Spring naar content

Vraag cortisol-/ testosteroncencentratie speeksel

Vooralsnog geven de cortisol- en testosteronconcentratie in het speeksel geen betrouwbare indicatie van de belasting en de belastbaarheid van sporters. Dit geldt ook voor de ratio tussen beide. Hoewel sinds het jaar 1980 flink wat studies zijn uitgevoerd op dit gebied, zitten er te veel haken en ogen aan de gevonden resultaten om eenduidige conclusies te kunnen trekken.

Dat bepaling van de cortisol- en testosteronconcentratie in het speeksel geen betrouwbare indicatie geeft, heeft onder andere te maken met het feit dat deze hormonen niet eenduidig reageren op inspanning en rust. Soms worden stijgingen in de concentraties na inspanning gevonden terwijl deze in andere gevallen bij eenzelfde soort inspanning dalen. Hoe deze verschillen ontstaan is lang niet altijd duidelijk.

Daarnaast beïnvloeden tal van andere factoren de uiteindelijke cortisol- en testosteronconcentratie. Deze zijn onder te verdelen in factoren die te maken hebben met de sporter zelf, de uitgevoerde inspanning en de wijze waarop het speekselmonster is verkregen. Voorbeelden van deze factoren zijn individuele schommelingen in hormoonconcentraties, de mentale toestand van de sporter, het geslacht, of er duur- of krachttraining is uitgevoerd, de intensiteit en duur van de training en de trainingsgeschiedenis van de betreffende sporter.

Navraag bij professor Romain Meeusen, expert op het gebied van de hormoonhuishouding tijdens inspanning, leert dat hij de opvatting deelt dat er momenteel geen bewijs is dat de cortisol- en testosteronconcentratie een indicatie geven van wat hij de ‘trainingstoestand’ noemt.

Uitgebreid antwoord

Bij topsporters bestaat vaak een wankel evenwicht tussen training en rust. De hedendaagse topsport vereist dat er veel en intensief wordt getraind. Hierdoor ontstaat het gevaar dat sporters onvoldoende rust nemen en daardoor niet optimaal herstellen, met prestatieverslechtering als gevolg. Indien deze prestatieverslechtering meerdere maanden aanhoudt, zelfs als er wel voldoende wordt gerust, krijgt de sporter het stempel overtraind [6]. Marianne Vos en Ireen Wüst zijn bekende voorbeelden van sportsters die overtraind zijn geweest.

In de afgelopen jaren is steeds meer interesse ontstaan om de trainingsbelasting mede te bepalen op basis van de hormoonconcentraties. Sommige hormonen spelen immers een belangrijke rol bij het aanpassen aan training. Twee hormonen die veelvuldig in relatie worden gebracht met de belasting en de belastbaarheid zijn cortisol en testosteron. Sinds de jaren 1980 zijn veel studies uitgevoerd naar het effect van inspanning op deze twee hormonen en vice versa.

Testosteron

Het mannelijke geslachtshormoon testosteron stimuleert de aanmaak van spiereiwit en speelt daarmee een belangrijke rol bij de spieropbouw [7]. Vrouwen maken dit hormoon ook aan, hetzij in mindere mate dan mannen. Zij maken het namelijk alleen aan in de bijnierschors terwijl mannen het ook aanmaken in de testes. De testosteronconcentratie schommelt gedurende de dag en is omstreeks 08:00 uur het hoogst en rond 20:00 uur het laagst [7].

Hoewel de testosteronconcentratie in het speeksel over het algemeen stijgt als gevolg van acute inspanning, is niet te voorspellen hoe groot die stijging zal zijn [4]. Soms vindt een overduidelijke hormoonrespons plaats en soms een minimale [4]. Er zijn echter ook meerdere studies waarin de testosteronconcentratie daalde na inspanning [1,2].

Naast een verschil in de testosteronrespons op zich, blijkt ook het moment waarop deze optreedt te verschillen. In sommige gevallen treedt er al een respons op tijdens inspanning terwijl in andere gevallen pas enige tijd na afloop van de inspanning een respons waarneembaar is [1].

Cortisol

Cortisol staat ook wel bekend als het stresshormoon omdat de afgifte stijgt als gevolg van stress. Dit kan fysieke stress zijn in de vorm van inspanning maar ook psychologische stress leidt tot de afgifte van dit hormoon. Net als bij testosteron is de cortisolconcentratie vroeg in de ochtend het hoogst en laat in de avond het laagst.

Doorgaans stijgt de cortisolconcentratie het meest door hoogintensieve duurinspanning [3]. Hierbij suggereren sommige onderzoekers dat de concentratie pas toeneemt indien de inspanning wordt uitgevoerd op tenminste zestig procent van de maximale zuurstofopname gedurende minimaal twintig minuten [7]. Ook door krachttraining kan de cortisolconcentratie stijgen. Dit blijkt echter niet altijd het geval te zijn [5].

Factoren die de hormoonconcentraties beïnvloeden

Dat er niet altijd een eenduidige hormoonrespons optreedt, is eigenlijk ook niet verwonderlijk wanneer alle factoren die van invloed zijn op de hormoonconcentratie in ogenschouw worden genomen. Dat zijn er namelijk nogal wat [2,5,6]. Deze factoren zijn onder te verdelen in factoren gerelateerd aan de sporter, aan de uitgevoerde inspanning en aan de wijze waarop het speekselmonster is verkregen.

Wat de sporter betreft blijkt de hormoonrespons zowel over de dag als over de seizoenen te schommelen. Bij vrouwen blijkt de hormoonrespons tevens afhankelijk van de fase van hun menstruatiecyclus. Verder heeft de samenstelling van het voedsel dat de sporter eet invloed op de hormoonconcentratie in rust, maar ook op de respons na inspanning.

De uitgevoerde inspanning blijkt van grote invloed te zijn op de hormoonrespons, waarbij verschillende trainingsvormen tot verschillende effecten leiden. Waarom deze verschillen ontstaan is niet altijd duidelijk. Zo stijgt de testosteronconcentratie over het algemeen sterker door intensieve krachttraining dan door rustige duurtraining. Verder blijken er aanwijzingen te zijn dat de cortisol- en testosteronconcentratie afhankelijk zijn van de uitkomst van een wedstrijd. Na een gewonnen wedstrijd veranderen de concentraties anders dan na een verliespartij [1].

Het afnemen van een speekselmonster blijkt een stuk lastiger dan vaak gedacht en dient te gebeuren aan de hand van enkele strikte richtlijnen [7]. Afwijken van deze richtlijnen maakt dat de gevonden hormoonconcentraties in de speekselmonsters niet meer te vergelijken zijn. Om te beginnen is het belangrijk dat er in de twee uur voorafgaand aan de speekselafname niet meer wordt gegeten en gedronken en dat er geen training plaats vindt. Alcohol dient in de 24 uur voor de afname vermeden te worden. Om mogelijke vervuiling van het speekselmonster met bloed te voorkomen moeten sporters tenminste 45 minuten voor de speekselafname hun tanden niet meer poetsen. Tenminste tien minuten voor de speekselafname moeten sporters hun mond grondig met water spoelen en het eerste speeksel dat zich in de mond vormt doorslikken. Omdat het lastig is om tweemaal per week aan dergelijke strikte richtlijnen te voldoen, lijkt de kans groot dat het afnemen van speekselmonsters op den duur tot fouten leidt.

Tot slot

Tot op heden biedt de wetenschappelijke literatuur onvoldoende houvast om de cortisol- en testosteronconcentratie in het speeksel als een betrouwbare indicator van de belasting en de belastbaarheid te gebruiken. Dit geldt zowel voor de afzonderlijke concentraties als voor de verhouding tussen beide. Daar zijn de resultaten te wisselend voor. Daarnaast is het maar de vraag of het in de praktijk haalbaar en wenselijk is om alle factoren te standaardiseren die de hormoonconcentraties beïnvloeden.

Navraag bij professor Romain Meeusen van de Vrije Universiteit Brussel, expert op het gebied van de hormoonhuishouding tijdens inspanning, levert een bevestiging op van deze conclusie. Hij stelt dat er vooralsnog eigenlijk geen wetenschappelijk bewijs bestaat dat de cortisol- en testosteronconcentratie in het speeksel een indicator zijn van wat hij de ‘trainingstoestand’ noemt.

Bronnen

  1. Casto KV, Edwards DA (2016) Testosterone, cortisol, and human competition. Horm. Behav., 82: 21-37
  2. Crewther BT, Cook C, Cardinale M, Weatherby RP, Lowe T (2011) Two emerging concepts for elite athletes. The short-term effects of testosterone and cortisol on the neuromuscular system and the dose-respons training role of these endogenous hormones. Sports Med., 41: 103-123
  3. Gatti R, De Palo EF (2011) An update: salivary hormones and physical exercise. Scand. J. Med. Sci. Sports, 21: 157-169
  4. Hayes LD, Grace FM, Baker JS, Sculthorpe N (2015) Exercise-induced responses in salivary testosterone, cortisol, and their ratios in men: a meta-analysis. Sports Med., 45: 713-726
  5. Kraemer WJ, Ratamess NA (2005) Hormonal responses and adaptations to resistance exercise and training. Sports Med., 35: 339-361
  6. Meeusen R, Duclos M, Foster C, Fry A, Gleeson M, Nieman D, Raglin J, Rietjens G, Steinacker J, Urhausen A (2013) Prevention, diagnosis, and treatment of the overtraining syndrome: joint consensus statement of the European College of Sport Science and the American College of Sports Medicine. Med. Sci. Sports Exerc., 45: 186-205
  7. Papacosta E, Nassis GP (2011) Saliva as a tool for monitoring steroid, peptide and immune markers in sport and exercise science. J. Sci. Med. Sport, 14: 424-434