Spring naar content

Vraag blessures groeispurt

Tijdens de groeispurt zijn sporters minder belastbaar en is de kans op blessures groter. Kinderen die veel en hard trainen zullen hierdoor waarschijnlijk een groter risico hebben op blessures tijdens de groeispurt. Zo is er een groter risico op de ziekte van Osgood-Schlatter waarbij het aanhechtingspunt van een pees op het bot geïrriteerd raakt en er op dit punt een pijnlijk knobbeltje kan ontstaan. De kans op het krijgen van deze aandoening is groter als een sporter vaak een zware belasting ondergaat zoals tijdens springen. Daarnaast kan een zware belasting de groeischijven in de botten tijdens de groeispurt beschadigen. Wanneer dit frequent gebeurt kan dit in het meest extreme geval zelfs leiden tot verminderde botgroei. Verder zijn er indirecte aanwijzingen dat de groeispurt de kans op acute blessures vergroot. Zo is de kans tweemaal zo groot dat jonge voetballers een spierverrekking/-scheuring oplopen tijdens de groeispurt in vergelijking met de kans op dezelfde blessure buiten de groeispurt. Het is verstandig om een sporter die in de groeispurt zit dus niet te zwaar te belasten. Door deze lagere belasting zijn zowel acute blessures te voorkomen als ook aandoeningen die langdurige negatieve gevolgen kunnen hebben.

Groeispurt

Veel talentvolle sporters trainen op jonge leeftijd al veel en intensief. Zeker in nationale jeugdselecties is de trainingsbelasting hoog. In hun tienerjaren ondergaan deze sporters hun groeispurt, waarbij de groeisnelheid het hoogst is (peak height velocity). Tijdens deze groeispurt nemen zowel botten relatief snel in lengte toe. Deze snelle toename gaat gepaard met veranderingen in gewrichtsstijfheid en variaties in botdichtheid. Daarnaast hebben adolescenten tijdens de groeispurt vaak last van een verstoorde motoriek, doordat bijvoorbeeld de botlengte al is toegenomen maar de spierlengte en –kracht nog niet zijn aangepast aan de nieuwe botlengte [4,5].

Osgood-Schlatter

De ziekte van Osgood-Schlatter is een aandoening waarbij de aanhechting van de kniepees op het scheenbeen overgevoelig raakt met pijn als gevolg. Dit aanhechtingspunt bestaat bij adolescenten uit kraakbeen. Tijdens de groeispurt komt dit punt onder grote druk (biomechanische stress) te staan, door veranderingen in botstructuur en –groei. Onderzoekers veronderstellen dat dit komt doordat bot relatief sneller groeit dan het spier-peesstelstel. Hierdoor neemt de spanning op de nog niet totaal verbeende aanhechting van de kniepees op het scheenbeen toe. Dit vergroot de kans op irritaties en er kan een pijnlijk knobbeltje ontstaan op het aanhechtingspunt [1,2].

Groeischijf

Tijdens de groeispurt lijken jonge sporters een groter risico te hebben op de overbelasting van de groeischijven die in de botten aanwezig zijn. Veel repeterende, belastende bewegingen kunnen de groei van botten tegengaan [1]. Vaak terugkerende (grote) druk op de groeischijven zorgt ervoor dat deze sneller “verkalken” en omgevormd worden tot bot zonder eerst door te groeien. Dit treedt zelden op en als het al gebeurt is dat pas als een sporter veelvuldig is blootgesteld aan een zeer grote belasting [1].

Osteochondritis dissescans

Osteochondritis dissescans is een aandoening waarbij een stukje kraakbeen samen met een stukje bot loslaat van het gewricht. Dit treedt meestal op in de enkel, knie of elleboog. Deze aandoening ontstaat meestal tijdens de groeispurt. Hoewel het idee bestaat dat dit komt door overbelasting met sporten tijdens de groeispurt, is hier geen duidelijk bewijs voor. De breuken komen namelijk net zo goed voor bij kinderen die in de groeispurt zijn maar niet intensief sporten. Waarom deze fracturen ontstaan is niet duidelijk. Hoewel het idee bestaat dat het risico op breuken vergroot is door een verslechtering van de bloedtoevoer naar het bot tijdens de groeispurt, is hier geen sluitend bewijs voor gevonden [1].

Indirecte aanwijzingen

Er is ook een studie verschenen waaruit blijkt dat er indirecte bewijzen zijn dat de groeispurt het risico op blessures vergroot. In het jaar van hun groeispurt hadden voetballers bijna 2 keer zo vaak een acute blessure. Zo trad er gemiddeld genomen 1,4 keer een acute blessure op in het jaar van de groeispurt terwijl dit het jaar voor de groeispurt 0,8 was. Blessures die optraden waren onder andere gewrichtsproblemen, spierverrekkingen en -scheuringen [4].

Conclusie

Het lijkt erop dat de belastbaarheid van jonge sporters tijdens de groeispurt afneemt. Het is dan ook beter om niet de grens op te zoeken van zowel de maximale trainingsomvang als –intensiteit ten tijde van de groeispurt. Door een sporter in deze fase niet te zwaar te belasten zijn blessures mogelijk te voorkomen.

Tot slot

Het is voor trainers vaak moeilijk in te schatten wanneer een sporter in de groeispurt zit. Aan de hand van onderstaande formules is de tijd tot de groeispurt te schatten [3,4].

Bronnen

  1. DiFiori JP (2010) Evaluation of overuse injuries in children and adolescents. Curr. Sports Med. Rep., 9: 372-378
  2. Hirano A1, Fukubayashi T, Ishii T, Ochiai N (2002) Magnetic resonance imaging of Osgood-Schlatter disease: the course of the disease. Skeletal Radiol., 31: 334-342
  3. Mirwald RL, Baxter-Jones AD, Bailey DA, Beunen GP (2002) An assessment of maturity from anthropometric measurements. Med. Sci Sports Exerc., 34: 689-694
  4. Van der Sluis A, Elferink-Gemser MT, Coelho-e-Silva MJ, Nijboer JA, Brink MS, Visscher C (2014) Sport injuries aligned to peak height velocity in talented pubertal soccer players. Int. J. Sports Med. 35: 351-355
  5. Wild CY, Steele JR, Munro BJ (2012) Why do girls sustain more anterior cruciate ligament injuries than boys?: a review of the changes in estrogen and musculoskeletal structure and function during puberty. Sports Med., 42: 733-749