Spring naar content

Vraag intensiteit en energiesystemen turnen

Kort antwoord

Bij jonge topturnsters ligt de gemiddelde hartfrequentie tijdens een oefening rond de 145-170 slagen per minuut. De maximale hartfrequentie bereikt hogere waarden: tussen de 165-195 slagen per minuut. Hoewel de intensiteit verschilt per onderdeel, ligt de gemiddelde hartfrequentie tussen de 70-85 procent van de maximale hartfrequentie. Of ze een dergelijke hartfrequentie ook bereiken in de training, hangt vanzelfsprekend af van de invulling van de training.

Er is geen onderzoek bekend naar de verhouding van het aerobe en anaerobe energiesysteem in de energievoorziening per turnonderdeel. In welke mate de energiesystemen bijdragen aan de energievoorziening, hangt namelijk af van de duur en intensiteit van het onderdeel. Omdat een oefening slechts 5 tot 90 seconden duurt, levert het anaerobe systeem voornamelijk de energie tijdens een turnoefening.

Uitgebreid antwoord

Intensiteit

Een veelgebruikte maat voor de intensiteit van inspanning is de hartfrequentie. Bij jonge topturnsters tussen de 13 en 16 jaar ligt de gemiddelde hartfrequentie rond de 145-170 slagen per minuut tijdens een oefening [1,4]. De maximale hartfrequentie bereikt hogere waarden: tussen de 165-195 slagen per minuut. Het lijkt erop dat hoe hoger de moeilijkheidsgraad, des te hoger de hartfrequentie is. Bovendien verschilt de intensiteit per onderdeel. Zo is de gemiddelde hartfrequentie bij de brug met ongelijke leggers, balk en vloer met 160-170 slagen per minuut hoger dan bij sprong: hier is de gemiddelde hartslag 145 slagen per minuut [1]. Bij volwassen mannen verschillen de onderdelen eveneens weinig qua intensiteit, afgezien van sprong waar het hart ook het minst snel klopt [2,3]. Of ze een dergelijke hartfrequentie ook bereiken in de training, hangt vanzelfsprekend af van de invulling van de training.

Vlak na een routine op de brug met ongelijke leggers, balk of vloer bereiken turnsters 95 procent van hun maximale hartfrequentie, terwijl ze direct na het onderdeel sprong op 80 procent van hun maximale hartfrequentie zitten [4]. Omdat turners gewoonlijk een routine eindigen met een moeilijk element, bereiken ze een dergelijk hoog percentage van de maximale hartfrequentie alleen op het einde. Toch ligt tijdens een routine de gemiddelde hartfrequentie ook relatief hoog: tussen de 70-85 procent van de maximale hartfrequentie.

Energiesystemen

De systemen die de spieren van energie voorzien zijn aeroob (met zuurstof) of anaeroob (zonder zuurstof). Hierbij is het anaerobe systeem opgedeeld in een lactisch en a-lactisch systeem. Als het lactische systeem energie moet leveren, produceert het lichaam lactaat. Bij het a-lactische systeem breekt het lichaam adenine trifosfaat (ATP) en creatinefosfaat (PCr) af, zonder dat er lactaat ontstaat. Dit a-lactische systeem – ATP-PC – zorgt voor een snelle energielevering, maar is na ongeveer tien à vijftien seconden uitgeput. Het lactische systeem, de anaerobe glycolyse, heeft daarentegen meer tijd nodig om op gang te komen, maar kan langer energie leveren zoals te zien in Figuur 1.

een plaatje van een lijndiagram; in het artikel staat het uitgelegd
Figuur 1. Het energie continuüm [2].

Er is geen onderzoek bekend naar de verhouding van het aerobe en anaerobe energiesysteem in de energievoorziening per turnonderdeel. Op basis van gegevens die wel bekend zijn, suggereren onderzoekers dat het anaerobe systeem verantwoordelijk is voor tachtig procent van de energie en het aerobe systeem voor twintig procent [2].

In welke mate de energiesystemen bijdragen aan de energievoorziening, hangt namelijk af van de duur en intensiteit van het turnonderdeel. Hierbij geldt: hoe langer de duur van een oefening, hoe groter het relatieve aandeel van de aerobe energievoorziening. Omdat een oefening slechts 5 tot 90 seconden duurt, levert het anaerobe systeem voornamelijk de energie [2]. Bij het onderdeel sprong duurt de inspanning rond de vijf seconden, waardoor met name het anaerobe a-lactische systeem de energie levert [4]. Voor de onderdelen brug met ongelijke leggers en vloer zorgt het anaerobe lactische systeem grotendeels voor de energie [4]. Hoe de bijdrage van de verschillende energiesystemen zich tot elkaar verhouden per onderdeel, is echter onbekend.

Bronnen

  1. Isacco L, Ennequin G, Cassirame J, Tordi N (2019). Physiological pattern changes in response to a simulated competition in elite women’s artistic gymnasts. J. Strength Cond. Res., 33: 2768-2777.
  2. Jemni M, ed. Energetics of Gymnastics. Oxon, United Kingdom: Routledge, 2011.
  3. Jemni M, Friemel F, Lechevalier JM, Origas M (2000). Heart rate and blood lactate concentration analysis during a high-level men’s gymnastics competition. J. Strength Cond. Res., 14: 389-394.
  4. Marina M, Rodríguez FA (2014). Physiological demands of young women’s competitive gymnastic routines. Biol. Sport, 31: 217-222.