Spring naar content

Vraag judotests

Er bestaan de nodige tests die inzicht kunnen geven in de fysieke capaciteiten die voor een judoka van belang zijn. Zo is de anaerobe capaciteit van de armen te meten door een “upper body Wingate-test” uit te laten voeren. Hierbij moet een judoka 30 seconde zo snel mogelijk met zijn armen “trappers” ronddraaien tegen een vaste weerstand. Met deze test is bijvoorbeeld het piekvermogen te bepalen. Met behulp van een dynamometer is de handknijpkracht eenvoudig te meten. Dit is een belangrijke parameter als het gaat om de “kumikata”. Er zijn ook judospecifieke tests waarbij worpen voorkomen die ook terug te zien zijn in de wedstrijden. Zo is er de “special judo fitness test” waarbij een judoka in korte periodes met weinig rust zo vaak mogelijk een “ippon-seoi-nage” moet uitvoeren. Daarnaast is er een test ontwikkeld waarbij judo-oefeningen gecombineerd zijn met krachtoefeningen: de “Blasco specific judo test”. Hiermee is de kracht en het uithoudingsvermogen in kaart te brengen. Door een judoka (enkele van) deze tests gedurende het seizoen een aantal keren uit te laten voeren krijgt een trainer meer inzicht in zijn trainingsstatus. Door deze objectieve manier van testen zijn trainingen beter te optimaliseren.

Niet alleen kracht en anaerobe capaciteit zijn belangrijke fysieke eigenschappen van een judoka, ook bewegelijkheid speelt een belangrijke rol. Het meten hiervan, zoals bijvoorbeeld met een “sit and reach test”, is echter niet judospecifiek en is daarom niet verder besproken.

Er bestaan veel testen om de fysieke prestatie van een atleet in kaart te brengen. De uitslagen van deze testen kunnen een trainer handvatten geven bij het opstellen van trainingsschema’s en wedstrijddoelen. De meest interessante testen zijn sportspecifiek. Bij judo gaat het voornamelijk om maximale kracht en herhaalde explosieve bewegingen. De fysieke testen zullen dus vooral hierop gericht moeten zijn. De maximale kracht van spiergroepen is meestal eenvoudig tijdens krachttraining te bepalen. Trainers doen dit al geregeld om een weloverwogen krachttraining te kunnen opstellen. Bij deze tests gaat het echter meestal niet om judospecifieke kracht. Hieronder zal een selectie van tests worden beschreven die de kracht/anaerobe capaciteit meten van spiergroepen die belangrijk zijn in het judo.

Anaerobe test

“Upper body Wingate-test”

Een Wingate test is vooral bekend als een test op een fietsergometer. Maar er bestaan ook armergometers waarmee het bovenlijf te testen is (fig. 1). Bij de “upper body Wingate-test” is het de bedoeling dat een atleet, na een warming-up, 30 seconden tegen een vaste weerstand (bijvoorbeeld 5 N/kg lichaamsgewicht, afhankelijk van de kracht van de atleet) zo snel mogelijk “trappers” ronddraaien met hun armen. Aan de hand van deze anaerobe test is de totaal geleverde arbeid, het gemiddelde en maximale vermogen en het verval in vermogen (vermoeidheidsindex) van de armspieren te bepalen gedurende 30 seconden [2,3]. Armergometers bestaan in vele soorten en maten.

Figuur 1. Ergometer voor het bovenlichaam. (http://www.hogganhealth.net/)

Knijpkracht

Knijpkracht is een essentieel onderdeel van de “kumikata” oftewel de greep. De maximale knijpkracht is eenvoudig te meten met behulp van een handdynamometer waarin de judoka zo hard mogelijk moet knijpen (fig. 2) [3].

Figuur 2. Voorbeeld van een handdynamometer (http://www.fysiosupplies.nl)

Judospecifieke tests

Special judo fitness test (SJFT)

De SJFT bestaat kort gezegd uit het zo vaak mogelijk uitvoeren van een worp binnen een bepaalde tijd en het bepalen van de hartfrequentie. De judoka (“tori”) staat tussen 2 andere judoka’s (“ukes”) in die 6 m van elkaar af staan. Op het moment van het startsignaal werpt de “tori” met een “ippon-seoi-nage” zo vaak mogelijk de “ukes” die zich zonder tegenwerking laten werpen. De SJFT bestaat uit 3 periodes van 15, 30 en 30 seconden werpen met 10 seconden pauze tussen de 3 periodes. De trainer meet direct na en 1 minuut na de inspanning de hartfrequentie. De score op de SJFT is als volgt te berekenen:

Score = (hartfrequentiena + hartfrequentie1min_na) / aantal worpen

Hoe lager de score des te beter de judoka heeft gepresteerd. Bij het herhalen van deze test gedurende het jaar is het belangrijk dezelfde, of in ieder geval judoka’s van hetzelfde gewicht, bij elkaar te zetten [3].

Blasco specific judo test (BSJT)

De BSJT bevat zowel kracht- als judospecifieke oefeningen. Het is een complexere test dan de SJFT waarbij de judoka afwisselend in een opgetrokken houding moet blijven hangen, met behulp van alleen de armen in een touw naar boven en beneden moet klimmen en verschillende judo-oefeningen moet uitvoeren. De oefeningen duren elk 15 seconden en tussen elke oefening zit 10-15 seconden rust. Deze serie van oefeningen herhaalt de judoka driemaal met 15 seconden rust tussen elke serie. Na de derde keer sluit de judoka af met een volhoudtest waarbij hij zo lang mogelijk in een opgetrokken houding moet blijven hangen (fig. 3). Deze test duurt ongeveer 8 minuten. Het aantal worpen, het aantal keren dat de judoka op en neer is geklommen en de tijd die hij het volhoudt om in opgetrokken houding te blijven hangen bepalen de totaalscore op de BSJT. Door het aantal worpen en het aantal keer op en neer klimmen van de 3 herhalingen apart te bekijken is er ook nog een beeld te krijgen van de vermoeidheid die optreedt over de tijd. Net als bij de SJFT is het belangrijk judoka’s van hetzelfde gewicht in te zetten [1].

Figuur 3. Overzicht BSJT [1]. TW: Tokui Waza (tori’s beste techniek)

Conclusie

Door judoka’s gedurende het jaar herhaaldelijk enkele van bovenstaande tests te laten uitvoeren is het voor een trainer inzichtelijk te maken hoe een atleet er fysiek voor staat. Aan de hand van de objectieve resultaten van deze tests zijn trainingsschema’s, indien gewenst, aan te passen.

Tot slot

Niet alleen kracht en anaeroob vermogen zijn belangrijke fysieke eigenschappen van een judoka, ook bewegelijkheid speelt een rol. Het in kaart brengen van de bewegelijkheid van verschillende gewrichten kan ook belangrijke trainingsinformatie opleveren. Bewegelijkheidstests, zoals de “sit and reach test” zijn echter niet judospecifiek en zijn eenvoudig uit te voeren, vandaar dat er in de beantwoording van deze vraag niet verder bij stil is gestaan.

Bronnen

  1. Blasco-Lafarga C, Martinez-Navarro I, Mateo M, Pablos C, Carratala V (2011) Non-linear aproach to cardiac autonomic recovery following an upper-limb judo test. Int. J. Motor Learning Sport Perf., 2: 72-79
  2. Franchini E, De Moraes Bertuzzi RC, Takito MY, Kiss MA. (2009) Effects of recovery type after a judo match on blood lactate and performance in specific and non-specific judo tasks. Eur. J. Appl. Physiol., 107: 377-383
  3. Fukuda DH, Stout JR, Kendall KL, Smith AE, Wray ME, Hetrick RP (2013) The effects of tournament preparation on anthropometric and sport-specific performance measures in youth judo athletes. J. Strength. Cond. Res., 27 :331-339
  4. Lovell D, Kerr A, Wiegand A, Solomon C, Harvey L, McLellan C (2013) The contribution of energy systems during the upper body Wingate anaerobic test. Appl. Physiol. Nutr. Metab., 38: 216–219