Spring naar content

Vraag cumulatieve vermoeidheid

Er is geen wetenschappelijk bewijs dat cumulatieve vermoeidheid, zoals hier gedefinieerd, leidt tot slechtere prestaties tijdens en in volgende wedstrijden.

Tijdens een hockeywedstrijd raken spelers vermoeid waardoor ze in de tweede helft een minder grote afstand afleggen en minder bewegen op hoge intensiteit. Frequent wisselen van spelers zorgt ervoor dat het verval tussen beide helften minder is en dat spelers technisch beter blijven presteren.

Er is geen literatuur bekend waaruit blijkt wat het beste moment is om een wisselspeler weer in het spel te brengen, en dus ook niet dat de hartslag tijdens de wisselperiode hier een goede indicator voor is. Ook is er geen literatuur die ondersteunt dat een stijgende wissel-hartslag gedurende de wedstrijd een indicator is voor vermoeidheid en daarmee gepaarde slechtere prestatie.

Uit een studie met voetballers blijkt dat de rusthartslag pas 48 uur na een wedstrijd weer gedaald is naar beginwaarden. Of spelers slechter presteren als ze binnen deze 48 uur weer een wedstrijd spelen, doordat hun rusthartslag nog niet genoeg gedaald is, is niet bekend. Of deze resultaten zich ook vertalen naar hockey is onbekend, aangezien er tussen hockey en voetbal grote verschillen zijn in wisselfrequentie en speelduur.

Vermoeidheid en prestatie

Tijdens een hockeywedstrijd raken spelers vermoeid. Dit blijkt uit het feit dat spelers tijdens de tweede helft een minder grote afstand afleggen dan tijdens de eerste helft [6]. Ook lopen spelers steeds minder naarmate de wedstrijd vordert, en wandelen en staan ze meer [11]. Onderzoek toont aan dat spelers van teams die hoger in de ranglijst staan, een grotere afstand afleggen tijdens een wedstrijd en meer basistaken uitvoeren, zoals passes, schoten en balovernames, dan de spelers van lagere teams [9]. Teams zouden dus wel eens minder succesvol kunnen zijn wanneer de spelers door vermoeidheid in de tweede helft een minder grote afstand afleggen.

Vermoeidheid tijdens een wedstrijd, en daarmee gepaarde verminderde prestaties, lijkt plaats te vinden op drie verschillende momenten; 1) kort na een hoog intensieve activiteit, 2) kort na start van de tweede helft, 3) aan het eind van de wedstrijd. Verschillende fysiologische mechanismen zijn verantwoordelijk voor deze verschillende typen vermoeidheid [8].

Wisselen en prestatie

Uit een analyse van vijf hockeywedstrijden op internationaal niveau bleek dat aanvallers technisch beter presteren wanneer ze vaker wisselen. Zo creëren ze meer ruimte en zijn hun verdedigende acties en acties in balbezit effectiever. Het verval in succesvolle acties van de aanvallers tussen de eerste en tweede helft is minder groot als er gewisseld wordt in de voorhoede [7].

De geanalyseerde wedstrijden werden nog gespeeld met 2 helften van elk 35 minuten. Er zijn drie verschillende condities bekeken; 1) drie voorhoedespelers en geen wissels, 2) vier voorhoedespelers, waarbij er elke circa vijf minuten één speler gewisseld werd, 3) vijf voorhoedespelers, waarbij er elke circa drie minuten één speler gewisseld werd. Deze laatste conditie zorgde voor betere prestaties dan de eerste twee [7].

Voor wisselspelers in elke linie geldt dat zij de grootste afstand afleggen in de eerste minuut nadat ze in het veld gekomen zijn. Na vier minuten beginnen de gewisselde spelers tekenen van vermoeidheid te vertonen [4].

Hartslag

Er is geen literatuur waaruit blijkt wat het beste moment is om een individuele wisselspeler weer in het spel te brengen, en dus ook niet dat de hartslag tijdens de wisselperiode hier een goede indicator voor is. Ook is er geen literatuur die ondersteunt dat een stijgende wissel-hartslag gedurende de wedstrijd een indicator is voor vermoeidheid en daarmee gepaarde verminderde prestatie.

Wel is bekend dat andere factoren dan vermoeidheid, zoals uitdroging en emotie, de hartslag kunnen verhogen. Wanneer speelsters dus te weinig drinken of wanneer de spanning hoog oploopt, zouden bankspeelsters een verhoogde hartslag kunnen hebben, welke geenszins een teken is van vermoeidheid [1]. In het geval van uitdroging zal deze hogere hartslag gepaard gaan met een verminderde prestatie, maar in het geval van emotie is dit niet per se het geval.

Speelsters kunnen zich overigens ook vermoeid voelen, ongeacht of fysiologische maten dit wel of niet aangeven. Uit een studie met voetballers blijkt dat ook een vermoeid gevoel ervoor zorgt dat spelers minder afstand afleggen [3].

Aanhoudende vermoeidheid

Er is geen literatuur bekend waaruit blijkt dat cumulatieve vermoeidheid tijdens een wedstrijd, zoals hier gedefinieerd, zorgt voor een verminderde prestatie tijdens een volgende wedstrijd. Uit een studie met voetballers blijkt dat de rusthartslag 24 uur na een wedstrijd nog steeds verhoogd is, en pas na 48 uur weer naar beginwaarden gedaald is [2]. Volgens de onderzoekers impliceert dit dat spelers 48 uur nodig hebben voor volledig herstel. Of spelers slechter presteren als ze binnen deze 48 uur weer een wedstrijd spelen, doordat hun rusthartslag nog niet genoeg gedaald is, is niet bekend. Of deze resultaten zich ook vertalen naar hockey is onbekend, aangezien er tussen hockey en voetbal grote verschillen zijn in wisselfrequentie en speelduur.

Uit onderzoek bij het Australische herenteam blijkt dat hockeyers die drie wedstrijden spelen in vier dagen, per wedstrijd steeds meer stil staan [10]. Ook renden en sprintten ze minder in de tweede en derde wedstrijd. Dit zou kunnen komen door vermoeidheid van vorige wedstrijden, maar zou ook te maken kunnen hebben met andere weersomstandigheden, tegenstanders of een andere tactiek. Andere onderzoekers laten eenzelfde verval tussen achtereenvolgende wedstrijden niet zien [5].

Conclusie

Het lijkt goed te zijn om vaker te wisselen om vermoeidheid, en samenhangende verminderde prestatie, tegen te gaan. Er is echter geen wetenschappelijke onderbouwing dat de cumulatieve vermoeidheid, zoals op dit moment gebruikt bij de hockeysters, hiervoor een goede maat is. Ook is er vanuit de literatuur geen andere maat bekend die voor een individuele speelster kan bepalen wanneer zij het veld weer in kan. Wel lijkt het erop dat er beter elke drie minuten een nieuwe aanvaller in het spel gebracht kan worden, dan elke vijf minuten. Naar andere linies is geen onderzoek gedaan.

Bronnen

  1. Bangsbo J, Mohr M, Krustrup P (2006). Physical and metabolic demands of training and match-play in the elite football player. J of Sport Sci, 24, 665-674.
  2. Djaoui L, Garcia JD-C, Hautier C, Dellal A (2016). Kinetic Post-match Fatigue in Professional and Youth Soccer Players During the Competitive Period. Asian J Sports Med, 7, e28267.
  3. Hogarth LW, Burkett BJ, McKean MR (2015). Neuromuscular and perceptual fatigue responses to consecutive tag football matches. Int J Sports Physiol Perform., 10: 559-565.
  4. Linke D, Lames M (2016). Substitutions in elite male field hockey – a case study. Int. J. Perform. Anal. Sport, 16: 924-934.
  5. Lythe J (2008). The physical demands of elite men’s field hockey and the effects of differing substitution methods on the physical and technical outputs of strikers during match play. Master’s thesis, Auckland University of Technology, Auckland, New Zealand. Retrieved from http: //hdl.handle.net/10292/719
  6. Lythe J, Kilding AE (2011). Physical Demands and Physiological Responses During Elite Field Hockey. Int. J. Sports Med., 32: 523-528.
  7. Lythe J, Kilding AE (2013). The effect of substitution frequency on the physical and technical outputs of strikers during field hockey match play. Int. J. Perform. Anal. Sport, 13: 848-859.
  8. Mohr M, Krustrup P, Bangsbo J (2005). Fatigue in soccer: a brief review. J Sports Sci, 23: 593-599.
  9. Rampinini E, Impellizzeri FM, Castagna C, Coutts A, Wisloff U. (2008). Technical performance during soccer matches of the Italian serie A league: effect of fatigue and competitive level. J. Sci. Med. Sport, 12; 227-233.
  10. Spencer M, Rechichi C, Lawrence S, Dawson B, Bishop D, Goodman C (2002). Time-motion analysis of elite field hockey during several games in succession: a tournament scenario. J. Sci. Med. Sport, 8: 382-391.
  11. Spencer M, Lawrence S, Rechichi C, Bishop D, Dawson B, Goodman C (2004). Time–motion analysis of elite field hockey, with special reference to repeated-sprint activity. J. Sport Sci., 22, 843-850.