Spring naar content

Vraag spacing / afwisselen oefenvormen

Kort antwoord

Bij spaced repetition herhaalt iemand lesstof met tussenpozen om tot een beter leerresultaat te komen. Hoewel dit spacing effect veelvuldig is aangetoond in het onderwijs, is er vooralsnog weinig bewijs uit de sportpraktijk.

In de sport komt spaced repetition tot uiting bij variabel oefenen, waarbij sporters willekeurig schakelen tussen vaardigheden. Bij variabel oefenen wordt telkens een taak verstoord, oftewel contextuele interferentie. Contextuele interferentie zorgt voor een beter leerresultaat op de lange termijn en leidt tot een betere transfer naar andere situaties, zoals een wedstrijd.

Hoewel het trainen met een hoge contextuele interferentie potentie heeft, zoals bij variabel oefenen, laat niet iedere studie een positief effect zien. Het is daarom aan te raden om per sporter een trainingsprogramma op maat in te richten, omdat het per individu en oefening kan verschillen of en in welke mate contextuele interferentie optreedt voor het bevorderen van het leerproces.

Uitgebreid antwoord

Spaced repetition

Spaced repetition is een leermethode waarbij iemand lesstof met tussenpozen herhaalt. Hierdoor beklijft de kennis op de lange termijn beter dan wanneer iemand dezelfde lesstof achter elkaar tot zich neemt (massed repetition)[1,2]. Veel mensen zullen dit herkennen uit hun studietijd: ellenlange studiesessies werken niet zo goed. Als je veel informatie in korte tijd in je geheugen stampt, ben je dat vaak weer binnen enkele weken vergeten. Als er meer tijd tussen het leren zit, blijft de lesstof beter hangen.

Het merendeel van het onderzoek naar spaced repetition richt zich op leertaken in het onderwijs, zoals het leren van feitelijke informatie of woordjes in een vreemde taal. Onderzoek toont aan dat deze gespreide herhaling van lesstof tot een beter leerresultaat leidt dan massed repetition[1].

Hoe spaced repetition precies werkt, is nog onbekend. Eén verklaring is dat iemand het geleerde beter uit het geheugen kan ophalen omdat de lesstof in een verschillende context is gepresenteerd (door de tussenpozen bij de lesstof). Een andere theorie stelt dat het herhalen van de lesstof met tussenpozen de persoon mogelijk herinnert aan het eerdere optreden, wat ertoe leidt dat de vorige presentatie van de lesstof wordt opgehaald, een proces dat het geheugen verbetert[3]. Dat is bij massed repetition niet het geval, omdat de lesstof zojuist is gepresenteerd.

Afwisselen oefenvormen

In de sport komt spaced repetition naar voren bij de afwisseling van aan te leren kennis of vaardigheden. Bij dit zogeheten variabel oefenen moeten sporters willekeurig schakelen tussen vaardigheden (ABC-BCA-CAB), terwijl ze bij geblokt oefenen een vaardigheid oefenen in een blok van herhalingen voordat ze verder gaan met een andere vaardigheid (AAA-BBB-CCC).

Contextuele interferentie-effect

Als sporters verschillende vaardigheden of technieken moeten oefenen, leren ze effectiever als er verstoringen zijn tijdens het oefenen. Dit heet ook wel het contextuele interferentie-effect[4]. Deze interferentie wordt gecreëerd door de volgorde van de oefeningen aan te passen, oftewel variabel oefenen. Hoewel sporters door de contextuele interferentie (CI) tijdens variabel oefenen vaak minder goed presteren dan tijdens geblokt oefenen, leidt variabel oefenen tot een beter leerresultaat op de lange termijn (retentie). Ook is het beter overdraagbaar naar andere situaties (transfer). Dit betekent dat sporters het geleerde goed kunnen toepassen in een andere context, zoals tijdens een wedstrijd. Zie het kader voor een voorbeeld in de sport.

In welke mate een coach CI kan creëren, hangt af van de moeilijkheid van de taak of vaardigheid[4]. Over het algemeen leren sporters beter bij een hoge cognitieve inspanning. Een leeromgeving met hoge CI, zoals bij variabel oefenen, doet meer beroep op de hersenen dan een omgeving met lage CI. Een complexe beweging oefenen met veel CI is niet aan te raden, omdat de cognitieve inspanning dan te veel oploopt. Dit belemmert het leerproces. Afhankelijk van de moeilijkheid van de taak of vaardigheid en het niveau van de sporter kan dus in meer of mindere mate CI worden gecreëerd om het leerproces te bevorderen.

Contextuele interferentie bij ervaren honkballers

Als een van de eerste studies naar contextuele interferentie bij ervaren sporters keken onderzoekers Hall en collega’s naar college honkballers bij het oefenen van verschillende effectballen[5]. De honkballers kregen zes weken lang twee keer per week een extra slagtraining, bestaande uit slagacties op 45 ballen (15 fastballs, 15 curveballs en 15 change-up pitches). De honkballers oefenden deze slagen variabel of geblokt. 

De variabele groep presteerde beter dan de geblokte groep op twee transfertests aan het einde van het trainingsprogramma (Figuur 1). Zo presteerde de variabele groep 57 procent beter dan voor het trainingsprogramma, terwijl de geblokte groep slechts 25 procent vooruitging. Een controlegroep die geen extra training had gekregen ging 6 procent vooruit.

Figuur 1. Gemiddeld aantal goede slagen (per 45 pitches) voor elke conditie. Overgenomen van Hall en collega’s[5].

Achtergrond

Hoe het CI-effect werkt, weten onderzoekers nog niet precies. Er zijn wel verschillende theorieën die het verklaren. Volgens de bewerkingshypothese stelt de grotere diversiteit aan taken een sporter in staat de meest relevante informatie voor een bepaalde taak te destilleren, omdat de irrelevante informatie bij een hoge CI sterker varieert dan bij een lage CI[6]. Ook staan bij een hoge CI meerdere taken samen in het werkgeheugen, terwijl bij het oefenen onder een lage CI er slechts één taak in het werkgeheugen aanwezig is. Een andere theorie, de actie-plan hypothese, stelt dat het leervoordeel van variabel oefenen komt door het feit dat de lerende sporter bij elke poging een nieuw actieplan moet opstellen, omdat eerdere actieplannen voor soortgelijke pogingen geheel of gedeeltelijk verloren zijn gegaan door de CI[7]. Beide hypothesen komen overeen in het idee van een hoge cognitieve inspanning en verwerking bij het oefenen met hoge CI en verminderde cognitieve activiteit en verwerking wanneer de CI laag is[4].

Disclaimer

Hoewel meerdere studies het CI-effect aantonen voor het aanleren van vaardigheden in verschillende sporten, zijn er ook veel studies, waaronder in hockey, die dit niet aantoonden[8]. In deze studies leidde een hoge CI dus niet tot een beter leerresultaat. Ook zijn er nauwelijks studies die het positieve effect van CI aantonen bij topsporters. Op basis van de beschikbare literatuur is het dus moeilijk te bepalen of en op welke manier CI kan leiden tot een beter leerresultaat bij tophockeyers.

Conclusie

Het trainen met een hoge CI heeft potentie, zoals bij variabel oefenen, om het leerproces te bevorderen. Omdat er echter weinig studies zijn naar het CI-effect in de praktijk, is het niet mogelijk om duidelijke richtlijnen te geven voor het inrichten van trainingsschema’s. Het is aan te raden om per sporter op maat een trainingsprogramma in te richten, omdat het per individu en oefening kan verschillen in welke mate CI optreedt.

Hoewel variabel oefenen vaak de voorkeur heeft boven geblokt oefenen, betekent dit niet dat geblokt oefenen helemaal niet nuttig is. Als er sprake is van een hoge CI, vanwege de moeilijkheid van de oefeningen of het niveau van de sporter, kan geblokt oefenen alsnog een goede strategie zijn.

Bronnen

  1. Cepeda NJ, Pashler H, Vul E, Wixted JT, Rohrer D. Distributed practice in verbal recall tasks: A review and quantitative synthesis. Psychol Bull. 2006;132(3):354-380. doi:10.1037/0033-2909.132.3.354
  2. Donovan JJ, Radosevich DJ. A meta-analytic review of the distribution of practice effect: Now you see it, now you don’t. J Appl Psychol. 1999; 84(5):795-805.
  3. Kang SH. Spaced repetition promotes efficient and effective learning: Policy implications for instruction. Policy Insights Behav. 2016;3(1):12-19.
  4. Farrow D, Buszard T. Exploring the applicability of the contextual interference effect in sports practice. Prog Brain Res. 2017;234:69-83. doi:10.1016/bs.pbr.2017.07.002
  5. Hall KG, Domingues DA, Cavazos R. Contextual interference effects with skilled baseball players. Percept Mot Skills. 1994;78(3 Pt 1):835-841. doi:10.2466/pms.1994.78.3.835
  6. Shea JB, Morgan R. Contextual interference effects on the acquisition, retention, and transfer of a motor skill. J Exp Psychol Hum Learn Mem. 1979;5:179–187
  7. Lee TD, Magill RA. The locus of contextual interference in motor-skill acquisition. J Exp Psychol Learn Mem Cogn. 1983;9:730–746.
  8. Cheong JPG, Lay B, Grove JR, Medic N, Razman R. Practicing field hockey skills along the contextual interference continuum: A comparison of five practice schedules. J Sport Sci Med. 2012;11(2):304.