Spring naar content

Vraag supramaximaal trainen bij schaatsen

Kort antwoord

Het is zeker mogelijk dat supramaximaal trainen de sprintsnelheid van schaatsers kan beïnvloeden. Onderzoekers raden bij hardlopen een snelheid van 105 tot 108 % van de “gewone” maximale snelheid aan als optimale supramaximale trainingssnelheid. Dit zou ook bij schaatsen een goed startpunt kunnen zijn. Gezien de positieve resultaten bij het hardlopen, lijkt supramaximaal trainen bij schaatsen zeker de moeite van het proberen waard. Supramaximaal trainen is trainen op een hogere snelheid dan de maximale snelheid dan die een atleet onder normale omstandigheden kan bereiken. Er bestaan, bij ons weten, geen studies naar het gebruik van supramaximaal trainen bij het schaatsen. Uit de enkele studies die gedaan zijn bij hardlopen, blijkt dat supramaximaal trainen een positief effect heeft zolang de bewegingen van de atleet nagenoeg vergelijkbaar blijven met de bewegingen bij een normale snelheid.

Uitgebreid antwoord

Onderzoek naar supramaximaal trainen

Supramaximaal trainen is trainen op een hogere snelheid dan de maximale snelheid van de atleet onder normale omstandigheden. Uit een aantal studies [5,6] blijkt dit een goede manier te zijn om de maximale sprintsnelheid te verbeteren. Er bestaan enkele betrouwbare studies over het effect van supramaximaal trainen bij het hardlopen, maar er is geen onderzoek uitgevoerd bij schaatsers. Hieronder zullen we de wel beschikbare studies uit het hardlopen beschrijven en alleen ingaan op datgene dat ook van belang kan zijn voor het schaatsen.

Voorbeelden

Je kunt supramaximaal trainen door het lichter te maken voor de atleet om zich voort te bewegen. Bij hardlopen kan dit bijvoorbeeld door je voort te laten trekken (met een touw of elastiek), met de wind mee of heuvelaf te sprinten, of door een zeer snelle loopband te gebruiken [4, 6].

Effecten

Sprinttraining gebeurt meestal op maximale intensiteit. Als een atleet regelmatig op 100 % traint, verbetert zijn maximale snelheid op een gegeven moment niet meer. Het veranderen van de training kan deze stagnatie helpen tegen te gaan. Men kan door bijvoorbeeld supramaximaal te trainen de maximale sprintsnelheid verbeteren [6]. Volgens de betrokken onderzoekers werkt dit alleen als de beweging die de sprinter maakt nagenoeg vergelijkbaar blijft met de normale situatie. Als het sprinten in een bepaalde situatie te gemakkelijk is, gaat de atleet zijn manier van bewegen teveel aanpassen. Een atleet leert dan zijn wedstrijdprestatie niet meer te verbeteren. Daarom raden de onderzoekers bij supramaximaal trainen een snelheid van maximaal 105 tot 108% van de “gewone” maximale snelheid aan [6].

Enkele studies zijn uitgevoerd [6] om het precieze effect van verschillende methoden om supramaximaal te trainen op de verschillende spiergroepen in de benen te meten bij het hardlopen. In een studie [5] vond men bijvoorbeeld een verhoogde neurale activiteit en een hogere pasfrequentie. Dit kan voordelig zijn voor de prestatie in de normale situatie [2,3]. Hieruit blijkt dat deze methode inderdaad een positief effect heeft op de werking van de spieren bij het hardlopen. Supramaximaal trainen kan echter ook sneller tot blessures leiden. De krachten op de beenspieren zijn in deze situatie namelijk groter. Omdat dit ook geldt voor de excentrische contracties (waarbij de spier verlengt), is daarmee het blessurerisico groter.

Conclusie

Het bestaande onderzoek naar supramaximaal trainen bij hardlopen wijst uit dat een positief effect te behalen is bij de sprintprestatie. Dit is bij het schaatsen echter nog niet onderzocht. Ondanks gebrek aan studies naar het effect van supramaximaal trainen bij schaatsen, zou Topsport Topics het aanraden om de mogelijkheden ervan bij het schaatsen toe te passen. Dit zou dan moeten gebeuren bij een snelheid van maximaal 108% van de normale maximale sprintsnelheid van de atleet. Gezien de omstandigheden bij het schaatsen zou het voorttrekken van de atleet door middel van een sleeplift (zoals bijvoorbeeld bij het waterskiën) zeer waarschijnlijk de moeite waard zijn.

Bronnen

  1. Ebben WP (2008) The optimal downhill slope for acute overspeed running. Int. J. Sports Physiol. Perform. 3:88-93 PMID 19193956
  2. Ebben WP, Davies JA, Clewien RW (2008) Effect of the degree of hill slope on acute downhill running velocity and acceleration.  J. Strength Cond. Res., 22:898-902. DOI: 10.1519/JSC.0b013e31816a4149.
  3. Faccioni, A (1994) Assisted and resisted methods for speed development: Part 2. Mod. Athl. Coach, 32:8–12
  4. Janssen, T (1988) Het effect van sprint training met supra maximale snelheid. Scriptie VU, Amsterdam, faculteit der Bewegingswetenschappen, werkgroep inspanningsfysiologie en gezondheidkunde, vakgroep functionele anatomie.
  5. Mero A, Komi PV (1986) Force-, EMG-, and elasticity-velocity relationships at submaximal, maximal and supramaximal running speeds in sprinters. Eur. J. Appl. Physiol. Occup. Physiol., 55:553-561
  6. Sedláček J, Koštial J, Kampmiller T, Dremmelová I (2004) The use of supra-maximal running speed means in sprinter training. Acta Univ. Palacki. Olomuc., Gymn., 34:15-21