Spring naar content

Vraag verval van aanpassingen na repeated sprint training in hypoxia

Antwoord

Repeated sprint training in hypoxia

Herhaalde sprinttraining in een zuurstofarme omgeving – repeated sprint training in hypoxia (RSH) – zorgt ervoor dat sporters tijdens herhaalde sprints onder normale omstandigheden beter bestand zijn tegen vermoeidheid en minder verval in prestaties laten zien [1,2]. Dit lijkt vooral te komen door aanpassingen op spierniveau waardoor de beschikbare zuurstof efficiënter wordt gebruikt [1–3]. Zo worden bij een hoge inspanningsintensiteit snelle en grote type 2-spiervezels geactiveerd, die weinig haarvaatjes bevatten en hun energie grotendeels anaeroob vrijmaken. De zuurstofarme lucht en het lage zuurstofgehalte in het bloed leiden lokaal in de spier tot een betere doorbloeding en een verhoogde afgifte van zuurstof door het bloed aan actieve weefsels. Daarnaast verandert het metabolisme van de type 2-vezels, waardoor ze beter in staat zijn om met zuurstof energie vrij te maken [1,4,5]

Duur van prestatieverbetering

Behalve het onderzoek van Deguire et al. (2023)[6] is er één andere studie waarbij in kaart is gebracht hoe lang de prestatieverbetering na RSH aanwezig bleef: Brocherie et al. (2015) voerden een kwalitatief hoogstaand onderzoek uit bij 36 tophockeyers [7]. In beide onderzoeken verbeterden de sporters hun prestaties, maar de bevindingen die de onderzoekers een aantal weken na afloop van de training deden verschillen. Op basis van deze onderzoeken zijn er daarom geen harde uitspraken te doen over de precieze duur van de prestatieverbeteringen na RSH. Vermoedelijk ligt deze tussen de drie en vijf weken.

In de studie van Deguire et al. verbeteren de shorttrackers hun maximale schaatssnelheid (mannen en vrouwen) en het maximale vermogen dat ze tijdens een sprinttest op een fietsergometer konden leveren (alleen mannen) [6]. Deze verbeteringen waren vier weken later echter weer volledig verdwenen. Op de overige tests die de onderzoekers afnamen werden geen consistente verbeteringen gemeten. In het onderzoek van Brocherie et al. daarentegen verbeterden hockeyers die RSH uitvoerden hun herhaalde sprintvermogen twee keer zoveel als hockeyers die herhaalde sprinttrainingen onder normale zuurstofspanning uitvoerden [7]. Drie weken na afronding van het trainingsblok was het herhaalde sprintvermogen alleen nog bij de hockeyers die RSH uitvoerden beter dan voorafgaand aan de trainingen.  

Verklaringen

De trainingen in beide onderzoeken voldoen in principe aan de aanbevelingen die voor RSH in de literatuur worden gegeven [1]. Desondanks zijn er wel verklaringen voor de beperkte prestatieverbetering en het verval daarin in het onderzoek van Deguire et al. (2023).

Geen specifieke uitkomstmaat

De studie van Deguire et al. (2023) omvat geen uitkomstmaat waarmee de herhaalde sprintprestatie specifiek in kaart wordt gebracht. Hoewel shorttrack niet gekenmerkt wordt door herhaalde sprints met daartussen korte perioden van herstel, zijn er wel overeenkomsten. Als schaatsers een bocht ingaan, decelereren ze, waarna ze bij het uitkomen van de bocht weer snel accelereren – en dit moeten ze meerdere keren tijdens een wedstrijd herhalen. Daarom nemen Deguire en collega’s aan dat door het verbeteren van de herhaalde sprintprestatie ook de maximale snelheid of het geleverde vermogen op specifieke schaatstests en (algemene) fietstests verbeteren [6]. Dit is in hun onderzoek slechts beperkt en tijdelijk het geval. Echter, omdat ze geen specifieke uitkomstmaat gebruikten om de herhaalde sprintprestatie in kaart te brengen is niet te zeggen of RSH simpelweg niet effectief was, of dat de transfer van herhaald sprintvermogen naar de schaatsprestaties minder groot is dan de auteurs aannemen.

Meer deceleratie in bochten

Als de schaatsers hogere pieksnelheden halen, deceleren ze ook meer in de bochten. Deguire et al. (2023) bepaalden de maximale schaatssnelheid tijdens een schaatssprinttest van drie ronden [6]. Opvallend genoeg nam na de RSH de maximale schaatssnelheid toe, maar verbeterden de shorttrackers hun tijden op de schaatssprinttest van 3 ronden niet, doordat ze langer decelereerden. De auteurs speculeren dat de schaatsers om sneller door de bocht te kunnen hun techniek moeten verbeteren – zo kunnen ze de prestatieverbetering ten volste benutten, en het nieuwe niveau ook na afloop van de training handhaven. Volgens hen kan aanvullende techniektraining hierbij uitkomst bieden. Mogelijk verklaart dit ook de bevindingen van Brocherie et al. (2015): de hockeyers konden na de RSH een hogere trainingsintensiteit bereiken, waardoor zij de prestatieverbeteringen wel handhaafden [7]. Techniek is bij hardlopen immers minder een beperkende factor dan bij schaatsen.

Bronnen

  1. Brocherie F, Girard O, Faiss R, Millet GP. Effects of repeated-sprint training in hypoxia on sea-level performance: a meta-analysis. Sports Med. 2017 Aug; 47(8): 1651-1660.
  2. Millet GP & Girard O. Editorial: High-intensity exercise in hypoxia: beneficial aspects and potential drawbacks. Front Physiol. 2017 Dec; 8: 1017.
  3. Girard O, Brocherie F, Millet GP. Effects of altitude/ hypoxia on single- and multiple-sprint performance: a comprehensive review. Sports Med. 2017 Oct; 47(10): 1931-1949.
  4. Faiss R, Girard O, Millet GP. Advancing hypoxic training in team sports: from intermittent hypoxic training to repeated sprint training in hypoxia. Br J Sports Med. 2013 Dec; 47 (Suppl 1): i45-50.
  5. Casey DP & Joyner MJ. Compensatory vasodilatation during hypoxic exercise: mechanisms responsible for matching oxygen supply to demand. J Physiol. 2012 Dec; 590(24): 6321-6326.
  6. Deguire S, Billaut F, Bieuzen F. Time decay in the performance benefits from repeated-sprint training in hypoxia in world-class short-track speed skaters. Int J Sports Physiol Perform. 2023 Apr; 18(7): 711-717.
  7. Brocherie F, Millet GP, Hauser A, Steiner T, Rysman J, Wehrlin JP, et al. “Live High-Train Low and High” hypoxic training improves team-sport performance. Med Sci Sports Exerc. 2015 Oct; 47(10): 2140-2149.