Spring naar content

Vraag patellatendinopathie en scheenbeenklachten

Kort antwoord

Overbelastingsblessures, zoals patellatendinopathie en scheenbeenklachten, ontstaan door een verstoord evenwicht tussen belasting en belastbaarheid. Er zijn nauwelijks onderbouwde preventiemaatregelen voor deze klachten., Alleen voor schokabsorberende zooltjes ter preventie van scheenbeenklachten lijkt er voldoende bewijs. Over het algemeen geldt dat een goede opbouw van de trainingsbelasting en voldoende rust noodzakelijk zijn voor blessurepreventie.

Bij pijnklachten moeten spelers de fysieke belasting verminderen. Als ze doorspelen met pijn, neemt de pijn waarschijnlijk geleidelijk toe. Ook in alledaagse activiteiten of in rust. Daarnaast beschadigt de patellapees en het scheenbeen bij voortdurende overbelasting. Hierdoor kampen spelers langer met een blessure.

Uitgebreid antwoord

Veel sporters die regelmatig springen en landen, zoals basketballers, kampen met pijn aan de kniepees. Deze overbelastingsblessure van de patellapees heet ook wel pattelatendinopathie of jumper’s knee. Ook het mediaal tibiaal stresssyndroom, een aandoening die zorgt voor pijn aan de binnenkant van het scheenbeen, komt vaak voor bij basketballers. Vrouwen hebben hier vaker last van dan mannen.[1-4]

Patellatendinopathie

De oorzaak van patellatendinopathie is nog niet helemaal duidelijk. Een verstoord evenwicht tussen belasting en belastbaarheid van de pees speelt waarschijnlijk een grote rol.[5] Hoewel veel studies hebben gekeken naar risicofactoren voor pattelatendinopathie, blijkt het bewijs voor deze factoren gering. Van de volgende factoren zijn er eerste aanwijzingen dat ze het blessurerisico vergroten. Dit betekent echter niet dat spelers – met een dergelijke risicofactor – direct een blessure ontwikkelen.

Dorsaalflexie enkel

Zo lijkt een verminderde mogelijkheid tot dorsaalflexie van de enkel (tenen en voet omhoog) een risicofactor, omdat dit mogelijk zorgt voor een hogere belasting op de patellapees.[6] Het risico lijkt groter wanneer sporters hun enkel minder dan 37 tot 45 graden kunnen buigen. Een goede range of motion van het enkelgewricht is belangrijk bij het springen. Het enkelgewricht vangt 37 tot 50 procent van de energie op bij de landing. Bij een beperkte dorsaalflexie komen er grotere krachten op het been bij de landing. Deze factoren verhogen waarschijnlijk het risico op patellatendinopathie. Dit geldt ook voor een stijver landingspatroon, waarbij sporters minder inveren met de knie en de enkel.[7]

Flexibiliteit

Ook een beperkte flexibiliteit van de hamstrings en bilspieren verhoogt mogelijk het risico op patellatendinopathie.[6] De beperkte flexibiliteit zou ervoor zorgen dat de belasting op de quadriceps toeneemt. Hierdoor zou de patellapees meer worden belast. Ook een beperkte flexibiliteit van de quadriceps leidt mogelijk tot een hogere belasting van de patellapees.

Sprongvolume

Onderzoekers laten tegenstrijdige resultaten voor trainingsvolume als risicofactor voor patellatendinopathie. Er zijn wel indicaties dat een hoger sprongvolume het blessurerisico vergroot.[6]  

Scheenbeenklachten

Scheenbeenklachten, ofwel het mediaal tibiaal stresssyndroom, komen vaker voor bij actieve mensen met een hoger gewicht of BMI.[3,4,8] Ook overpronatie, een afwijking waarbij de voet en de enkel naar binnen kantelen, lijkt een risicofactor voor het ontstaan van scheenbeenklachten.[2,4,8] Verder zijn er aanwijzingen dat sporters met een grotere buitenwaartse rotatie van de heup (passieve range of motion) en grotere plantairflexie range of motion (tenen naar beneden) vaker scheenbeenklachten hebben.[4,8]

Blessurepreventie

Geen onderbouwde interventies

Er bestaan vooralsnog weinig tot geen onderbouwde interventies voor de preventie van patellatendinopathie en het mediaal tibiaal stresssyndroom. Dat betekent dat er nog geen bewijs is dat het aanpakken van eerdergenoemde risicofactoren, zoals het vergroten van de dorsaalflexie van de enkel en rekoefeningen bij een beperkte flexibiliteit, blessurepreventief werkt. Alleen schokabsorberende zooltjes kunnen scheenbeenklachten voorkomen.[2] Dergelijke zooltjes gaan ook overpronatie tegen.

Balans

De opbouw van fysieke belasting speelt een belangrijke rol bij blessurepreventie. Een goede balans tussen belasting en belastbaarheid is hierbij cruciaal. Hoe dit eruitziet verschilt per persoon.

Bij pijnklachten moeten spelers de fysieke belasting verminderen. Bij patellatendinopathie geldt dat met name voor de sprongbelasting. Als spelers doorspelen met pijn, neemt de pijn waarschijnlijk geleidelijk toe. Ook in alledaagse activiteiten of in rust.[5] Hierdoor kampen spelers langer met een blessure.

Bij patellatendinopathie herstelt de patellapees onvoldoende tussen trainingen door en vertoont deze afwijkingen, zoals een veranderende collageenstructuur.[5] Bij het mediaal tibiaal stresssyndroom ontstaan er scheurtjes in het scheenbeen door een verstoorde balans in de aanmaak en afbraak van botweefsel.[2] Het is daarom onverstandig om bij pijnklachten door te gaan met dezelfde fysieke belasting. Raadpleeg bij klachten een sportfysiotherapeut of sportarts.

Bronnen

  1. Bliekendaal S, Moen M, Fokker Y, Stubbe JH, Twisk J, Verhagen E. Incidence and risk factors of medial tibial stress syndrome: a prospective study in Physical Education Teacher Education students. BMJ Open Sport Exerc. Med., 2008; 4:e000421.
  2. Moen MH, Tol JL, Weir A, Steunebrink M, De Winter TC. Medial tibial stress syndrome. Sports Med., 2009; 39(7): 523-546.
  3. Newman P, Witchalls J, Waddington G, Adams R. Risk factors associated with medial tibial stress syndrome in runners: a systematic review and meta-analysis. Open Access J. Sports Med., 2013; 4: 229-241.
  4. Reinking MF, Austin TM, Richter RR, Krieger MM. Medial tibial stress syndrome in active individuals: a systematic review and meta-analysis of risk factors. Sports Health, 2017; 9(3): 252-261.
  5. Zwerver J. Patellatendinopathie (‘jumper’s knee’); een veelvoorkomende en lastig te behandelen sportblessure. Nederlands tijdschrift voor geneeskunde, 2008; 152(33): 1831-1837.
  6. Sprague AL, Smith AH, Knox P, Pohlig RT, Silbernagel KG. Modifiable risk factors for patellar tendinopathy in athletes: a systematic review and meta-analysis. Br. J. Sports Med., 2018; 52(24): 1575-1585.
  7. Van der Worp H, de Poel HJ, Diercks RL, Van Den Akker-Scheek I, Zwerver J. Jumper’s knee or lander’s knee? A systematic review of the relation between jump biomechanics and patellar tendinopathy. Int. J. Sports Med., 2014; 35(8): 714-722
  8. Hamstra-Wright KL, Bliven KCH, Bay C. Risk factors for medial tibial stress syndrome in physically active individuals such as runners and military personnel: a systematic review and meta-analysis. Br. J. Sports Med., 2015; 49(6): 362-369.