Spring naar content

Vraag ochtend- en middagtraining shorttrack

Kort antwoord

Een trainingssessie brengt vermoeidheid met zich mee die de kwaliteit van de volgende sessie kan beïnvloeden. Deze vermoeidheid ontstaat door spiervermoeidheid, verminderde aansturing van de spieren en een afgenomen energievoorraad. Met name door de verminderde aansturing van spieren is het niet ideaal om techniek te trainen als een sporter vermoeid is. Sporters kunnen dan namelijk last hebben van coördinatieverandering en een minder efficiënte techniek. Een sporter zal waarschijnlijk het meest uitgerust zijn voor de eerste sessie van de dag. Daarom is het aan te raden om de trainingssessie die voor de sporter op dat moment de meeste prioriteit heeft, als eerste op de dag te plannen.

Uitgebreid antwoord

Topsporters trainen vaak meerdere keren per dag. Omdat een trainingssessie zorgt voor vermoeidheid die invloed kan hebben op de uitvoering én het effect van de volgende training, moeten coaches zorgvuldig plannen. Voor sporten als shorttrack die zowel techniek, kracht, snelheid en uithoudingsvermogen vergen, is het een behoorlijke puzzel om alle verschillende trainingen bij elkaar te brengen.

Vermoeidheid

Een sporter kan tijdens de tweede trainingssessie van de dag last hebben van de naweeën van de eerste sessie. Een training leidt namelijk – afhankelijk van het soort training – tot spiervermoeidheid, verminderde aansturing van de spieren en een afgenomen energievoorraad [1]. Die vermoeidheid kan de kwaliteit van de tweede sessie doen afnemen [1,3]. Zo leidt een zware krachttraining in de ochtend tot verminderde aansturing van de spieren, waardoor een sporter bijvoorbeeld moeite kan hebben met een technische sessie in de middag [1]. Evengoed kan een duurtraining in de ochtend leiden tot een verminderde energievoorraad in de middag. Soms kan een sporter deze niet op tijd aanvullen met voeding, waardoor hij dan geen optimale krachttraining kan uitvoeren [3].

Volgorde

Dat de eerste sessie van de dag invloed kan hebben op de kwaliteit van de tweede sessie, suggereert dat de volgorde van belang is. De optimale trainingsvolgorde hangt af van het doel van de sporter.

Omdat alle trainingsvormen een zekere hoeveelheid spiervermoeidheid en een verandering in de coördinatie met zich meebrengen, kan een coach ervoor kiezen om techniektraining zo uitgerust mogelijk te doen. Het aanleren van nieuwe bewegingen is dan het makkelijkst [6]. Het is echter ook belangrijk om techniek mét vermoeidheid te oefenen aangezien shorttrackers in een toernooi ook in vermoeide toestand moeten presteren.

Voor duursporters is het algemene advies om duurtraining vóór krachttraining te doen, omdat duurtraining minder invloed heeft op de opvolgende krachttraining dan andersom en omdat duurtrainingen voor duursporters prioriteit hebben [2]. Een shorttracktraining lijkt echter meer op een intervaltraining dan op een duurtraining. Naar de combinatie van krachttraining en snelheids- of intervaltraining is minder onderzoek gedaan. In een Zweedse studie werd gekeken naar het effect van trainingsvolgorde op de voetbalprestatie na vijf weken gecombineerde kracht- en intervaltraining. In deze studie maakte de volgorde niet uit voor het trainingseffect op zowel de kracht- als de intervalprestatie [7]. Andere onderzoekers suggereren echter dat krachttraining meer lijdt onder intervaltraining dan onder duurtraining. [3]. De ideale trainingsvolgorde – als die er al is – is voor deze combinatie van trainingsvormen dus nog niet duidelijk. Daarom is het wellicht beter om de trainingssessie die voor de sporter op dat moment prioriteit heeft, te plannen wanneer de sporter het meest is uitgerust. Als een sporter twee keer per dag traint is dit meestal ’s morgens omdat er dan tenminste een nachtrust tussen de huidige en de voorgaande training zit.

Herstel

Als een sporter meerdere keren per dag traint, moet de volgorde en spreiding van de sessies zó worden gepland, dat de sporter voldoende hersteld is om de volgende sessie aan te kunnen [5]. Hoeveel rust daarvoor nodig is, is onder andere afhankelijk van de aard, intensiteit en het volume van de training, maar verschilt ook van persoon tot persoon. Daarom kan op basis van literatuur alleen een richtlijn worden gegeven van de benodigde hersteltijd.

De tijd die nodig is om na een training weer maximale kracht te kunnen leveren geeft een indicatie voor de hersteltijd. In een studie bij topatleten (sprinters), konden de sporters tot 24 uur na een krachttraining minder maximale kracht leveren [4]. Getrainde studenten konden na een HIIT-sessie tot 8 uur lang minder kracht leveren [8]. Na een duurtraining duurde de krachtsafname ten minste 6 uur [3].

Bovenstaande studies geven aan dat er minimaal 6 tot 8 uur tussen 2 trainingssessies zou moeten zitten, en 24 uur tussen 2 krachttrainingen. Hierbij moet wel de kanttekening worden geplaatst dat de trainingsintensiteit en de omvang van de training wellicht lager zijn dan bij topsporters gebruikelijk is, omdat alle studiedeelnemers in staat moesten zijn om de training te volbrengen. Daarnaast begonnen alle deelnemers, omwille van standaardisatie, uitgerust aan het onderzoek. Dit is niet in overeenstemming met de dagelijkse gang van zaken bij topsporters, waardoor de werkelijk benodigde hersteltijd kan afwijken.

Voor dit antwoord zijn de volgende bronnen gebruikt:

Bronnen

  1. Bucheit M, Laursen PB (2013). High-intensity interval training, solutions to the programming puzzle. Part II: anaerobic energy, neuromuscular load and practical applications. Sports Med. 43(10): 927-954.
  2. Doma K, Deakin GB, Schumann M, Bentley DJ (2019). Training considerations for optimizing endurance development: an alternate concurrent training perspective. Sports Med. 49(5): 669-682.
  3. Fyfe JJ, Bishop DJ, Stepto NK (2014). Interference between concurrent resistance and endurance exercise: molecular bases and the role of individual training variables. Sports Med. 44: 743-762.
  4. Howatson G, Brandon R, Hunter AM (2015). The response to, and recovery from maximum strength and power training in elite track and field athletes. Int. J. Sports Physiol. Perf. 11(3): 356-362.
  5. Johnston M, Johnston J, Cook CJ, Costley L, Kilgallon M, Kilduff LP (2017). The effect of session order on the physiological, neuromuscular, and endocrine responses to maximal speed and weight training sessions over a 24-h period. J. Sci. Med. Sport 20(5): 502-506.
  6. Knicker AJ, Renshaw I, Oldham AR, Cairns SP (2011) Interactive processes link the multiple symptoms of fatigue in sport competition. Sports Med., 41:307-328.
  7. McGawley K, Andersson PI (2013). The order of concurrent training does not affect soccer-related performance adaptations. Int. J. Sports Med. 34(11): 983-990.
  8. Sporer BC, Wenger HA (2003). Effects of aerobic exercise on strength performance following various periods of recovery. J. Strength Cond. Res. 17(4): 638-644.