Spring naar content

Vraag partiële voetamputatie looppatroon

Antwoord

Over het algemeen nemen loopafwijkingen toe naarmate het amputatieniveau meer proximaal ofwel hoger ligt. Met name vanaf een voorvoetamputatie – een disarticulatie van het metatarsophalangeale gewricht – lijken loopafwijkingen te ontstaan. Hieronder volgt een overzicht van het effect van een partiële voetamputatie op het looppatroon – met in Tabel 1 de bijbehorende waarden.

Hierbij is gekeken naar het looppatroon bij de volgende partiële voetamputaties: gedeeltelijke teenamputatie, teendisarticulatie, Ray amputatie, metatarsophalangeale disarticulatie, transmetatarsaal, Lisfranc en Chopart amputatie (Figuur 1). Alleen het looppatroon van mensen wanneer ze geen prothese dragen is meegenomen.

Figuur 1. Overzicht van de verschillende amputatieniveaus

Omdat mensen met een Lisfranc of Chopart amputatie vaak een prothese dragen, is er weinig bekend over het looppatroon bij deze amputatieniveaus. Verder is de onderzoekspopulatie klein, waardoor het moeilijk is om per amputatieniveau uitspraken te doen over loopafwijkingen. Bovendien richt onderzoek zich met name op diabetespatiënten, die vaak meer loopafwijkingen vertonen (door zenuwschade vanwege diabetes mellitus) en ook al wat ouder zijn dan sportieve, jonge geamputeerden. De resultaten moeten dus met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.

Loopsnelheid, paslengte en pasfrequentie

Verschillende studies laten zien dat mensen met een partiële amputatie van de voet langzamer lopen dan mensen zonder amputatie [1,4,5,8,9,10]. Deze loopsnelheid hangt af van de paslengte en het aantal passen dat iemand neemt per minuut: de pasfrequentie. Dit betekent dat bij een lagere loopsnelheid de pasfrequentie, en met name de paslengte, afnemen [1,4,5,10]. Hierbij lijken er weinig verschillen in loopsnelheid, paslengte en –frequentie tussen de verschillende amputatieniveaus [6].

De verminderde loopsnelheid lijkt echter deels te worden verklaard door diabetes mellitus. Deze ziekte is veelal de oorzaak van een (gedeeltelijke) voetamputatie, en diabetespatiënten kampen regelmatig met zenuwschade waardoor ze langzamer lopen. Hierdoor bestaat er vooralsnog weinig bewijs dat de partiële amputatie de lagere loopsnelheid veroorzaakt [6]. De maximale loopsnelheid van mensen met een partiële voetamputatie lijkt wel een stuk lager te liggen dan die van diabetespatiënten zonder amputatie [11].

Grondreactiekracht

De kracht op het lichaam bij het lopen en staan heet de grondreactiekracht. Bij het lopen hebben de grondreactiekrachten een patroon, waarbij de verticale grondreactiekrachten twee pieken en een dal laten zien voor ieder been (Figuur 2).

Figuur 2. Voorbeeld van de verticale grondreactiekracht tijdens de standfase van de loopcyclus [2]

De eerste piek is de kracht bij het neerzetten van de voet op de grond, de tweede piek wordt veroorzaakt door het afzetten van de grond. Voor mensen met een transmetatarsale of Lisfranc amputatie is de eerste piek van de grondreactiekracht groter aan de intacte zijde dan aan de geamputeerde zijde [4,5]. Dit betekent een grotere belasting aan de gezonde lichaamszijde. Bij een teenamputatie lijkt er geen verschil in de grondreactiekracht tussen de gezonde en de gedeeltelijke geamputeerde voet van een persoon [4].

Bij vergelijking van een transmetatarsale amputatie met een teenamputatie blijkt de grondreactiekracht aan de intacte zijde groter bij mensen die een forser deel van hun voet missen (transmetatarsale amputatie) dan mensen met alleen een teenamputatie [4]. De kracht bij het afzetten van de grond – de tweede piek van de grondreactiekracht – lijkt hetzelfde voor mensen met verschillende partiële amputaties.

Kinematica en kinetica

Knie en heup

Bij mensen met een transmetatarsale amputatie vermindert de range of motion van het knie- en heupgewricht tijdens het lopen [10]. Dit komt waarschijnlijk doordat ze kleinere stappen nemen. De maximale gewrichtsmomenten rondom de knie en heup tijdens het wandelen zijn wel vergelijkbaar met die van gezonde mensen [10]. Bij een ray amputatie blijkt de maximale knieflexie kleiner dan bij gezonde mensen, maar vergelijkbaar met die van diabetespatiënten tijdens het lopen [1]. Bij een ray amputatie is de maximale heupextensie kleiner dan bij diabetespatiënten en gezonde mensen [1].

Enkel

Een transmetatarsale amputatie zorgt voor een kleiner enkelmoment, enkelvermogen en plantairflexie van de enkel tijdens het lopen [10]. Ook de dorsaalflexie van de enkel lijkt bij een transmetatarsale amputatie kleiner in de aangetaste dan in de gezonde voet [7]. Bij een ray amputatie heeft de enkel een kleinere range of motion [1]. Dit blijkt echter alleen in vergelijking met gezonde mensen en niet in vergelijking met diabetespatiënten [1].

Piekdruk

Hoewel in een overzichtsstudie naar voren komt dat een partiële voetamputatie zorgt voor meer druk op de voorvoet of de metatarsaalkoppen (uiteinden van de middenvoetsbeentjes) [6], is er ook een studie die dit niet laat zien [9]. Over het effect van een partiële voetamputatie op de timing van de piekdruk is nog onvoldoende bekend [6].

Kwaliteit van leven

Er zijn indicaties dat de kwaliteit van leven vermindert bij een partiele voetamputatie [1], maar er nog te weinig literatuur om definitieve conclusies te trekken [13].

Voor dit antwoord zijn de volgende bronnen gebruikt:

Bronnen

  1. Aprile I, Galli M, Pitocco D, Di Sipio E, Simbolotti C, Germanotta M, Bordieri C, Padua L, Ferrarin M (2018). Does first ray amputation in diabetic patients influence gait and quality of life?. J. Foot Ankle Surg., 57: 44-51.
  2. Bonnefoy-Mazure, A, Armand, S. Normal gait. In: Federico, C, Jacques, D (eds) Orthopedic management of children with cerebral palsy (chapter 16). Amsterdam: Elsevier, 2015, pp.200–211.
  3. Burger H, Erzar D, Maver T, Olenšek A, Cikajlo I, Matjačić Z (2009). Biomechanics of walking with silicone prosthesis after midtarsal (Chopart) disarticulation. Clin. Biomech., 24: 510-516.
  4. [4] Burnfield JM, Boyd LA, Rao S, Mulroy SJ, Perry J (1998). The effect of partial foot amputation on sound limb loading force during barefoot walking. Gait Posture, 7: 178-179.
  5. Dillon MP (2001). Biomechanical models for the analysis of partial foot amputee gait. PhD thesis. Brisbane, Queensland University of Technology.
  6. Dillon MP, Fatone S, Hodge MC. (2007). Biomechanics of ambulation after partial foot amputation: A systematic literature review. J. Prosthet. Orthot., 19: 2-61.
  7. Garbalosa JC, Cavanagh PR, Wu G, Ulbrecht JS, Becker MB, Alexander IJ, Campbell JH (1996). Foot function in diabetic patients after partial amputation. Foot Ankle Int., 17: 43-48.
  8. Kanade RV, Van Deursen RWM, Harding K, Price P (2006). Walking performance in people with diabetic neuropathy: benefits and threats. Diabetologia, 49: 1747-1754.
  9. Kelly VE, Mueller MJ, Sinacore DR (2000). Timing of peak plantar pressure during the stance phase of walking. A study of patients with diabetes mellitus and transmetatarsal amputation. J. Am. Podiatr. Med. Assoc., 90: 18-23.
  10. Mueller MJ, Salsich GB, Bastian AJ (1998). Differences in the gait characteristics of people with diabetes and transmetatarsal amputation compared with age-matched controls. Gait Posture, 7: 200-206.
  11. Pinzur MS, Gold J, Schwartz D, Gross N (1992). Energy demands for walking in dysvascular amputees as related to the level of amputation. Orthopedics, 15: 1033-1037.
  12. Poppen NK, Mann RA, O’Konski M, Buncke HJ, Jahss MH (1981). Amputation of the great toe. Foot Ankle, 1: 333-337.
  13. Quigley M, Dillon MP (2016). Quality of life in persons with partial foot or transtibial amputation: a systematic review. Prosthet. Orthot. Int., 40: 18-30.