Spring naar content

Vraag verzetbeperking bij fietsen jeugdatleten

Achtergrond vraag

In jeugdwedstrijden werd gesignaleerd dat relatief veel atleten op een zwaar verzet (cq laag beenritme) rondreden. De International Triathlon Union (ITU) heeft hier niets meer over in haar reglement staan (tot eind jaren ’90 was dit wel het geval). De Koninklijke Nederlandse Wielren Unie (KNWU) heeft wel een verzetbeperking in haar reglement staan, maar niet de rationale waarop dit gebaseerd is.

Kort antwoord

Hoewel fietsen met een lage trapfrequentie en een zwaar verzet meermaals in verband worden gebracht met het ontwikkelen van knieblessures, is hier (nog) geen wetenschappelijke onderbouwing voor. Er is niet onderzocht of fietsen met een zwaar verzet leidt tot blessures; noch bij volwassenen, noch bij kinderen.

Uitgebreid antwoord

In het reglement van de KNWU is een verzetbeperking opgenomen voor jeugdwedstrijden [5]. Hierin is per categorie opgenomen wat de maximale afstand is die met één keer trappen mag worden afgelegd. Er wordt geen rationale gegeven voor dit reglement. Op de website van de Britse wielerbond staat ook een dergelijke tabel met verzetten [1]. In de bijbehorende uitleg staat dat een verzetbeperking de eerlijkheid van de wedstrijd bevordert, dat het de kans op blessures en disbalans verlaagt en dat het zorgt voor een goede traptechniek. Ook zou het jonge wielrenners stimuleren om tactisch te rijden in plaats van brute kracht te gebruiken [1].

Over de argumenten met betrekking tot de eerlijkheid van de wedstrijd en de stimulering van tactisch racen, valt op grond van de wetenschappelijke literatuur niets te zeggen. Wel is er onderzoek gedaan naar risicofactoren voor het ontwikkelen van overbelastingsblessures bij wielrenners en triatleten. Ook is er onderzoek gedaan naar de optimale trapfrequentie bij het wielrennen.

Blessurerisico

Een lage trapfrequentie bij een te zwaar verzet wordt in verschillende overzichtsartikelen genoemd als mogelijke oorzaak voor knieblessures bij het fietsen, zoals pijn aan de pezen onder of bovenaan de knieschijf [2,6,7]. Echter, verwijzingen naar studies die het directe verband tussen trapfrequentie en knieblessures onderzoeken ontbreken hierbij. Er is dus tot dusver niet onderzocht of een hoog verzet en een lage trapfrequentie leiden tot knieblessures.

Optimale trapfrequentie

Om in een wedstrijd tot een optimale fietsprestatie te komen, zal de wielrenner of triatleet moeten fietsen met een optimale trapfrequentie [3]. Volgens Strock en collega’s rijden veel triatleten echter rond met een lage trapfrequentie, vergeleken met ervaren wielrenners [8]. Een te lage trapfrequentie zal leiden tot snelle spiervermoeidheid, en is daarom niet wenselijk. De optimale trapfrequentie verschilt echter per atleet en is afhankelijk van onder meer het vermogen dat de wielrenner levert, of de weg vlak is of omhoog gaat, en hoe lang de inspanning duurt [4]. Een optimale trapfrequentie ligt meestal tussen de 80 en 100 omwentelingen per minuut [3]. Jeugdige triatleten zullen er dus waarschijnlijk goed aan doen om in deze range te leren rijden. Topsport Topics schreef eerder dat het gunstig zou kunnen zijn om zowel met een zwaarder verzet als met een lichter verzet te trainen.

Bronnen

  1. British Cycling: https: //www.britishcycling.org.uk/zuvvi/media/bc_files/volunteer/Youth_Gear_Restrictions_for_Riders.Parents.pdf.
  2. Deakon RT (2012). Chronic musculoskeletal conditions associated with the cycling segment of the triathlon; prevention and treatment with an emphasis on proper bicycle fitting. Sports Med. Arthrosc. Rev. 20: 200-205.
  3. Foss O, Hallén J (2005). Cadence and performance in elite cyclists. Eur. J. Appl. Phys. 93(4): 453-462.
  4. Hansen EA, Andersen JL, Nielsen JS, Sjogaard G (2002). Muscle fibre type, efficiency, and mechanical optima affect freely chosen pedal rate during cycling. Acta Physiol. Scand., 176: 185-194.
  5. https://www.knwu.nl/kenniscentrum/renner/verzetten
  6. Kotler DH, Babu AN, Robidoux G (2016). Prevention, evaluation, and rehabilitation of cycling-related injury. Current Sports Medicine Reports 15(3): 199-206.
  7. Sanner WH, O’Halloran WD (2000). The biomechanics, etiology, and treatment of cycling injuries. J Am Podiatr. Med. Assoc. 90(7): 345-376.
  8. Strock GA, Cottrell ER, Lohman JM (2006). Triathlon. Phys. Med. Rehabil. Clin. N. Am. 17: 553-564.