Spring naar content

Vraag hartslagwaarden rolstoelbasketballers

Kort antwoord

Er zijn geen studies bekend waarin de hartslagwaarden van rolstoelbasketballers (of andere rolstoelsporters) met amputaties als aparte groep zijn onderzocht. De beschikbare gegevens van individuele rolstoelbasketballers met amputaties duiden erop dat de hartslag niet afwijkt van valide sporters. Alleen bij sporters met een dubbelzijdige bovenbeenamputatie lijkt sprake te zijn van een verstoorde hartslag.

Bij de meeste rolstoelbasketballers met een dwarslaesie zijn er geen ernstige verstoringen van de hartslag. Of de hartslag van rolstoelbasketballers met een dwarslaesie zich tijdens inspanning anders gedraagt dan de hartslag van hun medespelers zonder dwarslaesie is onduidelijk. Wel duidelijk is dat ook andere factoren de hartslag kunnen beïnvloeden, zoals de context (wedstrijd of training) en de speelduur tijdens een wedstrijd.

Er is een grote verscheidenheid aan lichamelijke handicaps binnen één team. Als je de hartslagfrequentie wil gebruiken om de inspanningsintensiteit te bepalen, is het daarom aan te raden om voor elke speler individueel de relatieve hartslag te bepalen op basis van de maximale hartslag.

Uitgebreid antwoord

Achtergrond vraag

Rolstoelbasketbal kenmerkt zich door korte perioden met een hoge inspanningsintensiteit, afgewisseld met momenten van rust. De sport is toegankelijk voor spelers met diverse lichamelijke handicaps [1]. Afhankelijk van de ernst van hun beperking krijgen spelers een classificatie tussen 1.0 (ernstig beperkt, bijvoorbeeld een hoge dwarslaesie) en 4.5 (licht beperkt, bijvoorbeeld een eenzijdige onderbeenamputatie). In een wedstrijdopstelling van vijf spelers mag de som van hun classificaties niet boven 14.0 punten uitkomen. Hierdoor stellen coaches altijd sporters met lichte en sporters met ernstige beperkingen op [1]. Hartslagmonitoring kan een middel zijn om de belasting tijdens wedstrijden en trainingen in kaart te brengen. Coaches kunnen zo de intensiteit van de trainingen voor iedere sporter optimaal afstemmen op de eisen van de wedstrijd.

Amputaties

Sporters die een amputatie hebben ondergaan, hebben een kleiner vaatstelsel. Hun bloedvolume past zich hieraan aan, maar ze hebben meestal wel een hogere bloeddruk dan sporters zonder amputatie [2,3]. De locatie van de amputatie speelt hierbij een rol: mensen met een dubbelzijdige en/ of hogere amputatie ontwikkelen vaker problemen dan mensen met een (enkelzijdige) onderbeenamputatie [4]. Het lijkt aannemelijk dat hun hartslag ook verandert. Er zijn geen studies waarin de hartslagwaarden van rolstoelbasketballers met amputaties als aparte groep in kaart zijn gebracht. Als we kijken naar de studies die de hartslagwaarden per individuele speler vermelden lijkt er geen invloed van amputaties op de hartslag te zijn [5–9]. Anekdotische gegevens ondersteunen dit: in de praktijk wijkt alleen bij spelers met een dubbelzijdige bovenbeenamputatie de manier waarop de hartslag op inspanning reageert af (Rienk van der Slikke, persoonlijke communicatie).

Dwarslaesie

De mate waarin de hartslag verstoord is hangt af van het niveau waarop de dwarslaesie zich bevindt, en of er sprake is van een complete of incomplete laesie. Bij sporters met een hoge complete dwarslaesie (niveau T5-T6 of hoger) is de autonome aansturing van het hart verstoord, waardoor ze in de meeste gevallen een maximale hartslag tussen de 100 en 140 slagen per minuut hebben [10,11]. Dat is minder hoog dan sporters zonder dwarslaesie of met een dwarslaesie onder dit niveau [1,6,12]. De meeste rolstoelbasketballers met een dwarslaesie hebben een laesie onder niveau T5-T6, waardoor de invloed op hun hartslag beperkt is (Rienk van der Slikke, persoonlijke communicatie). Dit blijkt ook uit de waarden die in onderzoeken naar de hartslag bij rolstoelbasketballers worden gevonden (Tabel 1) [7,9,13–17]. Desalniettemin is de absolute hartslag door de verschillende beperkingen binnen een rolstoelbasketbalteam beperkt bruikbaar om de inspanningsintensiteit te monitoren. De relatieve hartslag – de hartslag bij inspanning uitgedrukt in een percentage van de maximale hartslag – lijkt een betere maat voor de inspanningsintensiteit te zijn [1,12,13].

Tabel 1: Hartslagwaarden van rolstoelbasketballers

CategorieHfmax Hfrust VT1VT2
Iturricastillo et al. 2017 
(n=12) [5]
A (n=4)178
B (n=8)178
dos Santos et al. 2017 
(n=10) [6]
A (n=5); B (n=5)
175111
(63%)
148
(85%)
Molik et al. 2017
(n=12) [7]
A (n=5)189161
(85%)
B (n=7)196171
(87%)
Iturricastillo et al. 2016-1 
(n=10) [8]
A (n=4)189
B (n=6)188
Croft et al. 2010 
(n=6) [9]
A (n=3)190125
(66%)
145
(76%)
B (n=3)197135
(69%)
150
(76%)
Pérez et al. 2007 
(n=5) [10]
A (n=2)17462
B (n=3)18365
Bloxham et al. 2001 
(n=6) [11]
A (n=3)185168
(90%)
B (n=3)178155
(87%)
Absolute hartslagwaarden (percentage van de maximale hartslag). Categorie: gebaseerd op classificatie volgens de International Wheelchair Basketball Federation (IWBF; categorie A = 1.0-2.5, categorie B = 3.0-4.5). Hfmax: maximale hartslag. Hfrust: rusthartslag. VT1: eerste ventilatoire drempel. VT2: tweede ventilatoire drempel.

Hartslagprofiel tijdens inspanning

Of de relatieve hartslag zich tijdens inspanning bij spelers met een dwarslaesie en andere rolstoelbasketballers anders ontwikkelt, is onduidelijk: verschillende onderzoeksresultaten spreken elkaar tegen [1,12]. Uit Spaans onderzoek kwam naar voren dat spelers met een dwarslaesie evenveel tijd op een bepaald percentage van hun maximale hartslag spendeerden als hun medespelers zonder dwarslaesie. Verschillen in hartslagprofielen wijten zij vooral aan de eisen die verschillende speelposities met zich meebrengen [12]. Uit een Poolse studie bleek wetenschappers iets anders: spelers zonder dwarslaesie bevonden zich langere tijd in de buurt van hun maximale hartslag [1]. Zij schrijven dit verschil toe aan het feit dat spelers met een dwarslaesie (die vaak ook een lager niveau van functioneren hebben) inspanning op een intensiteit dichtbij hun maximale hartslag niet lang vol kunnen houden [1].

Andere factoren

Niet alleen het type en de mate van beperking spelen een rol bij de hartslag van rolstoelbasketballers. Ook de speelduur is een bepalende factor: Spaanse wetenschappers lieten zien dat naarmate spelers een groter gedeelte van de wedstrijd in het veld stonden, hun gemiddelde hartslag toenam. Rolstoelbasketballers die 30 tot 40 minuten speelden hadden de hoogste gemiddelde hartslag. Ze maakten daarbij geen onderscheid tussen spelers met en zonder dwarslaesie [5]. In de Poolse studie maakten de wetenschappers dit onderscheid wel: hieruit bleek dat het voor de gemiddelde hartslag van spelers met een dwarslaesie niet uitmaakte hoe lang ze in het veld stonden [1]. Spelers met een minder ernstige handicap haalden daarentegen de hoogste gemiddelde hartslag als zij 40 tot 59 procent van de tijd (ongeveer 15 tot 30 minuten) stonden opgesteld [1]. Waar de onderzoekers het wél eens over zijn: bij wedstrijden ligt de hartslag hoger dan in trainingen, en bij belangrijke wedstrijden ligt de hartslag hoger dan bij minder belangrijke [1,5,16].

Praktische aanbevelingen

Door de variatie aan lichamelijke handicaps binnen één team, en de daarbij komende verschillen in niveau van functioneren, is aan te bevelen om voor iedere individuele speler de relatieve hartslag te gebruiken om de inspanningsintensiteit te bepalen.

Om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de interne belasting tijdens trainingen en wedstrijden is het daarnaast aan te raden om niet alleen de relatieve hartslagwaarden te monitoren, maar bijvoorbeeld ook de rating of perceived exertion (RPE) [13,16]. Tot slot kun je als je de belasting van een sporter tijdens trainingen of wedstrijden wil weten ook gebruik maken van manieren om de externe belasting te bepalen. Nieuwe sensortechnieken zorgen ervoor dat gegevens zoals het geleverde vermogen, het aantal acceleraties en deceleraties en de afgelegde afstand ook voor analyse beschikbaar zijn [11].

Dit antwoord is tot stand gekomen met dank aan Rienk van der Slikke, docent-onderzoeker bij de Haagse Hogeschool en embedded scientist rolstoelsporten bij NOC*NSF.

Bronnen

  1. Marszalek J, Gryko K, Kosmol A, Morgulec-Adamowicz N, Mróz A, Molik B. Wheelchair basketball competition heart rate profile according to players’ functional classification, tournament level, game type, game quarter and playing time. Front Psychol. 2019 Apr; 10: 773.
  2. Paula-Ribeiro M, Garcia MMN, Martinez DG, Lima JRP, Laterza MC. Increased peripheral vascular resistance in male patients with traumatic lower limb amputation: one piece of the cardiovascular risk puzzle. Blood Press Monit. 2015 Dec; 20(6): 341-345.
  3. Huonker M, Schmid A, Schmidt-Trucksass A, Grathwohl D, Keul J. Size and blood flow of central and peripheral arteries in highly trained able-bodied and disabled athletes. J Appl Physiol. 2003 Aug; 95(2): 685-691.
  4. Naschitz JE & Lenger R. Why traumatic leg amputees are at increased risk for cardiovascular diseases. QJM. 2008 Apr; 101(4): 251-259.
  5. Iturricastillo A, Granados C, Camara J, Reina R, Castillo D, Barrenetxea I, et al. Differences in physiological responses during wheelchair basketball matches according to playing time and competition. Res Q Exerc Sport. 2018; 89: 474-481.
  6. Iturricastillo A, Granados C, Yanci J. The intensity and match load comparison between high spinal cord injury and non-spinal cord injury wheelchair basketball players: a case report. Spinal Cord Ser Cases. 2016 Dec 22; 2: 16035.
  7. Pérez J, Rabadán M, Pacheco JL, Sampedro J. Heart rate assessment during wheelchair basketball competition: its relationship with functional classification and specific training design. In: Higgs C, Vanlandewijck YC., eds. Sport for persons with a disability perspectives the multidisciplinary series of physical education and sport science, eds C. Higgs, and Y. C. Vanlandewijck. Berlin: ICSSPE; 2007. p.151-174.
  8. Goosey-Tolfrey VL & Tolfrey K. The oxygen uptake-heart rate relationship in trained female wheelchair athletes. J Rehabil Res Dev. 2004 May; 41(3B): 415-20.
  9. Bloxham LA, Bell GJ, Bhambhani Y, Steadward RD. Time motion analysis and physiological profile of Canadian world cup wheelchair basketball players. Sports Med Train Rehabil. 2001; 10: 183-198.
  10. Goosey-Tolfrey VL & Leicht CA. Field-based physiological testing of wheelchair athletes. Sports Med 2013; 43: 77–91.
  11. Simim MAM, de Mello MT, Silva BVC, Rodrigues DF, Rosa JPP, Couto BP. Load monitoring variables in training and competition situations: a systematic review applied to wheelchair sports. Adapt Phys Activ Q. 2017 Oct; 34(4): 466-483.
  12. Iturricastillo A, Yanci J, Los Arcos A, Granados C. Physiological responses between players with and without spinal cord injury in wheelchair basketball small-sided games. Spinal Cord. 2016 Dec; 54(12): 1152-1157.
  13. Iturricastillo A, Granados C, Los Arcos A, Yanci J. Objective and subjective methods for quantifying training load in wheelchair basketball small-sided games. J Sports Sci. 2017 Apr; 35(8): 749-755.
  14. dos Santos PP, de Souza GC, Alves DL, Rodacki ALF, Lima-Silva AE, De-Oliveira FR. Physiological demands of wheelchair basketball. J Exerc Physiol Online. 2017; 20: 52-59.
  15. Molik B, Kosmol A, Morgulec-Adamowicz N, Lencse-Mucha J, Mroz A, Gryko K., et al. Comparison of aerobic performance testing protocols in elite male wheelchair basketball players. J Hum Kinet. 2017; 60: 243-254.
  16. Iturricastillo A,  Yanci J, Granados C, Goosey-Tolfrey V. Quantifying wheelchair basketball match load: a comparison of heart-rate and perceived-exertion methods. Int J Sports Physiol Perform. 2016 May; 11(4): 508-514.
  17. Croft L, Dybrus S, Lenton J, Goosey-Tolfrey V. A comparison of the physiological demands of wheelchair basketball and wheelchair tennis. Int J Sports Physiol Perform. 2010; 5: 301-315.