Spring naar content

Vraag hartslagvariabiliteit en readiness

Kort antwoord

Het is in de praktijk onmogelijk om de HRV te gebruiken voor het bepalen van de totale readiness van een sporter. Dit komt allereerst omdat er heel veel zaken zijn die bepalen of een sporter klaar is om voluit te trainen of maximaal te presteren tijdens een wedstrijd. Het meten van de HRV zegt alleen iets over de HRV en niet over alle andere zaken die de readiness van een sporter beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld de mentale readiness of de gesteldheid van spieren.

Daarnaast is er geen literatuur waaruit blijkt dat de HRV gerelateerd is aan de prestatie van handboogschutters. Uit de weinige studies naar het onderwerp blijkt wel dat duursporters beter presteren wanneer hun HRV in de dagen voor een belangrijke wedstrijd daalt. Dit zou kunnen duiden op een betere readiness ten aanzien van de HRV. Het is echter zeer de vraag of dit ook voor handboogschutters geldt, gezien de grote verschillen tussen beide type sporters.

Tot slot is de HRV in de praktijk moeilijk betrouwbaar te meten en moeilijk te interpreteren. De meest betrouwbare HRV meting is middels een elektrocardiogram (ECG). Het maken van een ECG elke ochtend is echter niet erg praktisch. Vaak worden daarom sporthorloges gebruikt om de HRV te meten. De betrouwbaarheid hiervan is echter discutabel.

Al het bovenstaande meegenomen lijkt een HRV-meting voor het bepalen van de readiness in de sportpraktijk weinig relevant.

Uitgebreide antwoord

Readiness is een term die de laatste jaren veel gebruikt wordt in de sportwereld. Over het algemeen wordt met readiness bedoeld dat een sporter klaar is om voluit te trainen of maximaal te presteren tijdens een wedstrijd. Deze definitie is echter behoorlijk breed. Zo zijn er allerlei mentale componenten die van invloed zijn op de mate waarin een sporter klaar is voor een training of wedstrijd, zoals stress, motivatie en gevoelens van vermoeidheid. Daarnaast spelen uiteraard ook fysieke componenten een rol, bijvoorbeeld de gesteldheid van spieren en het functioneren van de ademhaling en bloedsomloop.

Om een beeld te krijgen van de readiness van een sporter zouden alle factoren gemeten moeten worden die van invloed zijn op de prestatie. Zoals hierboven te lezen, zijn dit er een hoop, en betekent dit in theorie dus een behoorlijke testbatterij. In de praktijk blijkt het zelfs onmogelijk om alle factoren waarvan bekend is dat ze iets zeggen over de readiness op een betrouwbare manier te meten. Daarnaast zijn er bovendien waarschijnlijk ook nog onbekende factoren die de prestatie beïnvloeden, die dus ook niet gemeten kunnen worden. Meer over de moeilijkheid van het meten van de readiness lees je in het antwoord op de vraag van Simon Goedegebuure.

Hartritmevariabiliteit

De HRV is slechts één van de vele componenten die mogelijk samenhangen met de readiness en met alleen een HRV-meting valt dus niets te zeggen over de totale readiness van een sporter. Een HRV-meting zegt alleen iets over de HRV en niet over alle andere zaken die de readiness van een sporter beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld de mentale readiness of de gesteldheid van spieren.

Er zijn geen studies bekend waaruit blijkt dat de HRV gerelateerd is aan de prestatie van handboogschutters. Uit de weinige literatuur naar de HRV en readiness blijkt dat de HRV, gemeten in de ochtend, bij topduursporters daalt in de dagen voor een belangrijke wedstrijd [4]. Dit zou kunnen duiden op een betere readiness ten aanzien van de HRV. Sporters bij wie deze daling zichtbaar is, presteren namelijk beter dan sporters bij wie de HRV niet daalt [4]. Deze bevinding geldt echter voor duursporters. Handboogschutters verschillen nogal van duursporters, bijvoorbeeld in de mate van fysieke belasting. Bovenstaande resultaten zijn daarom zeer waarschijnlijk niet rechtstreeks te vertalen naar handboogschutters.

De HRV is in de praktijk bovendien moeilijk betrouwbaar te meten en moeilijk te interpreteren. Voor een goede interpretatie is kennis nodig over de normale variatie in HRV binnen een individu, de belasting van de persoon en de meetfouten van de gebruikte apparatuur [2]. Maar ook mét die kennis blijft de interpretatie van de HRV heel moeilijk. Een lagere HRV kan namelijk wijzen op oververmoeidheid, maar zoals hier boven te lezen is, óók op een betere prestatie [4]. Een hogere HRV kan duiden op een betere fitheid en prestatie, maar is blijkbaar niet voordelig vlak voor een belangrijke wedstrijd [4]. De HRV kan daarnaast erg verschillen van dag tot dag en een optimale HRV verschilt bovendien per persoon [4]. Om een HRV-meting enigszins te kunnen duiden moeten er dus langdurig dagelijkse metingen gedaan worden, zodat er een duidelijk beeld ontstaat over het normale verloop van de HRV van een individu en zijn/haar optimale HRV.

Om een betrouwbare HRV-meting te doen kan het beste een electrocardiogram (ECG) gemaakt worden. Voor het beste resultaat wordt de HRV vlak na het wakker worden in rust gemeten gedurende vijf tot tien minuten, terwijl de sporter ligt of zit [2]. Een ECG meting is voor dagelijkse ochtendmetingen niet heel praktisch. Een meer praktische meetmethode is middels een horloge, maar de betrouwbaarheid van deze methode is discutabel [1,3,5].

Conclusie

De HRV kan niets zeggen over de totale readiness van een sporter. Een HRV-meting zegt alleen iets over de HRV, en niet over alle andere zaken die de readiness van een sporter beïnvloeden. Duursporters lijken beter te presteren wanneer hun HRV in de dagen voor een belangrijke wedstrijd daalt, maar of dit voor handboogschutters ook geldt is zeer de vraag. Daarbij is het gebruik van HRV-metingen in de sportpraktijk moeilijk. De betrouwbaarheid van sporthorloges voor HRV-metingen is discutabel, en de resultaten van een HRV-meting zijn moeilijk te interpreteren. Dit maakt een HRV-meting voor de sportpraktijk weinig relevant.

Bronnen

  1. Baek HJ, Shin J (2017). Effect of missing inter-beat interval data on heart rate variability analysis using wrist-worn wearables. J. Med. Syst., 41:147.
  2. Buchheit M (2014). Monitoring training status with HR measures: do all roads lead to Rome? Front. Physiol., 27: 73.
  3. Giles D, Draper N, Neil W (2016). Validity of the Polar V800 heart rate monitor to measure RR intervals at rest. Eur. J. Appl. Physiol., 116: 563-571.
  4. Plews DJ, Laursen PB, Stanley J, Kilding AE, Buchheit M (2013). Training adaptation and heart rate variability in elite endurance athletes: opening the door to effective monitoring. Sports Med., 43: 773-781.
  5. Sandercock GR, Bromley PD, Brodie DA (2005). The reliability of short-term measurements of heart rate variability. Int. J. Cardiol., 103: 238-247.