Spring naar content

Vraag kracht-snelheidsprofilering met countermovement jumps

Kort antwoord

Voor het opstellen van een kracht-snelheidsrelatie kun je zowel squat jumps als countermovement jumps gebruiken. De methode van de onderzoeksgroep van J.B. Morin om het kracht-snelheidsprofiel te bepalen is valide en betrouwbaar voor countermovement jumps. Bij een countermovement jump kan een sporter meer vermogen leveren dan bij een squat jump. Hierdoor verschuift de kracht-snelheidsrelatie naar rechts. Je kunt de relaties gebaseerd op verschillende sprongvormen dus niet met elkaar vergelijken. Wat betreft het uitvoeren van de sprongtests is er één aandachtspunt: bij countermovement jumps kan het lastig zijn om de diepte van het inzakken te standaardiseren. Dit kan gevolgen hebben voor de berekening van de kracht-snelheidsrelatie.

Uitgebreid antwoord

Kracht-snelheidsprofielen

Om hoog te springen moeten de spieren van een sporter veel vermogen kunnen leveren. Daarvoor is zowel kracht als snelheid nodig; vermogen is immers het product van kracht en snelheid. Bij lage bewegingssnelheden kunnen spieren veel kracht leveren; bij hoge snelheden neemt dit af. Door te springen met verschillende hoeveelheden gewicht kun je de kracht-snelheidsrelatie in kaart brengen. Je bepaalt dan een aantal punten op de kracht-snelheidsgrafiek: sprongen met veel extra gewicht hebben een hoge kracht en een lage snelheid, sprongen zonder extra gewicht hebben een lage kracht en een hoge snelheid. Door een aantal van deze punten te bepalen en daar een rechte lijn door te trekken bepaal je de kracht-snelheidsrelatie voor verticale sprongen[1].

Daarnaast kun je met behulp van de formule van Samozino en collega’s een optimaal kracht-snelheidsprofiel voor een specifieke sporter berekenen[2]. Door het optimale profiel met het daadwerkelijke profiel te vergelijken kan een coach zien of een sporter tekortkomt in kracht of snelheid, of dat beide componenten in balans zijn. Als kracht en snelheid in balans zijn, bereikt een sporter optimale spronghoogtes voor zijn of haar vermogen op dat moment. Bij onbalans kan een sporter focussen op het trainen van extra kracht of snelheid, zo stellen de onderzoekers die deze methode hebben gepubliceerd.

Squat jumps of countermovement jumps?

Het is mogelijk om het kracht-snelheidsprofiel zowel met squat jumps als met  countermovement jumps te bepalen. Bij een squat jump start de beweging met gebogen heupen en knieën en vindt de enige verplaatsing van het lichaamszwaartepunt naar boven plaats. Bij een countermovement jump begint de beweging met het inveren naar beneden voordat de sporter weer omhoogkomt. Voor volleyballers kan het handig zijn om het kracht-snelheidsprofiel ook op basis van countermovement jumps te berekenen; zij voeren deze sprongvorm immers veel uit in hun sport en zijn gewend om zo te springen.

Oorspronkelijk is er bij het opstellen van kracht-snelheidsprofielen uitgegaan van squat jumps, maar uit verschillende onderzoeken blijkt dat er ook op basis van countermovement jumps een betrouwbaar kracht-snelheidsprofiel te bepalen valt[3–5]. Countermovement jumps zijn over het algemeen hoger dan squat jumps, omdat een sporter meer kracht kan ontwikkelen mét inveren dan zonder. Als gevolg hiervan zijn de (theoretische) maximale kracht, de (theoretische) maximale snelheid en het maximaal vermogen, waarop het kracht-snelheidsprofiel gebaseerd is, hoger bij countermovement jumps dan bij squat jumps. Het kracht-snelheidsprofiel verschuift hierdoor naar rechts (zie figuur)[4,6]. Uit onderzoek blijkt dat op groepsniveau de gemiddelde helling van de kracht-snelheidsrelatie gelijk blijft, maar op individueel niveau kan deze wel verschillen. Dit betekent dat het effect van inveren op de geleverde kracht niet voor iedere sporter en voor iedere snelheid gelijk is[6]. Om de ontwikkeling van een sporter door de tijd heen te monitoren is het belangrijk om het sprongtype steeds constant te houden.

Voorbeeld van de kracht-snelheidsrelatie van een proefpersoon gebaseerd op squat jumps (gesloten rondjes) en countermovement jumps (open rondjes). Bij countermovement jumps verschuift de kracht-snelheidsrelatie naar rechts[4].

Net als bij squat jumps, is de spronghoogte bij countermovement jumps niet alleen afhankelijk van het maximale vermogen, maar ook van de balans tussen kracht en snelheid[4]. Ook voor countermovement jumps kun je een optimaal kracht-snelheidsprofiel berekenen en daarmee tekortkomingen in kracht of snelheid vaststellen[2,4].

Met en zonder krachtenplatform

De onderzoeksgroep van J.B. Morin heeft in de loop der jaren twee methodes beschreven om het kracht-snelheidsprofiel op te stellen. In de eerste methode wordt er een krachtenplatform gebruikt om de verticale grondreactiekracht te meten. Met het krachtsignaal is het mogelijk om (door middel van integratie) de snelheid en verplaatsing van het lichaamszwaartepunt te berekenen. In de tweede methode wordt geen gebruik gemaakt van een krachtenplatform, maar worden kracht, snelheid en vermogen berekend op basis van lichaamsgewicht, spronghoogte en afzethoogte[1]. Beide methoden zijn valide en betrouwbaar bevonden voor het opstellen van een kracht-snelheidsprofiel op basis van countermovement jumps bij topsporters[5].

Voor de tweede methode is het belangrijk dat de afzethoogte (de hoogte van de heup op het diepste moment van de beweging) voor iedere sprong wordt ingevoerd in de vergelijking. Dit is gemakkelijker als alle sprongen precies even diep beginnen. Bij een squat jump is dat eenvoudiger te standaardiseren dan bij een countermovement jump, omdat de sporter bij een squat jump een paar seconden stil moet staan op het diepste punt. Bij een countermovement jump is dit een doorgaande beweging. Volgens Jimenez en collega’s zijn goed getrainde sporters echter in staat om de diepte van hun squat constant te houden, ook tijdens countermovement jumps[5]. Eventueel kunnen sporters hierbij geholpen worden door een elastiek te spannen op de gewenste hoogte, wat de sporters met hun zitvlak moeten aanraken alvorens omhoog te springen.

Bronnen

  1. Samozino P, Morin JB, Hintzy F, Belli A. A simple method for measuring force, velocity and power output during squat jump. J Biomech. 2008;41(14):2940–5.
  2. Samozino P, Rejc E, Di Prampero PE, Belli A, Morin JB. Optimal force-velocity profile in ballistic movements-Altius: Citius or Fortius? Med Sci Sports Exerc. 2012;44(2):313–22.
  3. Cuk I, Markovic M, Nedeljkovic A, Ugarkovic D, Kukolj M, Jaric S. Force-velocity relationship of leg extensors obtained from loaded and unloaded vertical jumps. Eur J Appl Physiol. 2014;114(8):1703–14.
  4. Jiménez-Reyes P, Samozino P, Cuadrado-Peñafiel V, Conceição F, González-Badillo JJ, Morin JB. Effect of countermovement on power–force–velocity profile. Eur J Appl Physiol. 2014;114(11):2281–8.
  5. Jiménez-Reyes P, Samozino P, Pareja-Blanco F, Conceição F, Cuadrado-Peñafiel V, González-Badillo JJ, et al. Validity of a simple method for measuring force-velocity-power profile in countermovement jump. Int J Sports Physiol Perform. 2017;12(1):36–43.
  6. Cross MR, Rivière JR, Van Hooren B, Coulmy N, Jiménez-Reyes P, Morin JB, et al. The effect of countermovement on force production capacity depends on extension velocity: A study of alpine skiers and sprinters. J Sports Sci. 2021;39(16):1882–92.