Spring naar content

Vraag concentratie

Kort antwoord

De aan de Vrije Universiteit van Amsterdam werkzame sportpsychologen Frank Bakker en Raôul Oudejans hebben onlangs het boek Sportpsychologie uitgebracht. In dit boek komt het onderwerp concentratie uitvoerig aan bod. Zo beschrijven zij dat er sprake is van concentratie indien: “de aandacht uitsluitend uitgaat naar informatie die van belang is voor het handelen en geen acht wordt geslagen op informatie die niet relevant is voor dat handelen”. Ook beschrijven Bakker en Oudejans een aantal ‘regels’ waaraan concentratie moet voldoen, alsmede een aantal oefeningen en adviezen om de concentratie te verbeteren. Deze ‘regels’ en oefeningen zijn in het uitgebreide antwoord te lezen. Voor het op een correcte wijze aanleren van concentratieoefeningen is het wel raadzaam een sportpsycholoog te consulteren.

Wetenschappelijk onderzoek naar concentratie actualiseert zich voornamelijk door het onderzoeken van het kijkgedrag van sporters. De veronderstelling hierbij is dat de aandacht van de sporter uitgaat naar het punt waarnaar hij kijkt. Ook bij biljarters is dergelijk onderzoek uitgevoerd. Het blijkt dat topbiljarters langer naar taakrelevante informatie kijken (zoals de speelbal en de andere te spelen ballen) dan hun minder goede collega’s. Het kijkgedrag van sporters is overigens aan de hand van de zogenaamde visueleaandachtstraining trainbaar, waardoor een prestatieverbetering mogelijk is. Ook blijkt visueleaandachtstraining een effectieve methode om het presteren onder druk te verbeteren.

Uitgebreid antwoord

Het onderwerp concentratie is dusdanig omvangrijk dat het niet mogelijk is dit volledig te beschrijven in één tot twee pagina’s. Er is dan ook voor gekozen slechts een zeer beknopte beschrijving te geven van het begrip concentratie. Na deze korte beschrijving zal een aantal praktische handvatten aan bod komen die bij kunnen dragen aan het verbeteren van de concentratie. Ten slotte volgt aan de hand van een aantal studies een bespreking over het meten en trainen van concentratie en welke invloed dat kan hebben op de prestatie.

De volgende omschrijving van het begrip concentratie is grotendeels afkomstig uit het recent verschenen boek Sportpsychologie van Bakker en Oudejans [1]. In dat boek stellen zij dat van concentratie sprake is als: “de aandacht uitsluitend uitgaat naar informatie die van belang is voor het handelen en geen acht wordt geslagen op informatie die niet relevant is voor dat handelen” [1, pagina 250]. Volgens Bakker en Oudejans verwijst deze omschrijving naar vijf kenmerken:

1. Selectiviteit: de aandacht is uitsluitend gericht op taakrelevante informatie.
2. Capaciteit: geconcentreerd handelen kost energie, die dus in voldoende mate aanwezig moet zijn.
3. Alertheid: een geconcentreerde sporter ontgaat niets, hij staat open voor belangrijke informatie.
4. Flexibiliteit: een sporter moet zijn aandacht kunnen switchen naar de informatie die er op dat moment toe doet.
5. Volledige betrokkenheid in het hier en nu: niets behalve de taak en de voor de taak belangrijke informatie doet ertoe.

Na hun algemene beschrijving van het begrip concentratie geven Bakker en Oudejans twee algemene ‘regels’ die de sporter kunnen helpen om in concentratie te komen en te blijven [1, pag. 252]. Ten eerste bepalen de intenties waarmee een sporter de wedstrijd of training ingaat voor een groot deel waar zijn aandacht naar uitgaat. Als een voetballer in een wedstrijd zo veel mogelijk aanspeelbaar wil zijn, zal zijn aandacht vooral uitgaan naar de positie van zijn tegenstanders, waar de ruimte ligt en waar de bal is. Wil diezelfde voetballer zo veel mogelijk doelpunten maken, dan zal zijn aandacht vooral gericht zijn op de ruimtes in de ‘zestien’ van de tegenstander, en de posities van de verdedigers. De intentie waarmee een sporter een training of wedstrijd in gaat bepaalt dus grotendeels waar de aandacht op gericht zal zijn. Een sporter zal dan ook zijn intenties/doelen moeten formuleren. Het is namelijk de intentie van de sporter die hem gevoelig maakt voor bepaalde informatie (priming).

Een tweede belangrijk punt is dat mensen het vermogen hebben hun aandacht actief te sturen. Mensen zijn in staat om zichzelf instructies te geven waar zij hun aandacht op moeten richten. De sporter moet openstaan voor taakrelevante informatie. Als hij dat doet, en zijn aandacht daar ook bewust op richt, creëert hij de voorwaarden voor het direct oppikken en verwerken van deze taakrelevante informatie. Het bewust ergens de aandacht op richten is echter makkelijker gezegd dan gedaan. Afleiding ligt op de loer. Er zijn verschillende oefeningen om de concentratie weer te herpakken. Een veelgebruikte methode is het zogenaamde centreren. Hierbij zorgt de sporter dat hij een houding aanneemt waarbij hij stevig staat. Vervolgens richt hij zijn aandacht op het lichaamszwaartepunt en ademt hij diep in en langzaam uit.

Bakker en Oudejans beschrijven ook een aantal adviezen en oefeningen om de concentratievaardigheden van sporters te vergroten [1, vanaf pagina 254]. Deze adviezen en oefeningen zijn afkomstig van de sportpsychologen Bond en Sargent. Het is overigens raadzaam een sportpsycholoog te raadplegen om de onderstaande oefeningen op een correcte manier aan te leren.

1. Switching on and off: tijdens de switch-on-periode is de sporter volledig geconcentreerd, terwijl de
switch-off-periodes echte herstelperiodes zijn.
2. Parkeren van gedachten: gedachten aan taakirrelevante informatie worden tijdelijk ergens opgeborgen.
3. Trainen onder afleidende omstandigheden: sporters kunnen zowel met interne als met externe afleiders trainen. Een interne afleider is bijvoorbeeld het bewust denken dat een penalty mis gaat en vervolgens afstand nemen van die gedachte. Een externe afleider is bijvoorbeeld trainen terwijl er veel lawaai is.

Nu een paar praktische handvatten zijn omschreven die sporters kunnen gebruiken om concentratievaardigheden te vergroten komt het meten van concentratie aan bod. De focus hierbij ligt op onderzoek waarbij het kijkgedrag van de sporter is onderzocht. De veronderstelling hierbij is dat de aandacht van de sporter uitgaat naar het punt waarnaar hij kijkt. Bij biljart, maar ook bij sporten als golf en pistoolschieten, hangt de prestatie voor een groot deel af van het precies kunnen mikken op het doel [6]. Bij biljart bevindt het doel zich zowel dichtbij als veraf. Dichtbij moet de keu de bal op de juiste manier raken, zodat de bal die ver weg ligt geraakt wordt. Maar waar kijkt een biljarter nou naar? Is dat naar de speelbal of juist naar de bal die hij als tweede (of als derde) moet raken? En is er verschil in kijkgedrag tussen topbiljarters en minder goede biljarters?

De Engelse sportpsycholoog Mark Williams heeft samen met zijn collega’s onderzocht waar poolbiljarters naar kijken voordat ze een stoot maken en hoe lang ze naar dat doel kijken [6]. Tevens heeft Williams onderzocht of er een relatie bestaat tussen het niveau van de poolbiljarter en het kijkgedrag en wat de invloed is van de moeilijkheid van de stoot. Williams concludeert dat, afhankelijk van de moeilijkheid van de stoot, biljarters ongeveer even lang naar de speelbal kijken als naar de als tweede te raken bal. Indien de stoot dusdanig moeilijk is dat het noodzakelijk is deze via een band te spelen kijken de biljarters ook naar de band. De betere biljarters kijken langer naar de beschreven punten dan hun minder goede collega’s. Verder blijkt dat naarmate de moeilijkheid van de stoot toeneemt, de biljarters langer naar de beschreven punten kijken, ongeacht het niveau. Wanneer de biljarters onder tijdsdruk hun stoten moesten maken, presteerden ze ongeacht het niveau slechter. Met andere woorden: de tijd dat biljarters naar taakrelevante informatie (lees: de ballen en eventueel de band) kijken is van groot belang voor de uiteindelijke prestatie.

Op basis van het kijkgedrag van biljarters is het dus mogelijk een onderscheid te maken in het niveau van de spelers. Het kijkgedrag is echter ook bewust te trainen. In een recent verschenen literatuuroverzicht beschrijven de Engelse sportpsycholoog Vine en zijn collega’s [4] dat de zogenaamde visueleaandachtstraining kan bijdragen aan het verbeteren van prestaties bij miktaken zoals biljart. Van visueleaandachtstraining is sprake wanneer de sporter bijvoorbeeld instructies krijgt specifiek naar een bepaald punt te kijken tijdens de uitvoering van zijn taak. Wanneer sporters onder druk moeten presteren blijkt hun kijkgedrag op een negatieve manier te veranderen [2]. Als sporters echter bewust visueleaandachtstraining uitvoeren blijkt dat hun kijkgedrag onder druk minder of niet verandert [3,5]. Visueleaandachtstraining is dus niet alleen een middel om de prestatie te verbeteren, het kan ook leiden tot het behoud van de prestatie wanneer de sporter onder druk moet presteren.

Bronnen

  1. Bakker FC, Oudejans RRD (2012) Sportpsychologie. Arko Sports Media, Nieuwegein. ISBN 978-90-5472-182-6.
  2. Behan M, Wilson M (2008) State anxiety and visual attention: The role of the quiet eye period in aiming to a far target. J. Sport Sci., 26: 207-215.
  3. Moore LJ, Vine SJ, Cooke A, Ring C, Wilson MR (2012) Quiet eye training expedites motor learning and aids performance under heightened anxiety: The roles of response programming and external attention. Psychophysiology, 49: 1005-1015.
  4. Vine SJ, Moore LJ, Wilson MR (2012) Quiet eye training: The acquisition, refinement and resilient performance of targeting skills. Eur. J. Sport Sci., doi.org/10.1080/17461391.2012.683815.5.
  5. Vine SJ, Wilson MR (2011) The influence of quiet eye training and pressure on attention and visuomotor control. Acta Psychol., 136: 340-346.
  6. Williams AM, Singer RN, Frehlich SG (2002) Quiet eye duration, expertise, and task complexity in near and far aiming tasks. J. Mot Behav., 34: 197-207.