Spring naar content

Vraag Vroege specialisatie

Topsporters die zich vroeger specialiseren winnen minder vaak medailles en hebben vaker blessures dan topsporters die zich later specialiseren. Daarnaast hebben jonge gespecialiseerde sporters een minder goed ontwikkelde grove motoriek en mogelijk een verhoogde kans om vroegtijdig te stoppen met hun sportbeoefening.

Of het verminderde aanbod van creatieve en maatschappelijke schoolvakken van invloed is op de persoonlijk ontwikkeling van kinderen, is vanuit de wetenschappelijke literatuur niet te zeggen. Wel blijkt muziekles een positieve invloed te hebben op de persoonlijke ontwikkeling.

Onderzoekers adviseren jonge sporters om pas na de puberteit te specialiseren, op 15- of 16-jarige leeftijd. Ze geven ouders het advies om kinderen voor die tijd aan te moedigen meerdere sporten te beoefenen en vooral ook vrij te spelen. Dit is goed voor de ontwikkeling van de motoriek en hiermee verkleint de kans op overbelastingblessures. Bij het beoefenen van meerdere sporten wordt de kans bovendien groter dat het kind een sport vindt die hij of zij echt leuk vindt, waarmee de kans op uitval afneemt. Tot slot moeten jonge sporters aangemoedigd worden hun kracht, duurvermogen en balans te trainen, omdat hiermee de kans op blessures aanzienlijk lager wordt.

Specialisatie en sport

Prestatie

Al jaren discussiëren talentcoaches en wetenschappers over het ideale moment waarop een sporter zich zou moeten specialiseren in één sport. Voorstanders van vroege specialisatie pleiten ervoor dat dat meer trainingsuren in een specifieke sport, zorgen voor betere prestaties. Tegenstanders denken juist dat sporters gebaat zijn bij een brede fysieke ontwikkeling, welke behaald kan worden door meerdere sporten te beoefenen.

Recent onderzoek toont aan dat sporters die zich vroeg specialiseren, niet beter presteren dan hun collega’s die zich pas later op één sport zijn gaan richten. Sterker nog, vroeg gespecialiseerde sporters grijpen zelfs vaker naast de medailles [7]. Sporters die tijdens de belangrijkste wedstrijden ter wereld medailles winnen, blijken zich gemiddeld op hun vijftiende te specialiseren. Dit is bijna drie jaar later dan hun leeftijdsgenoten die niet op het podium staan (zie ook hier).

Blessures en motoriek

Jonge gespecialiseerde sporters lopen vaker blessures op dan hun leeftijdsgenoten die meer dan één sport beoefenen [9,10]. Dit komt mogelijk doordat het gebrek aan diversiteit in activiteiten ervoor zorgt dat hersenen en spieren zich niet goed ontwikkelen op het gebied van blessurepreventie [13]. Sporters die zich vroeg specialiseren blijken namelijk ook hun grove motoriek minder goed te ontwikkelen dan sporters die zich later specialiseren [5]. Naast het beoefenen van meerdere sporten, zorgt vrij spelen ook voor een betere motoriek bij kinderen, resulterende in minder overbelastingblessures [13].

Het verhoogde blessurerisico bij kinderen die zich vroeg specialiseren, zou ook kunnen komen doordat een kind dat slechts één sport beoefent, bij elke training dezelfde spieren gebruikt. Dit zorgt mogelijk voor onvoldoende tijd voor de benodigde rust [13]. Tot slot zorgt ook de puberteit voor een verhoogd risico op overbelastingblessures [1,4]. Dit komt doordat de ontwikkeling van spierkracht in de puberteit wat achterloopt op de groei van botten [1,4].

Een blessure die bij zwemmers veel voorkomt is pijn in de schouder [4]. Schouderpijn en -blessures komen vaker voor naarmate zwemmers meer uur per week trainen en meer kilometers afleggen. Zwemtalenten leggen heel wat kilometers af tijdens hun carrière. Doorgaans zwemmen zij vanaf hun tiende tot twaalfde levensjaar tussen de zes en vijftien kilometer per dag [4]. Hiermee lopen zij dus een hoog risico op schouderklachten. Bij jonge zwemmers is dit risico extra hoog. Vergeleken met oudere zwemmers hebben zij namelijk meer beweeglijkheid in de schouders en dit geeft een veel hoger risico op een serieuze schouderblessure [4].

Burn-out en uitval

De belangrijkste redenen voor kinderen om te stoppen met sporten zijn: gebrek aan plezier, negatief beeld van eigen kunnen, sociale druk, andere prioriteiten en fysieke factoren (groei gerelateerde factoren en blessures) [3]. Er zijn aanwijzingen dat uitval vaker plaatsvindt bij sporters die zich vroeg specialiseerden [6,14]. Zo bleken uitgevallen zwemmers in hun jeugd minder uren te hebben besteed aan niet zwem-gerelateerde activiteiten en ook minder aan ongestructureerde spelvormen in het zwembad [6]. De uitgevoerde studies op dit gebied zijn echter niet van heel goede kwaliteit, dus harde beweringen kunnen hierover niet worden gedaan. Wel is bekend dat de kans groter is dat kinderen een sport vinden die ze echt leuk vinden wanneer zij meerdere sporten beoefenen, waarmee de kans op uitval verkleint [13].

In de literatuur wordt veel gesproken over burn-out-klachten bij jonge sporters. Dat een burn-out vaker voorkomt bij sporters die zich op vroege leeftijd hebben gespecialiseerd, is echter niet wetenschappelijk bewezen.

Specialisatie en persoonlijke ontwikkeling

Veel toptalenten volgen onderwijs op zogeheten LOOT-scholen. Op deze scholen is er ruimte om veel te trainen. Dit heeft echter tot gevolg dat er op andere gebieden in het onderwijs minder ruimte is. Vaak verdwijnen de creatieve en maatschappelijke vakken hierdoor (deels) uit het curriculum.

Ondanks dat er in de media veel gesproken wordt over de positieve effecten van creatieve en culturele vakken op de ontwikkeling van kinderen, is er weinig wetenschappelijke literatuur over dit onderwerp bekend.

Wel is er bewijs dat muziekles goed is voor kinderen. Niet alleen ontwikkelen kinderen hiermee hun muzikale vaardigheden, maar ook op de persoonlijke ontwikkeling heeft muziekles een positieve invloed. Kinderen die muziekles krijgen, hebben onder andere een meer ontwikkelde fijne motoriek en een betere taal- en leesvaardigheid. Ook kunnen zij zich beter concentreren, en beter hun aandacht verplaatsen en hun gedrag aanpassen aan veranderingen in de omgeving [8,12]. Daarnaast hebben kinderen die muziekles volgen een positiever gevoel van eigenwaarde [8]. Tot slot zijn er onderzoekers die aantonen dat kinderen met muziekles communicatief vaardiger en socialer zijn. Dit laatste wordt echter niet door alle onderzoekers ondersteund [12].

Veel van de hierboven beschreven effecten van muziekles op de ontwikkeling van het kind, zijn als volwassene nog merkbaar [12]. Het lijkt dus verstandig om op LOOT-scholen ook aandacht te besteden aan muziekles.

Aanbevelingen

Op basis van bovenstaande bevindingen adviseren onderzoekers aan jonge sporters om zich pas na de puberteit te specialiseren, op 15- of 16-jarige leeftijd [11]. Tot die tijd wordt geadviseerd om kinderen aan te moedigen meerdere sporten te beoefenen en daarnaast vrij te spelen. Dit is goed voor de ontwikkeling van de motoriek en hiermee verkleint de kans op overbelastingblessures. Bij het beoefenen van meerdere sporten wordt de kans bovendien groter dat het kind een sport vindt die hij of zij echt leuk vindt, waarmee de kans op uitval verkleint [13]. Ook zouden jonge sporters er ook goed aan doen kracht-, duur- en balanstrainingen te volgen, omdat hiermee de kans op blessures aanzienlijk kleiner wordt [2,13]. Tot slot lijkt het belangrijk om naast sporten ook aandacht te besteden aan muziekles, omdat kinderen die muziekles krijgen meerdere voordelen ervaren op het gebied van persoonlijke ontwikkeling.

Bronnen

  1. Baker J, Cobley S, Fraser Thomas J (2009). What do we know about early sport specialization? Not much! High Ability Studies, 20: 77-89
  2. Bergeron MF, Mountjoy M, Armstrong N, Chia M, Côté J, Emery CA, Faigenbaum A, Hall G Jr, Kriemler S, Léglise M, Malina RM, Pensgaard AM, Sanchez A, Soligard T, Sundgot-Borgen J, van Mechelen W, Weissensteiner JR, Engebretsen L (2015). International Olympic Committee consensus statement on youth athletic development. Br. J. Sports Med., 49:843-51
  3. Crane JR, Temple VA (2014). A systematic review of dropout from organized sport among children and youth. European Physical Education Review, 21:114-131
  4. Feeley BT, Agel J, LaPrade RF (2016). When Is It Too Early for Single Sport Specialization? Am J Sports Med., 44:234-41
  5. Fransen J, Pion J, Vandendriessche J, Vandorpe B, Vaeyens R, Lenoir M, Philippaerts RM (2012). Differences in physical fitness and gross motor coordination in boys aged 6-12 years specializing in one versus sampling more than one sport. J. Sports Sci., 30:379-86
  6. Fraser-Thomas J, Côté J, Deakin J (2008) Examining Adolescent Sport Dropout and Prolonged Engagement from a Developmental Perspective. Journal of Applied Sport Psychology, 20: 318-333.
  7. Güllich A (2016). International medallists’ and non-medallists’ developmental sport activities – a matched-pairs analysis. J. Sports Sci., doi:10.1080/02640414.2016.1265662
  8. Hallam S (2010). The power of music: Its impact on the intellectual, social and personal development of children and young people. International Journal of Music Education, 28: 271-289.
  9. Hall R, Barber Foss K, Hewett TE, Myer GD (2015). Sport specialization’s association with an increased risk of developing anterior knee pain in adolescent female athletes. J. Sport Rehabil., 24:31-5
  10. Jayanthi NA, LaBella CR, Fischer D, Pasulka J, Dugas LR (2015). Sports-specialized intensive training and the risk of injury in young athletes: a clinical case-control study. Am. J. Sports. Med., 43:794-801
  11. Jayanthi N, Pinkham C, Dugas L, Patrick B, Labella C (2013). Sports specialization in young athletes: evidence-based recommendations. Sports Health, 5:251-7
  12. Miendlarzewska EA, Trost WJ (2013). How musical training affects cognitive development: rhythm, reward and other modulating variables. Front. Neurosci., 7: 279
  13. Myer GD, Jayanthi N, Difiori JP, Faigenbaum AD, Kiefer AW, Logerstedt D, Micheli LJ (2015). Sport Specialization, Part I: Does Early Sports Specialization Increase Negative Outcomes and Reduce the Opportunity for Success in Young Athletes? Sports Health, 7:437-42
  14. Wall M, Côté J (2007). Developmental activities that lead to dropout and investment in sport. Physical Education and Sport Pedagogy, 12: 77-87.