Spring naar content

Vraag test cognitieve vaardigheden

Bij jonge talenten is niet alleen hun huidige prestatieniveau van belang, maar ook de mate waarin ze zich kunnen verbeteren, en de snelheid waarmee ze dit kunnen doen. Sommige sporters kunnen sneller een nieuwe techniek of tactiek ‘oppikken’ dan andere. Ook is er verschil in de snelheid waarmee spelers hun motorische vaardigheden verbeteren. Tot nu toe bestaat er geen test waarmee cognitieve vaardigheden of het leervermogen van teamspelers te meten zijn. Wel is het onderzoek hiernaar in volle gang en is het mogelijk om een aantal eigenschappen te benoemen die een positief effect hebben op het leervermogen. Deze hangen samen met persoonlijkheidskenmerken zoals motivatie, taakoriëntatie, perfectionisme en ‘doelgericht oefenen’, die een grote invloed hebben op het optimaal gebruikmaken van training en feedback. Ook spelen het mentale voorstellingsvermogen en het concentratievermogen een rol bij het snel kunnen aanleren van nieuwe motorische vaardigheden. Bovengenoemde persoonlijkheidskenmerken kunnen ieder afzonderlijk met vragenlijsten getest worden. Helaas zijn lang niet van alle vragenlijsten gevalideerde Nederlandse versies beschikbaar. Topsport Topics raadt dan ook aan om voorzichtig om te gaan met de informatie die verkregen wordt dankzij vragenlijsten bij talentselectie.

Vooruitgang voorspellen

Bij het selecteren van jonge talenten kan het interessant zijn om de toekomstige vooruitgang van deze atleten te kunnen voorspellen. Dit hangt samen met het vermogen van de atleet om nieuwe vaardigheden aan te leren. Voor zover wij weten bestaat er geen test met als doel dit leervermogen van jonge atleten te testen of te meten. Dr. Marije Elferink-Gemser, bewegingswetenschapper aan de RUG, doet op dit moment onderzoek naar het leervermogen in het kader van talentherkenning bij (o.a.) jonge voetballers. Zij geeft aan dat dit onderzoek vooral gericht is op zelfregulatie [11,15]. Wel kan Topsport Topics op basis van de literatuur aangeven welke positieve eigenschappen van atleten gerelateerd zijn aan het leervermogen en de prestatie van jonge atleten.

Verschil tussen toppers en subtoppers

In de literatuur is vaak gezocht naar een verklaring van topprestaties en naar de verschillen tussen toppers en subtoppers. Hieruit blijkt dat topsporters een aantal eigenschappen bezitten die nodig zijn om op hoog niveau te kunnen presteren. Allereerst blijkt uit de bestaande literatuur dat de training, oftewel het oefenen van de motorische vaardigheden, hier een cruciale rol in speelt [1]. Atleten die vaker, langer of efficiënter oefenen, boeken vaak de meeste vooruitgang [6,9]. Dit moet dan wel in een omgeving zijn die gericht is op zelfstandigheid en het psychologische en emotionele welzijn van de atleet [6,13]. Toppers in de sport, de muziek of de wetenschap hebben namelijk zonder uitzondering een groot aantal uren besteed aan het ontwikkelen en verbeteren van hun vaardigheden [5,9]. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat jonge voetbaltalenten die de top haalden eerder waren begonnen met voetballen dan de andere talenten [5]. Motivatie speelt een belangrijke rol in hoe veel een atleet oefent en hoe hard een atleet zijn best doet tijdens het trainen [6]. Intrinsieke motivatie (“Ik sport omdat ik het leuk vind”) is bijvoorbeeld een goede voorspeller voor het aantal uren dat een atleet oefent [6].

Efficiënt trainen

Vaak en hard oefenen is helaas niet enkel positief, omdat een atleet ook te hard kan trainen. Sporters die obsessief trainen [16] of te hoge eisen aan zichzelf stellen [14] lopen namelijk soms juist weer een groter risico op blessures of overtraining. Sommige vormen van perfectionisme zijn positief, maar andere vooral negatief voor de prestatie, bijvoorbeeld door de relatie met angst- en stressgerelateerde problemen (zie een eerder geschreven samenvatting van Topsport Topics) [7]. Een atleet moet niet zozeer lang, maar vooral efficiënt trainen, wat ook wel ‘deliberate practice’ of ‘doelgericht trainen’ is genoemd [9]. Een atleet oefent dan bewust die zaken die hij nodig heeft, en is in staat om flexibel met de training om te gaan (bijvoorbeeld in het geval van vermoeidheid of een ‘slechte dag’) [1]. Ook blijkt uit onderzoek dat talenten die hoger scoren op zelfregulatie meer uit de training weten te halen. Zij zijn zich meer bewust van hun goede en minder sterke kanten (zelfinzicht) en kiezen heldere en realistische doelen en handelen daar ook naar [11,15].

Trainingsdoelen

De doelen die een atleet kiest voor trainingen of wedstrijden moeten qua niveau uitdagend, maar haalbaar zijn [13,17]. Ook is het belangrijk dat deze aan de atleet zelf gerelateerd zijn. Dit noemt men een taakgerichte oriëntatie (jezelf verbeteren). In dat geval is persoonlijke vooruitgang het succescriterium, en niet de prestatie vergeleken met anderen (egogerichte oriëntatie, bijvoorbeeld meer doelpunten scoren dan de anderen) [4]. Voor een efficiënte training moet een atleet ook optimaal gebruik kunnen maken van feedback. Dit houdt in dat de atleet beschikt over zelfinzicht, maar ook dat de feedback van goede kwaliteit moet zijn.

Kwaliteiten

Er zijn aanwijzingen dat topteamsporters een hogere dan gemiddelde intelligentie (IQ) bezitten [3] en een hoge emotionele intelligentie (EQ) [12]. Ook bezitten zij mentale kwaliteiten waardoor zij beter om kunnen gaan met tegenslag, meer zelfvertrouwen hebben, beter tegen wedstrijdstress kunnen en beter geconcentreerd kunnen blijven tijdens wedstrijden [10]. Deze eigenschappen zijn ook samen te vatten als ‘mental toughness’. Verder blijkt uit onderzoek dat toppresteerders veel gebruikmaken van mentale voorstellingen [8].

Atleten die op alle bovenstaande karaktereigenschappen positief scoren hebben een grotere kans om de top te bereiken. Sommige van deze eigenschappen zijn zeer sterk beïnvloedbaar door de omgeving (trainer, ouders, teamgenoten). Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat jonge atleten de motivatie en doeloriëntatie ontwikkelen die in die situatie heerst (motivatieklimaat) [17]. Ook hebben ouders een grote invloed op (mogelijk) negatieve vormen van perfectionisme [14]. Dit klimaat kan bepalend zijn voor de angst om fouten te maken [14]. Het zou dus nuttig kunnen zijn om jonge topsporters te testen op een aantal van de bovenstaande eigenschappen. Zie bijvoorbeeld het onderzoek van Hall of Helsen [8,9]. Hierdoor kunnen talenten met risicoprofielen worden gedetecteerd en eventueel bijgestuurd. Niet alle vragenlijsten die persoonlijkheidskenmerken meten bestaan echter in een betrouwbare Nederlandse versie. De resultaten van jonge atleten wat bovengenoemde eigenschappen betreft zouden dus een indicatie kunnen zijn van hun capaciteit om snel vooruit te gaan en nieuwe vaardigheden te leren. Het is echter de vraag of de gemeten eigenschappen stabiel zijn in de tijd. Het trainen bij verschillende trainers of in verschillende situaties zou sommige eigenschappen bij jongeren kunnen beïnvloeden of zelfs veranderen [6,17]. Met de huidige kennis is het aan te raden om voorzichtig om te gaan met deze informatie wat het selecteren van jonge voetbaltalenten betreft.

Bronnen

  1. Berry J, Abernethy B, Côté J (2008) The Contribution of Structured Activity and Deliberate Play to the Development of Expert Perceptual and Decision-Making Skill. J. Sport Ex. Psy., 30:685-708.
  2. Cumming J, Hall C (2002) Deliberate imagery practice: the development of imagery skills in competitive athletes. J. Sports Sci., 20:137-145.
  3. Dexter T. (1999) Relationships between sport knowledge, sport performance and academic ability: Empirical evidence from GCSE Physical Education. J. Sports Sci., 4:283-295.
  4. Elliott AJ, McGregor HA (2001) A 2 x 2 achievement goal framework. J. Pers. Soc. Psy., 3:501-519.
  5. Ford PR, Williams AM (2012) The developmental activities engaged in by elite youth soccer players who progressed to professional status compared to those who did not. Psy. Sport Ex., 3:349-352.
  6. Garcia-Mas, A., Palou, P., Gili, M., Ponseti, X., Borras, P. A., Vidal, J., Cruz, J., Torregrosa, M., Villamarín, F., & Sousa, C. (2010). Commitment, enjoyment and motivation in young soccer competitive players. Spa. J. Psy., 13: 609-616.
  7. Gucciardi DF, Mahoney J, Jalleh G, Donovan RJ, Parkes J (2012) Perfectionistic profiles among elite athletes and differences in their motivational orientations. J. Sport Ex. Psy., 34:149-183.
  8. Hall CR (2007) Imagery use by athletes: Development of the Sport Imagery Questionnaire. Ess. R. Sport Ex. Psy., 258.
  9. Helsen WF, Starkes JL, Hodges NJ (1998) Team Sports and the Theory of Deliberate Practice. J. Sport Ex. Psy., 20:12-34.
  10. Jones G (2002): What is this thing called mental toughness? An investigation of elite sport performers.  J. App. Sport Psy., 14:3 205-218.
  11. Jonker L (2012) Self-regulation in sport and education. Important for sport expertise and academic achievement for elite youth athletes. Proefschrift faculteit Medische Wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  12. Perlini AH, Halverson TR (2006) Emotional intelligence in the National Hockey League. Can. J. Beh. Sci., 109-119.
  13. Smith A, Ntoumanis N, Duda J (2007) Goal Striving, Goal Attainment, and Well-Being: Adapting and Testing the Self-Concordance Model in Sport. J. Sport Ex. Psy., 29: 763-782.
  14. Stoeber J, Uphill MA, Hotham S (2009) Predicting Race Performance in Triathlon: The Role of Perfectionism, Achievement Goals, and Personal Goal Setting. J. Sport Ex. Psy., 2:211-245.
  15. Toering TT (2011) Self-regulation of learning and the performance level of youth soccer players. Proefschrift faculteit Medische Wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen.
  16. Vallerand RJ, Mageau GA, Elliot AJ, Dumais A, Demers M.-A., Rousseau F (2008) Passion and performance attainment in sport. Psy. Sport Ex.,3:373–392.
  17. Weinberg RS (1994) Goal setting and performance in sport and exercise settings: a synthesis and critique. Med. Sci. Sports Ex., 4:469-77.