Spring naar content

Vraag readiness

Er zijn geen methoden om de volledige readiness betrouwbaar in kaart te brengen. Readiness is zo veelomvattend dat het niet met één of enkele metingen te bepalen is. Vragenlijsten, zoals de Training Distress Scale, kunnen enig inzicht geven in één aspect van readiness, namelijk het gevoel van een sporter. Het onderscheidend vermogen van deze en andere vragenlijsten is echter zeer beperkt. Alleen grote afwijkingen lijken iets te zeggen over of een sporter kan trainen of niet. Er is geen bewijs dat fysieke tests, zoals handknijpkracht en sprongtests, een gedegen beeld van readiness kunnen geven. Hoewel scores op fysieke tests vaak wel gelinkt zijn aan het prestatieniveau, is niet bekend of veranderingen van deze scores in de tijd iets over de readiness van een topsporter kunnen zeggen. In tegenstelling tot wat de fabrikanten beweren, bestaat geen enkele onderbouwing dat apparaten zoals de Omegawave en de Whoop de volledige readiness in kaart kunnen brengen. Blind varen op de resultaten die uit deze apparaten voortkomen is daarom onverstandig.

Uitgebreide antwoord

Readiness is een term die de laatste jaren meer en meer opduikt in de sportwereld. Een precieze definitie blijkt echter te ontbreken, wat het meten van readiness logischerwijs een lastige aangelegenheid maakt. Met readiness wordt veelal bedoeld of iemand klaar is om voluit te trainen of maximaal te presteren tijdens een wedstrijd. Maar of iemand werkelijk klaar is, hangt af van heel veel factoren die samenkomen in fysieke en mentale gesteldheid. Beide zullen goed op orde moeten zijn om het maximale uit een training of wedstrijd te halen. Iemand kan fysiek bijvoorbeeld klaar zijn om te presteren, maar mentaal een stuk minder. Zo gaf Sven Kramer direct na zijn tien kilometer in Pyeongchang aan dat hij er eigenlijk niet echt klaar voor was. Zijn coach Orie gaf na de race aan dat hij in de veronderstelling was dat Kramer wel klaar was voor de race, gelet op wat hij in de trainingen had laten zien en wat uit tests bleek.

Hoewel een sporter aan kan geven hoe hij zich fysiek voelt en daarmee een beeld kan geven over hoe ready hij is, blijkt ook dit geen waterdichte voorspelling voor hoe hij zal presteren. Zo zei Suzanne Schulting op de ochtend van haar Olympische finaledag tegen haar coach Otter dat haar benen niet goed voelden, maar dat ze het gevoel had dat het vandaag zou gebeuren. De uitkomst is bekend, hoewel de benen blijkbaar niet goed voelden, haalde ze toch een gouden medaille.

Bovenstaande voorbeelden geven aan hoe complex readiness is, en het testen ervan ondoenlijk. Zo is mentaal klaar zijn van vele aspecten afhankelijk zoals uitgerust zijn, veel zelfvertrouwen hebben enzovoort. Dat geld ook voor fysiek er klaar voor zijn; volledig herstel, maximaal belastbaar, hormoonhuishouding enzovoort. Readiness is een ongelooflijk breed en veelomvattend fenomeen. De afzonderlijke dingen kun je best meten, maar dan moet een ellenlange testbatterij afnemen en weet je feitelijk nog niet of je alles hebt gemeten wat van invloed is.

Het is mogelijk om bepaalde aspecten van readiness uit te lichten met tests, maar één of enkele tests zullen nooit een zekerheid geven of iemand klaar is om te trainen of niet. Daarbij komt nog kijken dat de interpretatie van de resultaten van tests ook nog eens lastig is, omdat het onderscheidend vermogen ten aanzien van readiness niet bekend is. Grote veranderingen in mentale en fysieke weerbaarheid zijn relatief makkelijk te vertalen naar de mate van readiness. Als iemand echter een klein beetje slechter scoort op een bepaalde test, betekent dat dan dat hij niet kan trainen, op 70 procent moet trainen, of niet optimaal presteert bij een maximale inspanning? Met andere woorden, tests kunnen hooguit enig inzicht geven in de readiness van een sporter, maar hoe te handelen naar aanleiding van de resultaten zal in veel gevallen een grijs gebied blijven.

Ondanks bovengenoemde moeilijkheden, worden er in de sportpraktijk toch veelvuldig tests gebruikt waarvan trainers het idee hebben dat ze daarmee de readiness van een sporter kunnen bepalen. Sommige van die tests kunnen helpen enig inzicht te krijgen in vooral de mentale readiness, terwijl anderen eigenlijk zo goed als zinloos zijn.

Vragenlijsten

Er zijn vragenlijsten die verschuivingen in fysieke prestaties kunnen voorspellen. Zo bestaat er de TDS (Training Distress Scale). Dit is een vragenlijst bestaande uit 19 vragen die ingaan op emotionele en fysieke vermoeidheid, concentratievermogen, fysieke klachten en slaapproblemen [2]. Alleen als sporters echt laag scoren op deze vragenlijst, is de kans groot dat ze niet goed zullen presteren. De vraag is of een trainer dit zonder een vragenlijst niet zelf al ziet aan een sporter. Andere vragenlijsten, zoals de REST-Q (recovery-stress questionnaire for athletes) en de MTDS (multi-component training distress scale) vragen ongeveer hetzelfde uit als de TDS. Maar ook hun bruikbaarheid is beperkt. Zij hebben een lage voorspellende waarde als het gaat om fysiek presteren [4]. Er is ook nog een Nederlandstalige vragenlijst, een afgeleide van de POMS (profile of mood state)[6]. Deze bevat echter veel (32) vragen en gaat alleen in op de gemoedstoestand van een sporter. Ook dit is slechts een onderdeel van het hele spectrum dat readiness omvat.

De conclusie is dat vragenlijsten in zeer geringe mate iets kunnen zeggen over hoe een sporter zal presteren tijdens een training of wedstrijd. Buiten extreme uitkomsten zullen de scores weinig informatie geven over hoe ready iemand is, aangezien het onderscheidend vermogen van de scores op deze vragenlijsten op readiness niet bekend is.

Fysieke tests

Handknijpkracht

Er zijn trainers die de handknijpkracht bepalen om daarmee iets te zeggen over readiness. Er zijn enkele aanwijzingen dat er een (geringe) relatie bestaat tussen handknijpkracht en bijvoorbeeld schouderfunctioneren [3]. Daarnaast beweren sommige onderzoekers dat de mate van handknijpkracht iets zegt over de readiness om weer aan het werk te gaan [6], iets wat niet te vergelijken is met een topsportprestatie.

Het is bekend dat de mate van handknijpkracht iets kan zeggen over de fysieke prestatie [1]. Het is echter niet bekend of een acute verandering in handknijpkracht ook leidt tot een veranderde prestatie. Het is dus maar zeer de vraag of aan de hand van een bepaalde kracht er iets zinnigs te zeggen is over de readiness. Zeker omdat ook hiervoor geen afkapwaarden bekend zijn over wanneer iemand ready is of niet.

Er zijn sporten waarbij handknijpkracht een belangrijke rol speelt, zoals judo en klimmen. Voor veel sporten, zoals bijvoorbeeld schaatsen, lijkt het meten van de handknijpkracht als maat voor readiness bovendien niet voor de hand te liggen. Als een trainer de handknijpkracht wil monitoren, is het wel belangrijk om het goed te meten. Voor het bepalen van de handknijpkracht is het belangrijk dat de uitvoering steeds gelijk is en driemaal wordt uitgevoerd, waarbij de hoogste score telt [5]. Om het te gebruiken als maat voor readiness lijkt niet zinvol.

Sprongtests

Voor sprongtests geldt hetzelfde als voor de handknijpkracht. Ze zijn geassocieerd met prestaties bij sporten waarbij de beenspieren explosief kracht moeten kunnen leveren, maar of kleine veranderingen in resultaten op deze tests iets zeggen over de prestatie tijdens trainingen en wedstrijden is niet bekend. Laat staan of het een betrouwbare maat voor readiness is. 

Andere methoden

Er zijn apparaten op de markt waarvan de producenten beweren dat ze de readiness in zijn gehele omvang kunnen bepalen. Voorbeelden hiervan zijn de Omegawave en de Whoop. Dit soort apparaten blijken echter een black box waarvan elk bewijs ontbreekt dat ze dit werkelijk kunnen. Meer over de Omegawave is op de website te lezen in een eerder gepubliceerd antwoord.

Conclusie

Hoewel het erg welkom zou zijn voor trainers om de readiness te bepalen van sporters is dit in de praktijk niet haalbaar. Met behulp van vragenlijsten is er enig inzicht te krijgen, maar dit zal nooit compleet uitsluitsel geven over hoe klaar iemand is om te trainen. Daarvoor is readiness een te breed en veelomvattend begrip, dat van veel factoren afhankelijk is.

Bronnen

  1. Geladas ND, Nassis GP, Pavlicevic S (2005) Somatic and physical traits affecting sprint swimming performance in young swimmers. Int. J. Sports Med., 26: 139-144
  2. Grove JR, Main LC, Partridge K, Bishop DJ, Russell S, Shepherdson A, Ferguson L (2014) Training distress and performance readiness: laboratory and field validation of a brief self-report measure. Scand. J. Med. Sci. Sports., 24: e483-449
  3. Horsley I, Herrington L, Hoyle R, Prescott E, Bellamy N (2016) Do changes in hand grip strength correlate with shoulder rotator cuff function? Shoulder Elbow, 8: 124-129
  4. Main LC, Warmington SA, Korn E, Gastin PB (2016) Utility of the multi-component training distress scale to monitor swimmers during periods of training overload. Res. Sports Med., 24: 269-268
  5. Mathiowetz V, Weber K, Volland G, Kashman N (1984) Reliability and validity of grip and pinch strength evaluations. J. Hand. Surg. Am., 9: 222-226
  6. Van Rossum JHA (2008) De Nederlandse POMS in de sport. Sportgericht, 62(5): 45-48