Spring naar content

Vraag indicatoren belasting basketbal

Kort antwoord

Uitkomstmaten als het aantal sprongen, het aantal versnellingen en vertragingen en het aantal veranderingen van richting, geven een goed beeld van de externe belasting bij basketballers. Daarnaast kunnen indicatoren als de totaal gelopen afstand of het aantal sprintmeters inzicht geven in de belasting. Hoewel de frequentie van bewegingen informatie geeft over de belasting, zegt ook de intensiteit van een beweging wat; de belasting op de spieren is namelijk hoger bij een snelle actie of hoge sprong dan bij een minder intensieve beweging. Naast de belasting van spieren en gewrichten belasten spelers ook het hart en de longen. Een goede maat om deze belasting in kaart te brengen is de Rating of Perceived Exertion (RPE). Ook de hartfrequentie is een goede maat voor deze belasting.

Uit de resultaten van een recent onderzoek blijkt dat spelers op topniveau tijdens een wedstrijd gemiddeld 857 meter afleggen en ongeveer 44 meter per minuut. Verder springen zij gemiddeld 20 keer, versnellen ze 33 keer en vertragen ze 34 keer per wedstrijd. Daarnaast veranderen zij gemiddeld elf keer van richting. De hartslag is gemiddeld 165 slagen per minuut in een wedstrijd. De RPE is direct na de wedstrijd gemiddeld 5,4.

Uitgebreid antwoord

De totale trainings- en wedstrijdbelasting hangt af van de duur, intensiteit en frequentie van inspanning. Coaches kunnen hierbij onderscheid maken tussen de externe en interne belasting. Bij externe belasting gaat het om de omvang of het volume van een training of wedstrijd, bijvoorbeeld de gelopen afstand of het aantal sprongen [3]. Deze belasting hangt niet af van persoonlijke kenmerken. Veel sportorganisaties meten deze belasting met bewegingssensoren: deze registreren de positie, snelheid en versnelling van spelers. Bij interne belasting gaat het om de reactie van spelers op inspanning, zoals de hartslag [3]. Deze reactie verschilt wél per persoon. Dat betekent dat dezelfde externe belasting kan leiden tot een verschillende interne belasting van twee spelers [7].

Externe belasting

Basketbal kenmerkt zich door het dynamische spel, waarbij spelers in een hoog tempo afwisselend verdedigen en aanvallen. Doordat spelers veel springen, sprinten, wenden en keren, geven soortgelijke uitkomstmaten een goed beeld van de externe belasting. Het gaat hierbij om indicatoren als het aantal sprongen, het aantal versnellingen en vertragingen en het aantal veranderingen van richting [4, 7]. Daarnaast geven indicatoren als de totaal gelopen afstand of het aantal sprintmeters inzicht in de externe belasting [4, 6].

Classificeren van bewegingen

Bij het monitoren van de belasting is het mogelijk om niet alleen naar de frequentie te kijken, maar ook naar de intensiteit van een beweging; de belasting op de spieren is namelijk hoger bij een snelle actie of hoge sprong dan bij een minder intensieve beweging. Coaches kunnen hierbij onderscheid maken tussen bewegingen op lage, gemiddelde en hoge intensiteit. Hiervoor kunnen ze grenswaarden instellen. Een groep onderzoekers uit Qatar classificeerden de spronghoogte als volgt: onder de twintig centimeter als laag, tussen de twintig en veertig centimeter als gemiddeld en daarboven als hoog [4, 7]. Hetzelfde geldt voor andere indicatoren zoals het aantal versnellingen; onderzoekers classificeren een versnelling als hoog intensief wanneer een speler per seconde minimaal 3,5 meter per seconde versnelt [4, 7].

Externe belasting topbasketballers

Omdat het 3×3 basketbal nog een vrij jonge sport is, is er niet veel bekend over de belasting van vrouwelijke spelers in een wedstrijd. Gelukkig hebben onderzoekers uit Qatar hier recentelijk verandering in gebracht: zij registreerden de belasting tijdens het WK 3×3, EK 3×3 en het WK Junioren 3×3 [4]. Daarbij verkregen ze data van 208 vrouwelijke basketballers. Uit deze data blijkt dat spelers tijdens een wedstrijd gemiddeld 857 meter afleggen en ongeveer 44 meter per minuut. Wanneer de Qatarezen keken naar het aantal sprongen op verschillende hoogtes, blijkt dat spelers onder de 20 centimeter gemiddeld 5,2 keer sprongen, terwijl ze tussen de 20 en 40 centimeter 11,9 keer omhoog kwamen. Spelers sprongen gemiddeld maar 2,4 keer per wedstrijd boven de 40 centimeter [4].

Bij het aantal versnellingen en vertragingen maakten de onderzoekers onderscheid tussen lage (<2,5 m/s), gemiddelde (2,5-3,5 m/s) en hoge (>3,5 m/s) versnellingen of vertragingen [4]. Bij veranderingen van richting maakten ze alleen onderscheid tussen links en rechts op hoge snelheid. In onderstaande tabel volgt het aantal versnellingen, vertragingen en veranderingen van richting tijdens het WK, EK en WK junioren.

Tabel 1: Het aantal versnellingen, vertragingen en veranderingen van richting van vrouwelijke spelers tijdens het WK 3×3, EK 3×3 en WK Junioren 3×3.
Aantal versnellingen (m/s)Aantal vertragingen (m/s)Aantal veranderingen van richting (m/s)
<2.52.5-3.5>3.5<2.52.5-3.5>3.5Links >3.5Rechts >3.5
WK20.47.05.628.68.84.46.64.7
EK21.57.76.228.39.04.77.54.7
WK Junioren18.56.04.327.38.84.05.24.0

Interne belasting

Rating of Perceived Exertion

Om de interne belasting van spelers te bepalen, blijkt de Rating of Perceived Exertion (RPE) een zeer goede en veel gebruikte manier [5]. De RPE is een subjectieve maat voor hoe zwaar spelers de inspanning ervaren. Deze maat kan op verschillende manieren gebruikt worden, maar veel coaches hanteren de Borgschaal waarbij scores oplopen van 0 (niet vermoeiend) tot 10 (zeer, zeer zwaar).

Om de ervaren vermoeidheid per training te bepalen, gebruikt men ook wel de session-Rating of Perceived Exertion (sRPE): deze maat neemt naast de ervaren vermoeidheid ook de duur van de inspanning mee. Om de sRPE te berekenen hoef je alleen de duur van de inspanning – in minuten – vermenigvuldigen met de RPE [2].

Tijdens de verschillende toernooien bepaalden de onderzoekers uit Qatar de RPE bij de spelers binnen twee minuten na een wedstrijd [4]. Deze was gemiddeld 5,4, wat aangeeft dat spelers een wedstrijd als zwaar beschouwden. Hierbij maakte het niet uit op welk toernooi zij speelden: de ervaren vermoeidheid was hetzelfde.

Hartfrequentie

Ook de hartfrequentie is een goede maat voor de interne belasting [3]. Coaches kunnen op basis van de hartfrequentie controleren of spelers een passende trainingsprikkel krijgen en of ze voldoende herstellen [1]. Bij het monitoren van de hartfrequentie moeten coaches letten op de relatieve hartfrequentie – het percentage van de maximale hartfrequentie – en de tijd die spelers in verschillende hartslagzones zitten. Op deze manier is een vergelijking tussen spelers beter mogelijk. Let hierbij op dat de hartfrequentie niet alleen afhangt van de duur en intensiteit van de inspanning, maar ook van andere factoren zoals de voedingsstatus, emotionele status en omgevingsfactoren [1, 6].

Tijdens de toernooien keken de Qatarezen ook naar de hartslag van spelers: deze bleek gemiddeld 165 en maximaal 198 slagen per minuut. Hierbij maakte het niet uit op welk niveau spelers presteerden: de hartslag was hetzelfde bij de junioren en de senioren, maar ook bij spelers op het EK en het WK.

Lactaatconcentratie

Met een analyse van de lactaatconcentratie in het bloed is iets te zeggen over de anaerobe belasting van basketballers. Deze analyse gebeurt echter vaak na inspanning, waardoor coaches niet meer kunnen sturen op de belasting tijdens een training. Daarbij geeft de bloedlactaatconcentratie slechts een grove indicatie van de intensiteit van de inspanning. De andere indicatoren – RPE en hartfrequentie – zullen voldoende zijn om een beeld te krijgen van de interne belasting.

Bronnen

  1. Berkelmans DM, Dalbo VJ, Kean CO, Milanović Z, Stojanović E, Stojiljković N, Scanlan AT (2018) Heart rate monitoring in basketball: Applications, player responses, and practical recommendations. J. Strength Cond. Res., 32:2383-2399
  2. Edwards T, Spiteri T, Piggott B, Bonhotal J, Haff GG, Joyce C (2018) Monitoring and managing fatigue in basketball. Sports 6, doi: 10.3390/sports6010019
  3. Fox JL, Scanlan AT, Stanton R (2017) A review of player monitoring approaches in basketball: current trends and future directions. J. Strength Cond. Res., 31:2021-2029
  4. Montgomery PG, Maloney BD (2018) Three-by-three basketball: Inertial movement and physiological demands during elite games. ‎Int. J. Sports Physiol. Perform., 13:1169-1174
  5. Sansone, P., Tschan, H., Foster, C., & Tessitore, A. (2018). Monitoring training load and perceived recovery in female basketball: Implications for training design. J. Strength Cond. Res., Epub ahead of print, doi: 10.1519/JSC.0000000000002971
  6. Stojanović E, Stojiljković N, Scanlan AT, Dalbo VJ, Berkelmans DM, Milanović Z (2018) The activity demands and physiological responses encountered during basketball match-play: a systematic review. Sports Med., 48:111-135
  7. Svilar L, Castellano J, Jukic I, Casamichana D (2018) Positional differences in elite basketball: selecting appropriate training-load measures. ‎Int. J. Sports Physiol. Perform., 13:947-952