Spring naar content

Vraag verbeteren aerobe basis waterpolo

Kort antwoord

Er zijn geen studies bekend die het verband tussen het aantal trainingsuren in de jeugd en de aerobe basis van volwassen sporters direct hebben onderzocht. Er valt wel wat te zeggen over de effecten van training op de maximale zuurstofopname (VO2max): die treden voor een belangrijk deel op voordat sporters volwassen worden. Als sporters in hun jeugd veel hebben getraind kunnen ze daar op latere leeftijd dus voordeel bij hebben. 

Trainingen op middelmatige tot hoge intensiteit komen overeen met de eisen van een waterpolowedstrijd. Dit zou dus ook het grootste deel van de trainingen moeten zijn, maar duurtrainingen bij volwassen waterpoloërs hoeven niet helemaal geschrapt te worden: ze kunnen namelijk bijdragen aan de aerobe basis en daarmee aan sneller herstel.

Uitgebreid antwoord

Een belangrijke maat voor het aerobe uithoudingsvermogen is de maximale zuurstofopname (VO2max). Onderzoeken laten zien dat de VO2max van een sporter deels genetisch vastligt en deels door training te beïnvloeden is. De effecten van training op de VO2max treden voor een deel nog voor de puberteit op [1–3]. Kinderen die veel duurtrainingen doen hebben een hogere VO2max. Tijdens de puberteit neemt de VO2max in verhouding met de vetvrije massa evenveel toe bij sportende als bij niet-sportende jongeren [1]. De training die sporters op jonge leeftijd hebben gedaan is dus een belangrijke bepalende factor voor hun VO2max als ze volwassen zijn [4].

Waterpolo

De VO2max van topwaterpoloërs ligt gemiddeld ‘slechts’ rond de 60 ml*kg–1*min–1. Dat komt doordat dit voor hen niet de belangrijkste prestatiebepalende factor is. Andere eigenschappen – zoals lichaamsbouw en -gewicht, spierkracht, technische vaardigheden en tactisch inzicht – zijn meer van invloed op hun prestaties. Een groot deel van de speeltijd in het waterpolo bestaat uit sprintjes en explosieve activiteiten. Tussendoor zijn er momenten met een lagere intensiteit, waarin spelers kunnen herstellen. Dit komt overeen met andere teamsporten [5–8]. Onderzoekers suggeren dat juist het snel kunnen herstellen tussen korte hoog-intensieve intervallen belangrijk is voor teamsporters. 

High intensity interval training

De training in teamsporten moet dus ook intervallen met hoog-intensieve arbeid bevatten [9]. Uit studies die de effecten van high-intensity interval training (HIIT) en duurtraining onderzochten, blijkt dat HIIT ervoor zorgt dat sporters beter bestand zijn tegen vermoeidheid. Ook zorgt HIIT voor een snellere afname in hartslag na hoog-intensieve inspanning [9,10]. Daarnaast verbeteren door HIIT het anaeroob vermogen en de snelheid; dit zijn voor teamsporters ook belangrijke eigenschappen [9,10].

Duurtraining

Toch kan de training in teamsporten niet alleen bestaan uit sessies op middelmatige tot hoge intensiteit. Dit zou voor een te grote trainingsbelasting zorgen, met te weinig tijd om te herstellen [11]. Bovendien is het voor teamsporters niet alleen gunstig om snel te kunnen herstellen; ze moeten dat ook zo vaak mogelijk achter elkaar kunnen met een beperkt prestatieverlies [12–14]. Door duurtrainingen op lagere intensiteit uit te voeren, kunnen ze inspanningen op een bepaalde intensiteit langer volhouden. 

Teamsporten

Onderzoek bij andere teamsporten laat zien dat het grootste gedeelte van de trainingen inderdaad op middelmatige tot hoge intensiteit plaatsvindt. Er worden echter ook trainingen op lagere intensiteit uitgevoerd. Tussen de 30 en 40 procent van de trainingen van Australian footballers is op lage intensiteit; in het wedstrijdseizoen is dit minder [15]. Studies bij rugbyers en voetballers laten vergelijkbare waarden zien [16,17]. Deze verdeling van trainingsintensiteit zou ook toegepast kunnen worden in het waterpolo.

Bronnen

  1. Landgraff HW, Riiser A, Lihagen M, Skei M, Leirstein S, Hallén J. Longitudinal changes in maximal oxygen uptake in adolescent girls and boys with different training backgrounds. Scand J Med Sci Sports. 2021 Apr; 31 Suppl 1: 65-72.
  2. Steiner T, Maier T, Wehrlin JP. Effect of endurance training on hemoglobin mass and VO2max in male adolescent athletes. Med Sci Sports Exerc. 2019 May; 51(5): 912-919.
  3. Prommer N, Wachsmuth N, Thieme I, Wachsmuth C, Mancero-Soto EM, Andreas Hohmann, et al. Influence of endurance training during childhood on total hemoglobin mass. Front Physiol. 2018 Mar 21; 9: 251.
  4. Lundby C & Robach P. Performance enhancement: what are the physiological limits? Physiology (Bethesda). 2015 Jul; 30(4): 282-292. 
  5. Botonis PG, Toubekis AG, Platanou TI. Physical performance during water-polo matches: the effect of the players’ competitive level. J Hum Kinet. 2016 Dec; 54: 135-142.
  6. Galy O, Ben Zoubir S, Hambli M, Chaouachi A, Hue O, Chamari K. Relationships between heart rate and physiological parameters of performance in top-level water polo players. Biol Sport. 2014 Mar; 31(1): 33-38.
  7. Platanou T & Geladas N. The influence of game duration and playing position on intensity of exercise during match-play in elite water polo players. J Sports Sci. 2006; 24(11): 1173-1181.
  8. Smith HK. Applied physiology of water polo. Sports Med. 1998 Nov; 26(5): 317-334
  9. Tanisho K & Hirakawa K. Training effects on endurance capacity in maximal intermittent exercise: comparison between continuous and interval training. J Strength Cond Res. 2009 Nov; 23(8): 2405-2410.
  10. Stöggl TL & Björklund G. High intensity interval training leads to greater improvements in acute heart rate recovery and anaerobic power as high volume low intensity training. Front. Physiol. 2017 Aug; 8: 562.
  11. Eckard TG, Padua DA, Hearn DW, Pexa BS, Frank BS. The relationship between training load and injury in athletes: a systematic review. Sports Med. 2018 Aug; 48(8): 1929-1961.
  12. Bishop D & Spencer M. Determinants of repeated-sprint ability in well-trained team-sport athletes and endurance-trained athletes. J Sports Med Phys Fitness. 2004 Mar; 44(1): 1-7.
  13. Tomlin DL & Wenger HA. The relationship between aerobic fitness and recovery from high intensity intermittent exercise. Sports Med. 2001; 31(1): 1-11.
  14. Cooke SR, Petersen SR, Quinney HA. The influence of maximal aerobic power on recovery of skeletal muscle following anaerobic exercise. Eur J Appl Physiol Occup Physiol. 1997; 75(6): 512-519.
  15. Moreira A, Bilsborough JC, Sullivan CJ, Ciancosi M, Aoki MS, Coutts AJ. Training periodization of professional Australian football players during an entire Australian Football League season. Int J Sports Physiol Perform. 2015 Jul; 10(5): 566-571.
  16. Lovell TWJ, Sirotic AC, Impellizzeri FM, Coutts AJ. Factors affecting perception of effort (session rating of perceived exertion) during rugby league training. Int J Sports Physiol Perform. 2013 Jan; 8(1): 62-69.
  17. Algrøy EA, Hetlelid KJ, Seiler S, Stray Pedersen JI. Quantifying training intensity distribution in a group of Norwegian professional soccer players. Int J Sports Physiol Perform. 2011 Mar; 6(1): 70-81.