Vraag profielen en prestatiebepalende factoren bij kanoërs en kayakers
De antwoorden in het kort
- Vlakwaterkayakers en -kanoërs zijn relatief lange personen met een laag vetpercentage en veel spierontwikkeling. Ze beschikken over een hoge VO2max en een grote anaerobe capaciteit.
- Mannelijke slalomkanoërs en –kayakers behoren tot de kleinste atleten. Vrouwelijke slalomkayakers zijn iets langer dan de gemiddelde vrouwelijke bevolking. Slalommers, zowel bij de mannen als de vrouwen, zijn lichter dan de vlakwaterkayakers.
- Prestatiebepalende factoren bij het vlakwaterkanoën en -kayakken zijn de aerobe en de anaerobe capaciteit en het vermogen dat door de spieren geleverd kan worden. Het trainen van het uithoudingsvermogen en de spierkracht dient zoveel mogelijk gescheiden te worden waardoor het plannen van de trainingen belangrijk is. Tips hiervoor worden in het uitgebreide antwoord beschreven.
- Bij het slalomkano/kayak lijken de tactiek en de techniek van het nemen van de poorten de meest prestatiebepalende factoren. De “toppers” nemen de poorten scherper, bovendien “kijken” zij verder vooruit (houden al rekening met de volgende poort).
De uitgebreide antwoorden
Wat is het morfologische en fysiologische profiel van vlakwaterkanoërs (kayak en Canadees (op de knieën)?
Verschillende wetenschappers hebben onderzoek gedaan naar de morfologische en fysiologische kenmerken van kayakers en kanoërs. Morfologisch en fysiologisch zijn kayakers en kanoërs met elkaar te vergelijken. Daarom worden topkayakers en topkanoërs vaak gezamenlijk onderzocht. In 2 studies hebben topkayakers uit Australië deelgenomen [1,2] en in 1 studie zijn 50 mannelijke en 20 vrouwelijke Olympische topkayakers en topkanoërs onderzocht [3]. In de studie waarin Australische topkayakers hebben deelgenomen, zijn de beste 7 kayakers vergeleken met 31 topkayakers die net iets minder goed waren. In de studie waarin de Olympische toppers hebben deelgenomen, zijn de meetgegevens vergeleken met de zogenaamde Phantom z-scores. Deze score moet gezien worden als een referentie van de gemiddelde maten bij de mens.
Uit de studies blijkt dat mannelijke en vrouwelijke topkayakers en topkanoërs
a) Langer zijn [1,2], vooral wat betreft de bovenbenen [3].
De Australische topkayakers hebben een gemiddelde lengte van 179,9 cm terwijl de gemiddelde Olympische kayakers en kanoërs 184,3 cm lang zijn. Voor de vrouwen geldt dat de gemiddelde lengte van de Australische topkayaksters 169,5 cm was, de Olympische kayaksters en vrouwelijke kanoërs waren gemiddeld 170,4 cm lang.
b) Zwaarder zijn [1,2,3].
Mannelijke Australische topkayakers waren gemiddeld 81,05 kg terwijl Olympische kayakers en kanoërs gemiddeld 85,2 kg wogen. De Australische topkayaksters wogen gemiddeld 70,4 kg terwijl het gemiddelde gewicht van de Olympische kayaksters en vrouwelijke kanoërs 67,7 kg was.
c) Een laag vetpercentage hebben [1,2,3]
De som van de 8-puntsmeting van de Australische mannelijke topkayakers was gemiddeld 66,9 mm en van de Olympische kayakers en kanoërs 55,4 mm. Bij de Australische topkayaksters is een 7-punts meting verricht (de som was gemiddeld 100,5 mm) terwijl bij de Olympische kayaksters en vrouwelijke kanoërs een 8-punts meting is uitgevoerd (de som was gemiddeld 80,0 mm)
d) een bredere omtrek van schouders en borst dan gemiddeld hebben [1,3] De borstomtrek bij de Australische topkayakers was gemiddeld 102,6 cm terwijl de omtrek gemiddeld 110,8 cm was bij de Olympische kayakers en kanoërs. De Olympische kayaksters en vrouwelijke kanoërs hadden een borstomtrek van 98,1 cm.
Voor mannelijke topkayakers en topkanoërs zijn nog een paar extra kenmerken gevonden:
- Een grotere bicepsomtrek [1,3]: Voor Australische topkayakers was de omtrek gemiddeld 33,7 cm terwijl de Olympische kayakers en kanoërs een gemiddelde omtrek van 37,6 cm hadden [1].
- Een grotere omtrek van de onderarm, alleen gemeten bij de Australische topkayakers [1]. Deze was gemiddeld 29,9 cm ten opzichte van 27,9 cm bij de iets minder goede Australische kayakers.
- Een grotere vitale capaciteit, alleen gemeten bij de Australische topkayakers tijdens een test op een kayakergometer [1] Gemiddeld was deze 6,07 liter bij de beste kayakers en 5,33 liter bij de iets minder goede kayakers.
- Meer arbeid kunnen leveren tijdens een 1-minuut maximaaltest op een kayakergometer, alleen gemeten bij de Australische kayakers [1]
- De gemiddelde arbeid was 21,8 Joules voor de beste Australische kayakers en 16,7 Joules voor de iets minder goede Australische kayakers.
- Een hogere VO2max, alleen gemeten bij Australische kayakers tijdens een test op een kayakergometer [1]
- De gemiddelde VO2max was 4,78 l/min bij de beste kayakers en 3,87 l/min bij de iets minder goede kayakers.
- Hebben in verhouding tot de rest van het lijf smallere heupen, volgens de studie die is uitgevoerd bij Olympische kayakers en kanoërs [3]. De heupomtrek van Olympische kayakers en kanoërs was gemiddeld 97,7 cm. Er worden geen waarden van de gemiddelde heupomtrek van de referentiemaat genoemd maar alleen de Phantom z-score.
De topkayakers en topkanoërs zijn zwaarder dan subtoppers en de gemiddelde bevolking omdat ze meer spierontwikkeling hebben [1]. Dit kan verklaard worden door de grotere biceps- en onderarmomvang, bredere schouders en borst van de kayakers en het meer kracht kunnen leverden bij krachttesten [1,3].
Het vetpercentage van deze topkayakers en topkanoërs is laag. Vooral bij de vrouwen is het vetpercentage van de Olympische kayaksters en vrouwelijke kanoërs laag als deze wordt vergeleken met het vetpercentage van de Australische kayaksters (gemiddelde som van 80,0 mm bij een 8-puntsmeting bij de Olympische kayaksters en vrouwelijke kanoërs ten opzichte van een gemiddelde som van 100,5 mm bij een 7-puntsmeting van de Australische topkayaksters.
In deze tak van sport speelt gewicht een belangrijke rol. Dit bepaalt immers hoe diep de boot in het water ligt en dus hoe groot de weerstand is die overwonnen moet worden. Echter, om de weerstand te overwinnen en om zo snel mogelijk over de finish te komen, is spierkracht nodig. Spierontwikkeling zorgt voor extra gewicht maar is tevens nodig voor de prestatie. Vet levert geen positieve bijdrage aan de prestatie, waardoor een laag percentage nagestreefd wordt [1,2].
Wat is het morfologische en fysiologische profiel van slalomkanoërs en -kayakers?
Er zijn weinig studies waarin de morfologische en fysiologische kenmerken van slalomkanoërs en -kayakers zijn onderzocht. De meest recente studie is van Ridge en collega’s [1] uit 2007. Andere studies dateren van voor 1990. Door de ontwikkelingen in de sport zijn deze oude studies buiten beschouwing gelaten. Ook voor de resultaten uit deze studie geldt dat ze beschrijvend zijn. Het is niet zeker dat de gevonden kenmerken prestatiebepalend zijn. Wees daarom voorzichtig met het selecteren op basis van deze kenmerken.
Ridge en collega’s [1] hebben 31 mannelijke slalomkanoërs en –kayakers gemeten en 12 vrouwelijke slalomkayakers. Deze atleten werden gemeten voor de Olympische Spelen van 2000, waar ze allemaal aan deelnamen.
Mannelijke Olympische slalomkayakers en –kanoërs behoren tot de kleinste atleten met een gemiddelde lengte van 177 cm. Het voordeel van het minder lang zijn is dat het lichaamszwaartepunt lager kan worden gehouden. Dit zorgt voor meer stabiliteit in de boot.
Ook zijn de verschillen tussen mannelijke Olympische slalomkanoërs en –kayakers onderzocht. De belangrijkste conclusie is dat kanoërs een hoger vetpercentage hebben (57,1 mm en 45,8 mm gemiddeld bij de 8-puntsmeting).
Verschillen tussen mannelijke Olympische vlakwatervaarders en Olympische slalommers:
- de slalommers waren ouder dan de vlakwatervaarders (gemiddeld 28,1 en 24,7 jaar);
- de slalommers waren lichter dan vlakwatervaarders (gemiddeld 72,5 en d 84,8 kg);
- de slalommers waren minder lang dan de vlakwatervaarders (gemiddeld 177 en 185 cm).
De verschillen tussen vrouwelijke Olympische vlakwater- en slalomkayakers:
- de slalommers waren lichter dan de vlakwatervaarders (gemiddeld 59 en 67,3 kg);
- de slalommers hadden een lager vetpercentage dan de vlakwatervaarders (gemiddelde som van de 8-puntsmeting 68,9 en 78,5 mm) [10].
Wat zijn de prestatiebepalende factoren bij vlakwaterkano/kayak en hoe zijn die het beste te beïnvloeden?
Tijdens het zoeken naar resultaten blijkt dat er meer onderzoek is gedaan naar kayakprestaties dan naar kanoprestaties, maar kayakers en kanoërs worden ook vaak gezamenlijk onderzocht. Ondanks de verschillen in techniek en de uitrusting, komen de prestatiebepalende factoren overeen. Vandaar dat in het volgende onderdeel prestatiebepalende factoren voor zowel het kanoën als het kayakken gezamenlijk worden besproken.
Volgens Fry en Morton [1] is het voor topkayakers van belang zowel een goede anaerobe als een aerobe capaciteit te hebben. Bij kayakken worden beide systemen intensief gebruikt.
Bishop [2] heeft fysiologisch onderzoek gedaan bij 9 vrouwelijke topkayksters (internationaal niveau of Australische topjunioren). Van deze kayaksters heeft hij een aantal fysiologische grootheden gemeten tijdens een kayakergometertest en de uitkomsten daarvan vergeleken met de tijd die deze kayaksters nodig hadden voor een 500 meter wedstrijd. Uit dat onderzoek blijkt dat zowel de maximale zuurstofopname en het vermogen dat op de kayakergometer geleverd werd het beste de tijd op de 500 meter kunnen voorspellen. Daarnaast is door Bishop ook de anaerobe capaciteit gemeten (aan de hand van het geaccumuleerde zuurstofdeficit). Ook deze maat voor de anaerobe capaciteit blijkt een duidelijke relatie te hebben met de 500 meter tijd. Volgens Bishop verkrijgen kayakers tijdens een 500 meter race 60-70 % van de benodigde energie uit het aerobe systeem. Het anaerobe systeem is dus voor 30-40 % verantwoordelijk. Beide systemen spelen dus een belangrijke rol als het gaat om de prestaties die een kayakster levert.
Naarmate de afstand die afgelegd moet worden groter wordt, zal het aerobe energiesysteem een steeds grotere rol gaan spelen en dus steeds belangrijker worden [1].
Uit verscheidene studies komen dezelfde conclusies. Bepalende factoren voor een kayak- of kanoprestatie zijn te verbeteren door:
- Anaerobe capaciteit vergroten [1,2,5,7]
- Aerobe capaciteit vergroten [1,2,5,7]
- Het geleverde vermogen / spierkracht vergroten [1,2,5,7]
Gebleken is dat het gelijktijdig trainen van uithoudingsvermogen en kracht, voor minder goede vooruitgang zorgt dan wanneer deze trainingen niet gelijktijdig worden uitgevoerd [8]. Voor kayakers en kanoërs is dit echter niet logisch. Twee onderzoekers uit Spanje [8] hebben een literatuurstudie uitgevoerd en op basis daarvan geconcludeerd welke manier van trainen zorgt voor de meeste vooruitgang in kracht en uithoudingsvermogen bij roeiers, kanoërs en kayakers. De tips uit deze literatuurstudie zijn:
- Zorg voor kortere en intensievere trainingsblokken waarbij per blok slechts een component van het uithoudingsvermogen en een voor de kracht worden getraind. García-Pallarés en anderen [9] hebben aangetoond dat er evenveel verbetering was van het aerobe systeem en “kayak”-eigenschappen(de peddelsnelheid, de snelheid van de slag en het geleverde vermogen) bij een programma van 12 weken ten opzichte van een programma van 22 weken. In het 12-weekse programma was de trainingsintensiteit gemiddeld 10 % hoger en werd er 120 uur minder getraind dan in het 22-weekse schema. De VO2piekprestatie verbeterde gemiddeld met ongeveer 10 % na het 12-en 22-weeks programma terwijl het topkayakers waren (waarvan 2 Olympisch goud hadden gewonnen). Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de toppers voor aanvang van de trainingen 5 weken geen trainingen hadden uitgevoerd maar alleen laag intensief andere sporten hadden beoefend. Het 12-weekse programma had 2 blokken van 5 weken gevolgd door 2 weken tapering.
- Drie krachttrainingen per week is het maximum. Train met 3-5 sets waarbij 4-6 oefeningen worden uitgevoerd. Laat de krachttrainingblokken 10 tot 12 weken duren. In de studie van García-Pallarés en anderen [9] werd een trainingsblok van 12-17 weken aangehouden. Oefeningen in het programma waren onder andere de bench press, prone bench pull, pull-ups, full squat en de shoulder press.
- Vermijd het tegelijk trainen van het lokale spieruithoudingsvermogen en het vergroten van het maximale aerobe vermogen. Deze twee systemen vragen tegenovergestelde adaptaties van het lichaam. Het is beter om duurtraining op een lagere intensiteit te combineren met training gericht op maximale spierkracht en –vermogen.
- Voer de krachttraining uit voor de duurtraining of zorg ervoor dat de twee trainingen minimaal 8 uur uit elkaar liggen.
- Het is beter om met een gemiddeld aantal herhalingen te trainen en niet tot uitputting door te gaan. Op die manier verbeteren de kracht en het vermogen meer dan wanneer er tot uitputting wordt getraind. Niet tot uitputting trainen zorgt voor een sneller herstel waardoor trainingen gericht op het uithoudingsvermogen beter kunnen worden uitgevoerd.
De auteurs van de verschillende studies laten de invloed van het verbeteren van de techniek voor vlakwater kanoën onbesproken. Er bestaan wel studies die naar de techniek van vlakwaterkayakken hebben gekeken. Er worden echter geen aanbevelingen gedaan hoe de techniek kan worden verbeterd. Ook is onduidelijk hoeveel winst er op hoog niveau te behalen valt door techniekverbetering. Dit wekt de indruk dat er weinig winst te behalen valt door de techniek verder te verbeteren.
Wat zijn de prestatiebepalende factoren bij slalomkano/kayak en hoe zijn die het beste te beïnvloeden?
Strategie
Hunter en collega’s [4] hebben onderzocht welke strategieën mannelijke slalomkanoërs en mannelijke en vrouwelijke slalomkayak(st)ers gebruiken tijdens een race. De auteurs concluderen dat mannelijke slalomkanoërs effectievere slagen maken dan slalomkayakers. Volgens de auteurs zouden slalomkayakers hun voordeel kunnen halen door de strategieën van slalomkanoërs toe te passen. De auteurs geven wel meteen aan dat toepassen van deze strategieën wordt bemoeilijkt door het verschil in boten en de peddels. Of het dus ook daadwerkelijk mogelijk is om strategieën van elkaar over te nemen, is de vraag.
Techniek
Bij slalomkanoën is het technische gedeelte een kritieke factor voor de prestatie, aldus Hunter en collega’s [4]. De auteurs geven dan ook de tip dat het verbeteren van de vaardigheden en de fysieke capaciteiten die daarvoor nodig zijn, zorgen voor de meeste prestatieverbeteringen bij de technische onderdelen van de koers. Het gaat dan bijvoorbeeld om hoe een poort het beste kan worden benaderd. Het gaat daarbij niet alleen om het nemen van één poort, maar ook om het nemen van het parcours. Door een poort op een bepaalde manier te nemen, kan dit winst of verlies opleveren ten aanzien van de volgende poort. Er moet dus goed worden nagedacht over de strategie voor het hele parcours.
De meeste trainingstijd zou moeten worden besteed aan technische stroomversnellingen en poortenreeksen. Er valt winst te behalen door te analyseren hoe poorten zijn genomen in het parcours, en de gekozen strategie dient daar rekening mee te houden.
Fysiek
Hunter en collega’s [4] treden niet in detail over welke fysieke capaciteiten specifiek moeten worden getraind.
Hunter [6] heeft het nemen van een opwaartse poort nader onderzocht. Hij heeft daarbij de verschillen in techniek onderzocht bij slalomkanoërs en -kayakers. Het verschil tussen de snelle en langzame slalomkanoërs en -kayakers heeft te maken met het traject dat wordt afgelegd zodat een poortje kan worden genomen. De snelle slalomkayakers en -kanoërs nemen het poortje minder ruim en verliezen hierdoor minder tijd. Tussen de slalomkayakers en de -kanoërs zat geen verschil in het nemen van de poortjes. Hierdoor zouden slalomkayakers van -kanoërs kunnen leren en vis versa. Hier spelen echter weer de verschillen in boten en peddels mee, dus of het ook praktisch nut heeft, is de vraag. Hunter [6] geeft het advies om te trainen op het scherper nemen van poortjes zodat tijd gewonnen kan worden.
Bepalende factoren voor slalomkano of -kayakprestaties zijn te verbeteren door:
- Verbeteren van de techniek, waardoor effectiever kan worden gevaren [4]
- Verbeteren van het nemen van poortenreeksen [6]
Het nemen van poortenreeksen kan geëvalueerd worden door video-opnamen te bekijken. Verschillende strategieën kunnen worden toegepast waarna het resultaat van de strategieën kan worden bepaald.
Auteurs: A.P. (Peter) Hollander en S. (Susan) Vrijkotte
Bronnen
- Fry RW, Morton AR (1991) Physiological and kinanthropometric attributes of elite flatwater kayakists. Med. Sci. Sports Exerc., 23: 1297-1301.
- Bishop D (2000) Physiological predictors of flat-water kayak performance in women. Eur. J. Appl. Physiol., 82: 91-97.
- Ackland TR, Ong KB, Kerr DA, Ridge B (2003) Morphological characteristics of Olympic sprint canoe and kayak paddlers. J. Sci. Med. Sport, 6: 285-294.
- Hunter A, Cochrane J, Sachlikidis A (2008) Canoe slalom competition analysis. Sports Biomech., 7: 24-37.
- Van Someren KA, Howatson G (2008) Prediction of flatwater kayaking performance. Int. J. Sports Physiol. Perform., 3: 207-218.
- Hunter A (2009) Canoe slalom boat trajectory while negotiating an upstream gate. Sports Biomech., 8: 105-113.
- Buglione A, Lazzer S, Colli R, Introini E, Enrico P, Di Prampero PE (2011) Energetics of best performances in elite kayakers and canoeists. Med. Sci. Sports Exerc., 43: 877-884.
- García-Pallarés J, Izquierdo M (2011) Strategies to optimize concurrent training of strength and aerobic fitness for rowing and canoeing. Sports Med., 41: 329-343.
- García-Pallarés J, García-Fernández M, Sánchez-Medina L, Izquierdo M (2010) Performance changes in world-class kayakers following two different training periodization models. Eur. J. Appl. Physiol., 110: 99-107.
- Ridge BR, Broad E, Kerr DA, Ackland TR (2007) Morphological characteristics of Olympic slalom canoe and kayak paddlers. Eur. J. Sport Sci., 7: 107-113.