Spring naar content

Vraag retentie basketbalschot

Wanneer schutters enkele weken niet specifiek op het schot trainen zal hun schotprestatie waarschijnlijk achteruit gaan. Hoe snel dat gebeurt en in welke mate dat het geval zal zijn, is niet duidelijk. Hoewel uit de literatuur blijkt dat het verval in prestatie voor niet-cyclische bewegingen, waartoe ook het basketbalschot behoort, groot is en snel optreedt, is het onderzoek op dit gebied niet bij sporters uitgevoerd. In de beschikbare studies moesten de onderzochte proefpersonen vaak een totaal nieuwe niet-sportgerelateerde beweging aanleren in slechts enkele trainingen. Dit staat in geen verhouding tot het jarenlang trainen van een beweging, zoals bij het basketbalschot. Bij dit soort bewegingen waar jarenlang op getraind is, treedt minder snel verval op in de prestatie dan bij nieuw aangeleerde bewegingen. Daarnaast heeft training een positief effect op het zelfvertrouwen in de uitvoering van de beweging. Omdat in de topsport elk verval in de schotprestatie, hoe klein ook, het verschil kan maken tussen winst en verlies, is het aan te raden om gedurende het hele seizoen het schot te blijven trainen. Ook tijdens trainingsperiodes waarin de focus meer op tactiek ligt. Hiermee is een eventueel verval in schotprestatie te voorkomen. Het is overigens ook niet duidelijk hoe snel schutters het schieten weer oppikken na een periode van minder specifieke schottraining.

Aanleren en retentie van motorische taken

Over het aanleren van complexe motorische taken, zoals het basketbalschot maar ook bijvoorbeeld jongleren, is veel gepubliceerd. Zo is het bekend dat impliciete vormen van leren waarbij de sporter onbewust de beweging aanleert zonder directe verbale instructies, ertoe leiden dat de prestatie onder druk beter gehandhaafd blijft dan expliciete vormen van leren waarbij de sporter wel directe verbale instructies krijgt [2]. Minder is bekend over de retentie van complexe motorische vaardigheden. Met andere woorden, hoe goed kan iemand een bepaalde beweging nog uitvoeren als hij deze enige tijd niet traint?

 Cyclische bewegingen

Het blijkt dat de mate waarin mensen de bewegingsuitvoering kunnen behouden afhankelijk is van het feit of het een cyclische of een niet-cyclische beweging is. Van motorische taken die geen specifiek begin of eind hebben, ook wel cyclische bewegingen, treedt nagenoeg geen verval op in de prestatie nadat de vaardigheid eenmaal is aangeleerd [1,5]. Voorbeelden van deze bewegingen zijn hardlopen, schaatsen en fietsen. Zo laat recent onderzoek zien dat mensen een nieuw aangeleerde cyclische beweging, in dit geval het heen en weer bewegen van twee hendels met een bepaalde afzonderlijke frequentie, ook na 3 maanden zonder oefening nog steeds goed kunnen uitvoeren [2]. Uit een eerder uitgevoerde maar sterk vergelijkbare studie van dezelfde onderzoekers blijkt dat de uitvoering van deze beweging ook na 6 maanden en zelfs na 8 jaar nog goed was [1]. Hierbij behielden de proefpersonen overigens hun eigen specifieke wijze van uitvoeren. Dat wil zeggen, hoewel de proefpersonen een vaste beweging moesten leren, deden zij dat op een impliciete manier waardoor iedereen zijn ‘eigen’ exacte timing had. Het aantal proefpersonen waarop deze lange-termijn-resultaten gebaseerd zijn, is echter zeer klein.

Niet-cyclische bewegingen

Het type beweging waar het in de gestelde vraag om gaat, het basketbalschot, is een voorbeeld van een niet-cyclische beweging. Dit zijn bewegingen met een duidelijk begin en eind. Bij dit soort bewegingen blijkt relatief snel een verval in prestatie op te treden op het moment dat men stopt met het trainen van de beweging [1,5]. Een mogelijke oorzaak voor het verschil in verval van de prestatie in vergelijking met de cyclische bewegingen is dat niet-cyclische bewegingen ook een mentale component bevatten, zoals het interpreteren van de spelsituatie [6]. Hoe snel het verval precies optreedt, is niet helemaal duidelijk. In de studies die op dit gebied zijn uitgevoerd moesten de proefpersonen voor hen nieuwe niet-cyclische bewegingen aanleren en vervolgens uitvoeren. In dat geval treedt het verval erg snel op [5]. Al na 2 dagen kan een grote afname in de prestatie optreden. Het basketbalschot daarentegen is, zeker bij de speelsters uit het nationale team, een beweging waar veel op getraind is, en op getraind wordt. Hoewel uit de literatuur blijkt dat training het verval in prestatie beperkt [1,5], is het niet duidelijk in welke mate dat het geval is voor bewegingen die jarenlang, dagelijks getraind zijn. Daar is geen onderzoek naar uitgevoerd. Overigens blijkt dat de nauwkeurigheid van de uitgevoerde beweging sneller afneemt dan de snelheid daarvan [1]. Echter, ook hierbij is het onduidelijk in welke mate dit geldt voor het basketbalschot dat jarenlang is getraind. Training leidt er overigens ook toe dat het zelfvertrouwen in de uitvoering van de taak stijgt, hetgeen de uitvoering ten goede komt [1].

Tot slot

Hoewel uit de literatuur blijkt dat het verval in prestatie groter is voor niet-cyclische bewegingen dan voor cyclische bewegingen is het onduidelijk hoe snel het verval in prestatie zal optreden bij sporters die jarenlang dagelijks het schot hebben getraind. In het onderzoek dat op dit gebied is uitgevoerd moesten de onderzochte proefpersonen namelijk vaak een nieuwe niet-sportgerelateerde beweging aanleren in slechts enkele trainingen. Dit staat in geen verhouding tot het jarenlang trainen van een beweging. Toch is het de verwachting dat ook de schotprestatie bij het basketbal zal afnemen wanneer het schot enige tijd niet wordt getraind. Hierbij zal de afname in prestatie zeer waarschijnlijk minder snel verlopen dan bij mensen die een volledig nieuwe beweging moeten leren. Hoe snel precies een merkbaar verschil in prestatie op zal treden is lastig te zeggen. Echter, in de topsport kan iedere afname van de prestatie, hoe klein ook, het verschil maken tussen winst of verlies. Het is daarom aan te raden om gedurende het hele seizoen het schot te blijven trainen, ook tijdens trainingsperiodes waarin de focus meer op tactiek ligt. Overigens is het ook onbekend hoe snel schutters het schieten weer oppikken na een periode van minder specifieke schottraining.

Dit artikel is in samenwerking met met R.R.D. (Raôul) Oudejans geschreven.

Bronnen

  1. Arthur Jr. W, Bennet Jr. W, Stanush PL, McNelly TL (1999) Factors that influence skill decay and retention: a quantitative review and analysis. Hum. Perf., 11: 57-101
  2. Beek (2011) Nieuwe, praktische relevante inzichten in techniektraining. Motorisch leren: het belang van impliciete kennisopbouw (deel 3). Sportgericht 4
  3. Park SW, Dijkstra TMH, Sternad D (2013) Learning to never forget–time scales and specifity of long-term memory of motor skill. Front. Comput. Neurosci., DOI: 10.3389/fncom.2013.00111
  4. Park SW, Sternad D (2015) Robust retention of individual sensorimotor skill after self-guided practice. J. Neurophysiol., DOI: 10.1152/jn.00884.2014
  5. Schmidt R, Lee T (2005) Motor control an learning – a behavioral emphasis. 4th ed. Champaign, IL: Human Kinetics
  6. Stelmach G (1974) Retention of motor skills. Exerc. Sport Sci. Rev., 2: 1-32