Spring naar content

Vraag zadelpositie wielrennen

Veruit het meeste onderzoek naar de zadelpositie bij het wielrennen/tijdrijden is uitgevoerd naar het effect van de zadelhoogte op het geleverde vermogen. De invloed van het verschuiven van het zadel in voor- of achterwaartse richting is veel minder onderzocht [2], en helemaal niet in relatie tot het bergop fietsen. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de regelgeving van de UCI, die een minimale horizontale afstand van de punt van het zadel oplegt van vijf centimeter ten opzichte van de trapas. Waar de UCI deze regelgeving op baseert is overigens onduidelijk. Het zadel mag in ieder geval niet verder naar voren staan.

Als de weg omhoog loopt zal de projectie van het zwaartepunt van de renner en de fiets iets meer naar achteren komen te liggen. Door het zadel te verschuiven is de projectie van dit zwaartepunt te beïnvloeden. Navraag bij prof. dr. Bert Otten van de Rijksuniversiteit Groningen maakt duidelijk dat de renner door de verschuiving van het zwaartepunt, binnen de marges die mogelijk zijn door het verschuiven van het zadel, niet meer of minder vermogen hoeft te leveren. Als het bergop gaat is het wel zo dat de renner minder makkelijk vermogen kan leveren. De verklaring hiervoor is gelegen in het feit dat de verplaatsing van het gezamenlijke zwaartepunt er toe leidt dat de reactiekrachten van de pedalen, het stuur en het zadel veranderen. Door de veranderde richting van de reactiekracht van de pedalen trapt een renner zichzelf als het ware naar achteren. De krachtverdeling tijdens de crankcyclus verandert hierdoor [1], waardoor het moeilijker is om vermogen te leveren. Renners lossen dit ‘probleem’ in de praktijk vaak op door tijdens het klimmen op de pedalen te gaan staan of te verschuiven op het zadel. Het verschuiven op het zadel is natuurlijk ook te ondervangen door het zadel op zich te verschuiven. Echter, zoals aangegeven zijn hier door de UCI grenzen aan gesteld. Indien een renner met zijn zadel dus verder naar voren wil zitten dan de reglementen toelaten zal hij op de punt van het zadel moeten gaan zitten. Bij een specifieke klimtijdrit is het te overwegen het zadel zo ver mogelijk naar voren te plaatsen en iets naar voren te kantelen. Let er dan wel op dat de geometrie van de fiets hiermee verandert. Het verder naar voren plaatsen van het zadel leidt er toe dat de afstand tot het stuur afneemt. Een iets langere stuurpen monteren biedt hier wellicht een uitkomst voor. Ook zal bij het naar voren schuiven en kantelen van het zadel de verticale afstand van de punt van het zadel tot de trapas iets afnemen. Tijdens een tijdrit waarbij het parcours zowel vlak loopt als bergop gaat is de ideale keuze voor de horizontale zadelpositie onduidelijk.

Om toch te weten te komen bij welke horizontale zadelpositie de renner het grootste vermogen kan leveren, bieden ergometertesten een uitkomst. Bij de bepaling van het maximale vermogen bergop moet wel de gehele ergometer onder een hoek komen te staan. Uiteraard dienen deze metingen voor alle renners individueel uitgevoerd te worden. Dit omdat de afstelling van de tijdritfiets afhankelijk is van de lichaamssamenstelling van de renner en van de optimale spierlengte. Deze optimale spierlengte heeft betrekking op de lengte waarbij de spier het grootste vermogen kan leveren en is afhankelijk van training [3]. Aangezien iedere renner een andere lichaamssamenstelling heeft en ook de optimale spierlengte niet voor alle renners gelijk zal zijn, zal het verplaatsen van het zadel in horizontale richting voor iedere renner een iets ander effect hebben.

Bronnen

  1. Caldwell GE, Li L, McCole SD, Hagberg JM (1998) Pedal and crank kinetics in uphill cycling. J. Appl. Biomech., 14: 245-259.
  2. Rankin JW, Neptune RR (2010) The influence of seat configuration on maximal average crank power during pedaling: a simulation study. J. Appl. Biomech., 26: 493-500.
  3. Savelberg HHCM, Van de Port IGL, Willems PJB (2003) Body configuration in cycling affects muscle recruitment and movement pattern. J. Appl. Biomech., 19: 310-324.