Spring naar content

Vraag meten arousal

Verhoging van de mate van arousal gaat samen met bepaalde veranderingen in het lichaam, waaronder bijvoorbeeld de hartfrequentie en de ademfrequentie. Op welke manier en in welke mate dit gebeurt is echter zeer individueel bepaald. Ook spelen andere factoren dan de fysieke mate van arousal een belangrijke rol bij het al dan niet bereiken van de optimale staat van arousal (IZOF). De hart- en ademfrequentie zijn daarom vaak niet voldoende om de mate van arousal weer te geven.

Ook de verhouding tussen de hormonen adrenaline en noradrenaline in het bloed is een indicatie van de mate van arousal. Deze verhouding is in de urine te meten, maar lijkt, om dezelfde reden als de hart- en ademfrequentie, geen voorspellende factor te zijn voor de sportprestatie. Omdat de interpretatie van de sporter een zeer belangrijke rol speelt is, een vragenlijst de meest betrouwbare manier om de arousal te bepalen. Hiervoor is bijvoorbeeld de Nederlandse “Vragenlijst Beleving voor een Sportwedstrijd, VBS” te gebruiken.

Tot slot is het mogelijk om de mate van arousal van een sporter te beïnvloeden met mentale technieken zoals relaxatie en “psyching up”. Deze kunnen de mate van arousal helpen verhogen of verlagen. Bij het leveren van meerdere prestaties op één dag, zoals de meerkamp bij turnen of een judo-competitie, is het niet mogelijk om constant een hoge mate van arousal te behouden. Een turner moet daarom leren om de mate van arousal tussen prestaties te verlagen en deze vlak voor een prestatie weer te verhogen.

Hart- en ademfrequentie

Als er sprake is van een grote mate van arousal, zijn in het lichaam een verhoogde spierspanning en verbeterde spieraansturing, een verhoogde adem- en hartfrequentie en bepaalde hormonale veranderingen waar te nemen. Een optimale mate van arousal is noodzakelijk voor een goede sportprestatie. Welke mate van arousal tot positieve of negatieve effecten op de prestatie leidt, is echter voor iedere sporter anders. Het is daarom niet te zeggen welke hart- of ademfrequentie over het algemeen optimaal is [9].

Hormonen

De hormonen die een rol spelen bij arousal zijn onder andere adrenaline, noradrenaline en cortisol. De concentraties van deze stoffen in het bloed zijn echter geen goede indicatie van de sportprestatie. Er zijn namelijk grote individuele verschillen tussen deze concentraties, omdat ieder individu anders reageert en andere beginwaarden heeft [7,8]. Uit een overzichtsstudie naar het effect van het toedienen van adrenaline bij gezonde proefpersonen bleek dat de coördinatie bij sommige proefpersonen sterk verslechterde door trillende handen, terwijl anderen deze trilling konden compenseren en zich alerter en gemotiveerder voelden [13]. Een individuele bepaling over langere tijd van deze hormoonconcentraties kan wellicht wel nuttig zijn. Zo blijkt een verandering in de verhouding tussen de concentraties adrenaline en noradrenaline in het bloed een indicatie voor de zwemprestatie te kunnen zijn [1]. Aangezien deze hormonen in ongeveer dezelfde verhouding in het bloed als in de urine voorkomen, is het mogelijk om dit in de urine van sporters te meten [8,11]. Verder speelt bij stress het hormoon cortisol een rol [7], vooral in onplezierige situaties. Wat het effect van cortisol op de sportprestatie is, is echter niet bekend. Hoewel deze hormoonconcentraties te meten zijn, lijkt dit geen nuttige informatie voor sporters of trainers op te leveren [7]. Tot nu toe lijkt het erg lastig om met behulp van fysieke gegevens de mate van arousal te bepalen of de sportprestatie te voorspellen. Wel is het misschien mogelijk om bij meerdere wedstrijden en trainingen deze gegevens per sporter te verzamelen en vervolgens individuele optimale waarden te bepalen.

Optimale mate van arousal

Psychische factoren en subjectieve gevoelens van angst of opwinding bepalen in grote mate de sportprestatie [6]. Een bepaalde hartfrequentie kan bij één persoon daarom soms positief en soms negatief voor de sportprestatie zijn, afhankelijk van de situatie. Ook is dit per taak verschillend: turnsters gaven aan bij ieder toestel een andere mate van arousal optimaal te vinden [3]. Iedere sporter heeft zijn eigen optimale (of gewenste) niveau van arousal. Deze noemt men ook wel “individual zone of optimal functioning”, oftewel “IZOF” [10]. De prestaties van sporters die zich binnen hun optimale niveau bevonden waren beter dan die van sporters die aangaven te weinig of teveel arousal te hebben [5]. De IZOF blijkt de sportprestatie redelijk goed te kunnen voorspellen en bruikbaar te zijn in de sportpraktijk [5]. Ervaren sporters zijn zich goed bewust van hun niveau van arousal [5]. Zij zijn in staat om hun niveau op een bepaald moment aan te geven, zich dit nauwkeurig te herinneren en zelfs te voorspellen [5]. De IZOF is daarom te meten door aan de sporter te vragen wat zijn mate van arousal is (of was) en of deze volgens de sporter optimaal is [5].

Persoonlijke interpretatie van arousal

Uit onderzoek blijkt dat de meest betrouwbare manier om de mate van arousal te bepalen, de ervaring van de sporter zelf is [9]. Hiervoor is in onderzoek vaak de Amerikaanse vragenlijst “revised Competitive State Anxiety Inventory-2” (CSAI-2R) van Martens en collega’s gebruikt. Deze lijst bevat vragen over het fysieke gevoel van arousal, de mate van twijfel aan de eigen prestatie en het zelfvertrouwen [6]. In het Nederlands bestaat bijvoorbeeld de “Vragenlijst Beleving voor een Sportwedstrijd, VBS” [2]. Daarnaast is het aan te raden om ook naar de interpretatie van de gevoelens die bij een hoge mate van arousal horen, te vragen. Sommige sporters denken dat deze gevoelens goed zijn voor hun prestatie. Anderen vinden ze onprettig en raken erdoor uit hun concentratie. Deze interpretatie (positief of negatief) van de gevoelens van arousal heeft een grote invloed op de sportprestatie [6]. Een positieve interpretatie van arousal gaat vaak samen met het zelfvertrouwen van sporters. Een groot zelfvertrouwen kan ervoor zorgen dat de sporter ook bij een grote mate van arousal goed presteert.

De mate van arousal manipuleren

De mate van arousal is het best te manipuleren met behulp van mentale oefeningen [4]. Het verhogen van het niveau van arousal voor een wedstrijd met behulp van mentale strategieën noemt men ook wel “psyching up”. Dit kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld met steekwoorden of -zinnen (zoals: “kom op, ik kan het!”), met “imagery” waarbij een sporter zich positieve beelden of een goede prestatie inbeeldt, of het bewust versnellen van de adem- en hartfrequentie [10]. Deze strategieën hebben een positief effect op de concentratie en het zelfvertrouwen, maar ook op de maximale spierkracht (ongeveer 12%) [12]. Dit kan heel snel al effect hebben, want de prestatieverbetering is hetzelfde na 15, 30 of 60 seconden mentale oefeningen [12]. Ontspanningsoefeningen hadden juist een negatief effect op de sportprestatie direct daarna [12]. Wel lijken deze een positief effect te hebben tussen prestaties door.

Conclusie

De mate van arousal is goed te meten met een vragenlijst. Hoewel in dit geval de subjectieve arousal gemeten is, voorspelt dit de sportprestatie beter dan fysiologische maten. Het is ook mogelijk om de concentraties adrenaline en noradrenaline in het bloed te bepalen door deze concentraties in de urine te meten, maar een rechtstreeks verband met de mate van arousal of de sportprestatie is hier waarschijnlijk niet aan te ontlenen. Het is daarnaast mogelijk om het optimale niveau van arousal te bereiken met behulp van mentale oefeningen. Deze moeten vanzelfsprekend afgestemd zijn op de behoeften van iedere individuele sporter.

Bronnen

  1. Atlaoui D, Duclos M, Gouarne C, Lacoste L, Barale F Chatard, J-C (2006) 24-hr Urinary Catecholamine Excretion, Training and Performance in Elite SwimmersInt. J. Sports Med., 27:314–321
  2. Bakker FC, Oudejans RRD (2012) Sportpsychologie, Arko Sports Media, Nieuwegein
  3. Clowes H, Knowles Z (2003) Exploring the effectiveness of pre-performance routines in elite artistic gymnasts: A mixed method investigation. Sci. Gym. J., 5:27-40
  4. Howland JM (2006) Mental skills training for coaches to help athletes focus their attention, manage arousal, and improve performance in sport. J. Educ., 187:49-66
  5. Jokela M, Hanin YL(1999) Does the individual zones of optimal functioning model discriminate between successful and less successful athletes? A meta-analysis. J. Sports Sci., 17:873-887
  6. Kais K, Raudsepp L (2005). Intensity and direction of competitive state anxiety, self-confidence and athletic performance. Kinesiology, 37:13-20
  7. Kudielka BM, Wüst S (2009) Human models in acute and chronic stress: assessing determinants of individual hypothalamus-pituitary-adrenal axis activity and reactivity. Int. J. Biol. Stress, 13:1-14
  8. Papadelis C, Kourtidou-Papadeli C, Vlachogiannis E, Skepastianos P, Bamidis P, Maglaveras N, Pappas K (2003) Effects of mental workload and caffeine on catecholamines and blood pressure compared to performance variations. Brain and cognition, 51: 143-154
  9. Perkins D, Wilson GV, Kerr JH (2001) The effects of elevated arousal and mood on maximal strength performance in athletes. J. Appl. Sport Psy., 13:239-259
  10. Pineschi G, Di Pietro A (2013) Anxiety management through psychophysiological techniques: Relaxation and psyching-up in sport. J. Sport Psy. Act., 4:181-190
  11. Thomas A, Geyer H, Mester HJ, Schänzer W, Zimmermann E, Thevis M (2006) Quantitative determination of adrenaline and noradrenaline in urine using liquid chromatography-tandem mass spectrometry. Chromatographia, 64: 587-591
  12. Tod D, Iredale F, Gill N (2003) ‘Psyching-up’and muscular force production. Sports Med., 33:47-58
  13. Van Zijderveld GA, van Doornen J, Van Faassen I, Orlebeke JF, van Dyck R, Tilders FJ (1993) Adrenaline and the relationship between neurosomatism, aerobic fitness and mental task performance. Biol. Psy., 36:157-181