Spring naar content

Vraag maturiteit en cognitieve vaardigheden

Uit onderzoek blijkt dat het cognitieve vermogen van kinderen en adolescenten samenhangt met de kalenderleeftijd (chronologische leeftijd) en de ervaringen die een kind tot dan toe heeft opgedaan. Er zijn bij Topsport Topics helaas geen studies bekend waarin de relatie tussen de biologische leeftijd en de ontwikkeling van de cognitieve vaardigheden is bestudeerd. Onderzoekers die zich hiermee bezig houden hebben de mening dat er geen relatie bestaat tussen de leeftijd waarop de puberteit inzet en de cognitieve vermogens van kinderen. Dit betekent dat jongeren fysiek volgroeid kunnen lijken, maar dat tegelijkertijd hun cognitieve vaardigheden nog niet volledig ontwikkeld zijn. De conclusie uit gerelateerd onderzoek is dat het zeer waarschijnlijk is dat eerder opgedane ervaringen de belangrijkste rol spelen bij het leervermogen en het begrijpen van bijvoorbeeld complexe situaties. Wel speelt de biologische leeftijd een rol bij het optreden van “pubergedrag”. Het is daarom belangrijk dat coaches met de individuele verschillen in ontwikkeling en cognitieve en emotionele vaardigheden van hun sporters rekening houden.

Cognitieve vaardigheden in de sport

Topatleten beschikken zonder uitzondering over zeer goede fysieke kwaliteiten, zoals kracht en uithoudingsvermogen maar ook een uitstekende coördinatie van complexe bewegingen. De jeugd, waaronder de puberteit, is een belangrijke periode voor het aanleren van een goede techniek. Om zich te perfectioneren in een bepaalde sport speelt het leervermogen van jonge atleten daarom ook een belangrijke rol. Hoe snel en efficiënt een sporter nieuwe bewegingen aanleert hangt niet alleen van fysieke, maar ook van cognitieve vaardigheden af. Talenten die sneller leren, zouden meer en sneller vooruitgang kunnen boeken. Het leervermogen van jonge sporters is echter niet eenvoudig vast te stellen, en hangt af van meerdere factoren, waaronder de leeftijd, de eerder opgedane ervaringen en het gedrag van de sporter [3] (zie ook dit antwoord op de vraag over het aanleren van complexe bewegingen). Sommige cognitieve vaardigheden die nuttig zijn in de sport zoals het negeren van niet-relevante informatie, het beheersen van impulsen en een langetermijnplanning, ontwikkelen zich gedurende de kindertijd en de puberteit [1]. Deze vaardigheden hangen samen met de ontwikkeling van bepaalde hersengebieden (bijvoorbeeld de prefrontale cortex) die een rol spelen bij het leren, nadenken en het beheersen van het gedrag [2].

Kalender- en biologische leeftijd

Met de kalenderleeftijd bedoelt men de officiële leeftijd van een persoon (dit wordt ook wel de chronologische leeftijd genoemd). Bij het trainen van jonge sporters houden trainers echter ook vaak rekening met hun “biologische leeftijd”. De biologische leeftijd is een indicatie voor de mate van lichamelijke ontwikkeling van een kind, vaak ten opzichte van de kalenderleeftijd. Een kind van 10 jaar met een ‘biologische leeftijd” van 12 jaar, vertoont bijvoorbeeld de fysieke kenmerken van een normaal kind van 12 jaar. Het ligt voor de hand om te denken dat kinderen die er al vroeg “volwassen” uitzien, ook qua cognitieve vermogens vooruitlopen op andere kinderen. De ontwikkeling van hersengebieden die belangrijk zijn voor de cognitieve vaardigheden gaat samen met hormoonveranderingen in de puberteit [2,5]. Dit zou vervolgens kunnen betekenen dat deze veranderingen bij zich vroeg ontwikkelende kinderen iets eerder beginnen dan bij laatrijpe kinderen. Wat de relatie precies is tussen deze fysieke veranderingen in de hersenen en de cognitieve vermogens van jongeren is echter niet bekend. Bestaande literatuur gaat tot nu toe altijd uit van de kalenderleeftijd bij onderzoek naar de ontwikkeling van de hersenen. In deze studies vindt men vaak een sterke samenhang tussen deze factoren [3].

Volgens sommige auteurs is er geen reden om aan te nemen dat cognitieve ontwikkeling samenhangt met de biologische leeftijd in plaats van de kalenderleeftijd [3]. Volgens hen is de cognitieve ontwikkeling niet gerelateerd aan de puberteit, maar aan leeftijd en ervaring [3]. Als “bewijs” geven zij het feit dat bij kinderen bij wie de puberteit door hormonale problemen helemaal niet begint, de cognitieve vermogens niet nadelig beïnvloed zijn [3]. Er is volgens hen wel een relatie tussen bepaald “puber-gedrag” zoals het nemen van risico’s en de biologische leeftijd [1,3]. In de puberteit kunnen adolescenten problemen hebben met hun zelfvertrouwen, het inschatten van risico’s en het nemen van rationele beslissingen [1]. Sommige vormen van dit gedrag kunnen een nadelige invloed hebben op het leervermogen, de sportprestatie of zelfs de sportcarrière van jonge atleten.

Conclusie

Er zijn in de literatuur geen aanwijzingen te vinden dat de biologische leeftijd van kinderen een betere indicatie vormt van hun cognitieve vermogens dan hun kalenderleeftijd. Tot nu toe is er echter geen onderzoek bekend naar de relatie tussen biologische leeftijd en cognitieve functies. Het is waarschijnlijk dat de eerdere ervaringen, individuele verschillen en wellicht zelfs het karakter en gedrag van jonge sporters een belangrijkere rol spelen bij hun leervermogen dan de biologische leeftijd.

Tot slot

Een coach zal per atleet moeten uitproberen op welke vorm van feedback en training deze het beste reageert, en in welke mate de sporter bepaalde ingewikkelde situaties of bewegingen begrijpt. Wel is het nuttig om rekening te houden met de emotionele en gedragskenmerken van pubers. Dit komt de motivatie, het emotionele welzijn en ook de prestatie van jonge atleten ten goede [1]. Tijdens de puberteit leren jongeren onder andere hun zelfbeheersing, zelfkennis, voorstellingsvermogen, doelstellingen en concentratievermogen te ontwikkelen [1,2]. De ontwikkeling van deze kwaliteiten gaat volgens sommige auteurs zelfs door tot ongeveer het 30e levensjaar [2]. Deze psychologische vaardigheden en gedragskenmerken zijn noodzakelijk om op topniveau te kunnen presteren [1,4]. Coaches spelen daarom een belangrijke rol bij het begeleiden van jonge sporters bij bijvoorbeeld langetermijnplanning of het omgaan met tegenslag, zelfs als de atleten fysiek al tot topprestaties in staat zijn.

Bronnen

  1. Abbott A, Collins D (2004) Eliminating the dichotomy between theory and practice in talent identification and development: considering the role of psychology. J. Sports Sci., 22: 395-408
  2. Blakemore SJ (2012) Imaging brain development: the adolescent brain. Neuroimage, 61:397-406
  3. Dahl RE (2004) Adolescent brain development: a period of vulnerabilities and opportunities. Keynote address. Annals of the New York Academy of Sciences, 1021: 1-22
  4. Harung HS, Travis F, Pensgaard AM, Boes R, Cook‐Greuter S, Daley K (2011) Higher psycho‐physiological refinement in world‐class Norwegian athletes: brain measures of performance capacity. Scand. J. Med. Sci. Sports, 21: 32-41
  5. Yurgelun-Todd D (2007) Emotional and cognitive changes during adolescence. Curr. Opin. Neurobiol., 17: 251-257