Spring naar content

Vraag zeilen

Alleen wat de laser en het windsurfen betreft is specifieke wetenschappelijke literatuur beschikbaar. De energetische belasting bij het zeilen in een laser is bij topzeilers afhankelijk van de duur van de inspanning. Tijdens een regatta stijgt de hartfrequentie van 65 naar 79 procent van het maximum en de zuurstofopname van 45 naar 68 procent. Bij het windsurfen liggen deze waarden bij het met de wind mee varen bij harde wind ongeveer gelijk. Bij het tegen de wind in varen bij harde wind en tijdens het varen bij matige wind is de energetische belasting aanzienlijk hoger, met een hartfrequentie van ongeveer 90 procent van het maximum en een zuurstofopname van 85 procent. Het ‘pompen’ is de oorzaak van deze hogere belasting. Dit heen en weer halen van het zeil is erg belastend, omdat alle grote spiergroepen bij de beweging betrokken zijn.

Naast onderzoek naar de laser en het windsurfen zijn relatief veel studies uitgevoerd naar het zogenaamde ‘hiken’. Hierbij hangt de zeiler buiten de boot om als tegengewicht te fungeren. De hartfrequentie is tijdens hiken ongeveer 62-79 procent van het maximum en de zuurstofopname 25-44 procent. De relatief hoge hartfrequentie ten opzichte van de zuurstofopname is te verklaren doordat de spieren in de benen en heupen voornamelijk isometrisch samentrekken.

Bij de bovenstaande informatie over de energetische belasting van het zeilen in de laser, het windsurfen en het hiken is het van belang je te realiseren dat weers- en wateromstandigheden een grote invloed hebben op de uitkomst. Hierbij geldt meestal dat hoe harder het waait, hoe hoger de energetische belasting is.

Door de sterk wisselende weers- en wateromstandigheden vertoont de energetische belasting tijdens het zeilen grote verschillen tussen verschillende regatta’s [8]. Dit gecombineerd met de verschillende boten en posities in de boot maakt het onmogelijk een algemeen antwoord te geven over de energetische belasting van alle olympische zeilklassen. Tevens is voor lang niet alle zeilklassen wetenschappelijke literatuur beschikbaar waarin fysieke prestaties tijdens het zeilen zijn gemeten. Voor veel topzeilers uit de verschillende klassen is echter wel hun fysieke belastbaarheid bepaald [2]. Hoewel dit op zich waardevolle informatie kan zijn, vertoont de fysieke belastbaarheid volgens Allen en De Jong geen aantoonbare relatie met de zeilprestatie [1]. De studies over de belastbaarheid van de zeilers zijn vanwege hun mogelijke waarde dan ook wel in de literatuurlijst opgenomen, maar niet gebruikt bij de beantwoording van de vraag.

Zoals gezegd is niet voor alle olympische zeilklassen wetenschappelijk onderzoek voorhanden. Over de laser en het windsurfen is wel voldoende literatuur beschikbaar om de energetische belasting te bespreken. Daarnaast zal de energetische belasting van het zogenaamde ‘hiken’ aan bod komen. Naar deze handeling, waarbij de zeiler buiten de boot hangt om als contragewicht te fungeren, is namelijk wel het nodige onderzoek verricht.

Laser

Uit onderzoek van Castagna en Brisswalter blijkt dat de energetische belasting van het zeilen op het water in een laser afhankelijk is van de duur van de inspanning [3]. Tenminste, dat geldt voor goedgetrainde zeilers. Minder goedgetrainde zeilers laten tijdens het zeilen geen stijging zien van de energetische belasting. Wanneer zij bij een gemiddelde wind (gemiddeld 12 knopen of ongeveer 6 m/s) een halfuur tegen de wind in zeilen doen zij dit met een relatief constante zuurstofopname die overeenkomt met ongeveer vijftig procent van hun VO2max. Topzeilers daarentegen laten tijdens dezelfde test een stijging van het percentage van hun VO2max zien van 45 naar 68 procent [3]. Ditzelfde patroon is in de hartfrequentie te herkennen. De minder goede zeilers zeilden de gehele test op ongeveer 65-70 procent van hun maximale hartfrequentie. Bij topzeilers daarentegen steeg de maximale hartfrequentie van 65 naar 79 procent. Hoewel een duidelijke verklaring voor het verschil in energetische belasting ontbreekt zou het weleens te maken kunnen hebben met het gedrag van de zeilers in de boot. Topzeilers houden hun boot waarschijnlijk actiever onder controle en hangen daarbij vaker buiten de boot dan minder goede zeilers [3]. De energetische belasting van het hiken komt verderop aan bod.

In een andere studie is een lagere zuurstofopname gevonden [7]. Tijdens een dertig minuten durend protocol op een zeilergometer is tegenwind gesimuleerd en moesten zes zeilers allerlei zeilspecifieke handelingen verrichten. De zeilers doorliepen het protocol met een gemiddelde zuurstofopname die overeenkwam met 58 procent van hun VO2max. Hierbij hadden de zeilers een hogere hartfrequentie dan die in de studie van Castagna en Brisswalter is gevonden [3]. Gemiddeld ‘zeilden’ de zeilers de test op 84 procent van hun maximale hartfrequentie. De zeilers uit het onderzoek van Cunningham en Hale hadden met 183 slagen/minuut overigens wel een opvallend lage maximale hartfrequentie voor jongens van 20 jaar [7].

Al met al is de energetische belasting van het zeilen in een laser niet hoog. De hartfrequentie komt niet boven de tachtig procent van het maximum en ook de zuurstofopname is met een maximum van 68 procent van de VO2max niet hoog.

Hiken

Het hiken is een techniek die kenmerkend is voor het zeilen met kleine boten zoals een laser. Tijdens het hiken hangt de zeiler buiten de boot om als tegengewicht te fungeren. Hierbij fixeert de zeiler zijn voeten in de boot door middel van een ‘strap’. Door zijn knieën en heupen te buigen en/of te strekken kan de zeiler reguleren hoeveel kracht hij levert. Volgens Legg en collega’s speelt hiken alleen een belangrijke rol bij het tegen de wind in zeilen bij windsnelheden boven de acht knopen [9]. Resultaten van verschillende studies laten zien dat de hartfrequentie tijdens het hiken ongeveer 62-79 procent van het maximum is en de zuurstofopname 25-44 procent [10]. De aanzienlijke verschillen in deze percentages zijn te verklaren door de verschillende opzet van de studies waarin ze verkregen zijn.

Uit een review van Neil Spurway blijkt dat het hiken verantwoordelijk is voor ongeveer vijftig procent van de totale energetische belasting [10] bij het zeilen. Bij de uiteindelijke energetische belasting spelen vooral de weers- en wateromstandigheden een belangrijke rol [8]. Deze bepalen namelijk grotendeels de mate waarin een zeiler moet hiken en hoe groot de belasting dus is op de spieren. De belasting op de spieren in de benen en wellicht ook de heupen is overigens voornamelijk statisch [10]. Dit verklaart volgens Spurway ook waarom de hartfrequentie ten opzichte van het zuurstofverbruik zo hoog is: het bloed ondervindt tijdens de circulatie ter hoogte van de spier druk door de isometrische contracties.

In de literatuur zijn verschillende onderzoekers het overigens nog niet met elkaar eens of ook de spieren rond de heup nu voornamelijk isometrisch samentrekken. Spurway en Vogiatzis zijn van mening dat dit wel het geval is [10,12], terwijl Cunningham van mening is dat zeilers de spieren rond hun heup ook concentrisch belasten [11]. Of er op korte termijn duidelijkheid komt op dit gebied is onzeker, vanwege de grote technische uitdagingen wat het meten ‘op het water’ betreft.

Windsurfen

De energetische belasting tijdens het windsurfen is bijna altijd vrij hoog. Alleen als een surfer tegen een harde wind in surft daalt de intensiteit van de inspanning. Onderzoek van de Franse dokter en sportwetenschapper Castagna en zijn collega’s laat zien dat tijdens het surfen zowel de aerobe als de anaerobe stofwisseling een belangrijke rol speelt [4,5]. Zij hebben bij mannelijke topsurfers onderzocht wat de energetische belasting is van het varen bij verschillende windsnelheden en windrichtingen. Bij matige wind (2-4 m/s of 4-8 knopen) is de energetische belasting ongeveer hetzelfde tijdens het met de wind mee als bij het tegen de wind in varen [5]. De gemiddelde hartfrequentie was ongeveer 175, de gemiddelde zuurstofopname 55 ml/kg.min en de gemiddelde concentratie lactaat in het bloed 10 mmol/l. Dit komt ongeveer overeen met 91, 85 en 95 procent van respectievelijk de maximale hartfrequentie, de maximale zuurstofopname en de maximale concentratie bloedlactaat. De energetische belasting bij het met de wind mee surfen bij harde wind (9-11 m/s of 16-22 knopen) is gelijk aan de hiervoor beschreven waarden. Tegen de wind in varen bij harde wind is daarentegen aanzienlijk minder belastend. De gemiddelde hartfrequentie is 129, de gemiddelde zuurstofopname 40 ml/kg.min en de gemiddelde concentratie bloedlactaat 5,0 mmol/l. Dit komt respectievelijk overeen met 67, 62 en 48 procent van het maximum. Het aanzienlijke verschil in energetische belasting is te verklaren door het ‘pompen’. Dit pompen, het heen en weer halen van het zeil, zorgt voor extra propulsie van de surfplank. Hierdoor is extra snelheid te genereren. Bij matige windsnelheden en tijdens het met de wind mee varen bij harde wind pompten de surfers 64-69 procent van de totale tijd. Bij het tegen de wind in varen bij harde wind was dit 37 procent van de tijd.

De energetische belasting van het pompen is zo hoog doordat alle grote spiergroepen uit zowel de onderste als de bovenste extremiteit betrokken zijn bij deze beweging [4]. Het pompen blijkt ook een belangrijke prestatiebepalende factor te zijn [6].

Over het geheel genomen is de energetische belasting bij het windsurfen hoog, met een hartfrequentie en zuurstofopname die in de buurt liggen van de 85-90 procent van het maximum. Het pompen levert hier een belangrijke bijdrage aan, omdat alle grote spiergroepen bij deze beweging betrokken zijn.

Tot slot

Op basis van de bovenstaande informatie is een aantal adviezen te geven ten aanzien van het invullen van trainingen. Aangezien zeilers in een laser veel en langdurig hiken is het raadzaam hier specifiek op te trainen. Dit zal neerkomen op het trainen van isometrische contracties van de been-, heup- en buikspieren. Het bewust trainen van het aerobe uithoudingsvermogen is niet noodzakelijk, gezien de submaximale aerobe belasting. Voor windsurfers is het een ander verhaal. Zij zouden zowel de spierkracht als het spieruithoudingsvermogen van alle grote spiergroepen moeten trainen, maar ook bewust hun aerobe uithoudingsvermogen.

Bronnen

  1. Allen JB, De Jong MR (2006) Sailing and sports medicine: a literature review. Br. J. Sports Med., 40: 587-593.
  2. Bojsen-Møller J, Larsson B, Magnusson SP, Aagaard P (2007) Yacht type and crew-specific differences in anthropometric, aerobic capacity, and muscle strength parameters among international Olympic class sailors. J. Sports Sci., 25: 1117-1128.
  3. Castagna O, Brisswalter J (2007) Assessment of energy demand in Laser sailing: influences of exercise duration and performance level. Eur. J. Appl. Physiol., 99: 95-101.
  4. Castagna O, Brisswalter J, Lacour J-R, Vogiatzis I (2008) Physiological demands of different sailing techniques of the new Olympic windsurfing class. Eur. J. Appl. Physiol., 104: 1061-1067.
  5. Castagna O, Vaz Pardal C, Brisswalter J (2007) The assessment of energy demand in the new olympic windsurf board: Neilpryde RS:X®. Eur. J. Appl. Physiol., 100: 247-252.
  6. Chanari K, Moussa-Chamari I, Galy O, Chaouachi M, Koubaa D, Ben Hassen C, Hue O (2003) Correlation between heart rate and performance during Olympic windsurfing competition. Eur. J. Appl. Physiol., 89: 387-392.
  7. Cunningham P, Hale T (2007) Physiological responses of elite Laser sailers to 30 minutes of simulated upwind sailing. J. Sports Sci., 25: 1109-1116.
  8. Mackie H, Sanders R, Legg S (1999) The physical demands of Olympic yacht racing. J. Sci. Med. Sport. 2: 375-388.
  9. Legg S, Mackie H, Smith P (1999). Temporal patterns of physical activity in Olympic dinghy racing. J. Sports Med. Phys. Fitness, 39: 315-320.
  10. Spurway NC (2007) Hiking physiology and the “quasi-isometric” concept. J. Sports Sci., 25: 1081-1093.
  11. Spurway N, Legg S, Hale T (2007) Sailing physiology. J. Sports Sci., 25: 1073-1075.
  12. Vangelakoudi A, Vogiatzis I, Geladas N (2007) Anaerobic capacity, isometric endurance, and Laser sailing performance. J. Sports Sci., 25: 1073-1075.