Spring naar content

Zo bepaal je de trainingsbelasting van teamsporters

Trainers van teamsporten moeten onderscheid maken tussen de fysiologische en de biomechanische belasting als zij de impact van hun trainingen willen bepalen. Hierdoor krijgen zij een completer beeld van de precieze trainingsbelasting waardoor ze deze beter kunnen opbouwen.

In de afgelopen decennia hebben trainers de beschikking gekregen over steeds betere en kleinere meetapparatuur. Dit stelt hen in staat om meer te meten tijdens trainingen en wedstrijden. Maar wat kunnen zij precies met alle informatie die dat oplevert?

De Belgische sportwetenschapper Jos Vanrenterghem stelt dat trainers niet altijd goed voor ogen hebben wat ze willen meten. Vandaar dat hij in het vakblad Sports Medicine een nieuw model presenteert waarmee trainers duidelijker kunnen bepalen hoe zij hun spelers belasten, en daardoor hun trainingen beter kunnen inplannen.

Verschillende impact

In zijn model maakt Vanrenterghem onderscheid tussen de fysiologische en de biomechanische belasting. Hij trekt deze twee uit elkaar omdat het nogal wat uitmaakt voor de manier waarop het lichaam zich aanpast. Vergelijk bijvoorbeeld hardlopen en fietsen. Wanneer een sporter dat met eenzelfde hartfrequentie of zuurstofopname doet (fysiologie), is de belasting op zijn spieren heel anders (biomechanica). Tijdens hardlopen moet hij bij iedere stap immers zijn hele lichaamsgewicht opvangen. Dit veroorzaakt meer spierschade dan tijdens fietsen, met een andere aanpassing van zijn spieren als gevolg. Ook binnen hardlopen is een dergelijke vergelijking te maken; hardlopen op zand belast de spieren namelijk aanzienlijk minder dan hardlopen op een harde ondergrond.

Intern en extern

Daarnaast zouden trainers ook onderscheid moeten maken tussen de interne en de externe belasting. Zo meten veel trainers bijvoorbeeld de gelopen afstand (extern). Wanneer zij daar niet de hartfrequentie of zuurstofopname bij betrekken (intern), ontstaat een incompleet beeld van de totale fysiologische belasting. Hetzelfde geldt voor de biomechanische belasting. Alleen het aantal versnellingen en vertragingen die een speler uitvoert, geeft minder informatie dan wanneer daar ook de grondreactiekrachten bij worden betrokken.

Niet altijd mogelijk

Op basis van dit model blijkt echter dat het lang niet altijd goed mogelijk is om een compleet beeld van de trainingsbelasting te krijgen. Zo moet voor het meten van de interne fysiologische belasting vaak bloed worden afgenomen, bijvoorbeeld om de mate van spierschade te bepalen. Incidenteel kan dat natuurlijk, maar structureel is een ander verhaal. Ook het bepalen van de externe belasting is makkelijker gezegd dan gedaan, helemaal wanneer het om de interne impact daarvan gaat. Desondanks stelt het model trainers in staat beter na te denken over de trainingsbelasting die zij hun spelers opleggen.

Bron

  1. Vanrenterghem J, Nedergaard NJ, Robinson MA, Drust B (2017) Training load monitoring in team sports: a novel framework seperating physiological and biomechanical load-adaptation pathways. Sports Med.,DOI: 10.1007/s40279-017-0714-2