Spring naar content

Vraag E-stoffen

Kort antwoord

E-nummers zijn aan voedingsmiddelen toegevoegde hulpstoffen zodat het product er beter uitziet, langer houdbaar is of om de kwaliteit van het product te verbeteren. Er bestaat nog altijd veel onduidelijkheid over bijvoorbeeld de negatieve effecten van hulpstoffen met een E-nummer of over het nut van deze stoffen. Voordat een hulpstof een E-nummer krijgt van de Europese Voedselveiligheids Autoriteit (EFSA) moet deze stof voldoen aan strenge regels. Een hulpstof met een E-nummer mag bijvoorbeeld alleen een positief effect hebben op de kwaliteit van voeding. Pas wanneer een hulpstof aan alle voorwaarden voldoet, is gebruik van de hulpstof toegestaan.

Kortom, er is geen negatief effect van hulpstoffen met een E-nummer op de kwaliteit van voeding. Onderzoek naar de effecten van hulpstoffen met een E-nummer op de sportprestatie ontbreken. Op basis van de strenge regelgeving zijn er geen negatieve effecten op de sportprestatie te verwachten. Dr. Stephan Peters, kennisspecialist Voedselveiligheid van het Voedingscentrum, deelt dit standpunt.

Uitgebreid antwoord

E-nummers

Er bestaat veel onduidelijkheid bij consumenten over de effecten van hulpstoffen in voeding met een E-nummer. E-nummers zijn aan voedingsmiddelen toegevoegde hulpstoffen zodat het product er beter uitziet, langer houdbaar is of om de kwaliteit van het product te verbeteren [1].

Voordat een hulpstof een E-nummer krijgt, moet de stof aan een aantal voorwaarden voldoen en moet de Europese Voedselveiligheids Autoriteit (EFSA) de hulpstof autoriseren [2].

Eisen voor een E-nummer

Een hulpstof komt in aanmerking voor een E-nummer wanneer aan onderstaande punten voldaan is [1]:

  • Er moet zijn aangetoond dat de stof technisch noodzakelijk is. Indien er andere al bestaande middelen zijn die hetzelfde effect tot stand kunnen brengen, dan krijgen deze stoffen voorrang. Er komt dus niet zomaar een nieuwe hulpstof met een E-nummer bij.
  • De hulpstof mag geen enkel gevaar opleveren voor de gezondheid van de consument. Hiervoor is wetenschappelijk bewijs nodig. Om aan te kunnen tonen dat de hulpstof niet schadelijk is, is het nodig om een aanvaardbare dagelijkse dosis (ADI) vast te stellen. Deze ADI is de hoeveelheid van een stof die dagelijks in te nemen is zonder dat er gezondheidsrisico’s zijn. Dierproeven zorgen voor het vaststellen van de ADI. Door verschillende hoeveelheden van de hulpstof toe te dienen, is te bepalen tot welke dosis er geen waarneembare negatieve effecten optreden. Dit is de no-observed adverse effect level (NOAEL). De ADI voor de mens is de NOAEL gedeeld door 100. De dosis die is toegestaan voor de mens ligt dus 100 keer lager dan de dosis waarbij op dieren is aangetoond dat er geen waarneembare negatieve effecten optreden. Als er geen dosis is waarbij waarneembare negatieve effecten zijn gevonden, is geen NOAEL vast te stellen. De te gebruiken dosis van de hulpstof is dan afhankelijk van het recept van het voedingsmiddel. De minimaal toe te voegen hoeveelheid hulpstof is dan de maximale dosis.
  • Het gebruik van de hulpstof mag de consument niet misleiden.
  • Er moet vermeld zijn aan welke voedingsmiddelen toevoeging van de hulpstof mogelijk is en wat de voorwaarden zijn voor het toevoegen.
  • De toevoeging van de hulpstof moet in de kleinst mogelijke hoeveelheid gebeuren.
  • Bepalen van de waarschijnlijke dagelijkse opname van deze hulpstof uit verschillende voedselbronnen; de waarschijnlijke dagelijkse opname mag niet boven de ADI uitkomen.

Nieuwe inzichten

Het kan zijn dat inzichten veranderen door nieuwe wetenschappelijke studies. Indien een hulpstof door nieuwe inzichten niet meer voldoet aan bovenstaande eisen, zal deze hulpstof de status van E-nummer verliezen.

Onrust over de hulpstoffen met een E-nummer ontstaat door publicaties die waarschuwen voor de negatieve effecten van deze stoffen [1]. Bij deze publicaties gaat het echter om effecten die bij hogere doses dan de NOAEL optreden. Dit is bijvoorbeeld het geval in de discussie over aspartaam [3]. Een stof die onder andere te vinden is in zoete light frisdranken.

Conclusie

Kortom, er is geen negatief effect van hulpstoffen met een E-nummer op de kwaliteit van voeding. Onderzoek naar de eventuele negatieve effecten van hulpstoffen met een E-nummer op de sportprestatie ontbreken. De dosis van de toevoeging van een hulpstof met een E-nummer aan een voedingsmiddel is minimaal en ligt ver onder de dosis waarbij negatieve effecten zijn aangetoond bij dieren. Uitgaande van deze en de andere strenge eisen waaraan een hulpstof moet voldoen voordat het een E-nummer krijgt, is het aannemelijk dat E-stoffen de sportprestatie niet beïnvloeden. Dit standpunt deelt dr. Stephan Peters, kennisspecialist Voedselveiligheid van het Voedingscentrum.

Auteur: S. (Susan) Vrijkotte in samenwerking met dr. S. (Stephan) Peters

Bronnen

  1. Peters S (2009) Angst voor E-nummers: veilig of niet? Voeding Nu, 1/2: 14-17.
  2. European Food Safety Authority (EFSA) http://www.efsa.europa.eu/cs/Satellite (hier zijn alle wetenschappelijke publicaties over hulpstoffen met een E-nummer te vinden)
  3. EFSA (2011) Statement of EFSA on the scientific evaluation of two studies related to the safety of artificial sweeteners. EFSA Journal,9: 2089- 2103.