Spring naar content

Vraag: sprinten in zand

Kort antwoord

Om zo goed mogelijk af te kunnen zetten en snelheid te kunnen maken is het belangrijk zo veel mogelijk met een vlakke voet af te zetten. Hierdoor gaat de minste energie verloren in het zand. Door het contactoppervlak met het zand zo groot mogelijk te maken verliest de beachvolleyballer het minste energie. De energieverliezen in het zand vragen om een kleinere paslengte en dus een hogere pasfrequentie. Ook zorgt het schuin neerzetten van de voet voor een groter contactoppervlak. Door de aangepaste houding in het zand moeten de kniestrekkers meer kracht leveren, waardoor sterke kniestrekkers nodig zijn.
Door extra energieverliezen in het zand is er bij de afzet meer afzetkracht nodig. Om dit te bereiken buigen beachvolleyballers de heupen en de knieën meer. De houding en de voetafwikkeling van een atleet zijn anders in het zand, waardoor het aan te raden is de sprints in het zand te trainen.

Uitgebreid antwoord

Verschil in ondergrond

Sprinten in het zand of op een harde ondergrond is erg verschillend. Tijdens het sprinten op een harde ondergrond verliest een atleet bij het afzetten weinig energie omdat het afzetvlak niet verplaatst. Bij sprinten in het zand is dit juist wel het geval. Doordat zand kan verplaatsen gaat energie verloren [1-3]. Hierdoor zet een atleet minder effectief af, waardoor de atleet ook minder goed vooruit komt. Het energieverbruik in het zand is ongeveer tweemaal zo groot als op een harde ondergrond.

Ook de lichaamshouding bij het sprinten in het zand is anders dan bij sprinten op een harde ondergrond. Tijdens het sprinten in het zand leunen atleten meer naar voren met het bovenlichaam en buigen ze de knieën meer [1,2]. Door deze grotere buiging van knieën en heupen is het mogelijk een grotere afzetkracht op te wekken.
Daarnaast is de afzet in het zand iets anders dan bij sprinten op een harde ondergrond. Vlak voor het afzetten op een harde ondergrond is de hoek tussen het onderbeen en de voet klein en de achillespees gerekt. Bij het afzetten strekken atleten de voet waardoor de atleet extra energie uit de achillespees haalt. Die energie zorgt ook voor meer horizontale kracht en dus voor snelheid in voorwaartse richting. In het zand is het van belang dat de voet zo vlak mogelijk op het zand staat. Daardoor vindt de afzet plaats met een zo groot mogelijk voetoppervlak, waardoor de energieverliezen zo klein mogelijk zijn [1]. Het schuin neerzetten van de voet helpt hier ook bij. Door de vlakke voet kan de achillespees echter minder bijdragen aan de afzet [2]. De aanpassingen in het looppatroon zorgen ervoor dat atleten bij het neerkomen hun voet plat in het zand zetten en bij het afzetten eerder los komen van het zand waarbij ze zo veel mogelijk met een vlakke voet afzetten.
Onderzoek heeft tevens aangetoond dat atleten de hamstrings meer aanspannen bij het sprinten in het zand dan tijdens het sprinten op een vaste ondergrond [2]. Door al deze veranderingen is sprinten in het zand te kenmerken door een kleinere paslengte en een hogere pasfrequentie [1].

Conclusie

Sprinten in het zand vraagt dus om een andere techniek dan sprinten op een harde ondergrond. Er is echter geen wetenschappelijke literatuur gevonden over hoe de sprintsnelheid in het zand te trainen is. Topsport Topics kan echter wel een ‘best educated guess’ definiëren.
Net zoals eerder is geadviseerd voor het springen in zand (zie hier), is het ook voor sprinten in het zand belangrijk om in het zand te trainen en niet op een harde ondergrond. Door de eigenschappen van zand is een andere lichaamshouding vereist en is ook de manier van bewegen anders. Neerkomen en afzetten waarbij zo min mogelijk afwikkeling van de voet plaatsvindt, zorgt voor minder energieverlies dan het afwikkelen van de voet. Hierdoor kan de sprintsnelheid toenemen.

Sprintprestaties zijn met standaard sprinttestjes (maar nu uitgevoerd in het zand) te meten. Het keren in het zand dient op een zo groot mogelijk oppervlak te gebeuren en dus niet alleen op de voorvoet. Dit heeft wederom te maken met het verlies aan energie op een meegevende ondergrond. De kniestrekkers moeten bij het sprinten in het zand extra kracht leveren [2]. Veel oefenen in het zand zal deze spieren sterker maken, wellicht kan krachttraining van deze spiergroep ook helpen.

Bronnen

  1. Alcaraz PE, Palao JM, Elvira JLL, Linthorne NP (2011) Effects of a sand running surface on the kinematics of sprinting at maximum velocity. Biol. Sport, 28: 95-100
  2. Pinnington HC, Lloyd DG, Besier TF, Dawson B (2005) Kinematic and electromyography analysis of submaximal differences running on a firm surface compared with soft, dry sand. Eur. J. Appl. Physiol., 94: 242-253
  3. Lejeune TM, Willems PA, Heglund NC (1998) Mechanics and energetics of human locomotion on sand. J. Exp. Biol., 201: 2071-2080