  9. Stringham JM, Hammond, BR (2008) Macular pigment and visual performance under glare conditions. Optom. Vis. Sci., 85: 82-88.