Gemeentelijk armoedebeleid: sport en bewegen voor de jeugd
Kinderen kunnen door armoede soms niet meedoen aan sport en bewegen. Verschillende gemeenten proberen dat te veranderen, door hun lokale aanpak met betrekking tot armoederegelingen te optimaliseren. In een serie artikelen delen we praktijkvoorbeelden, achtergrondinformatie en inspiratie voor beleidsmedewerkers. In dit artikel: de feiten en cijfers.
Geld voor sport en bewegen
Gemeenten ontvangen sinds 2017 structureel € 85 miljoen van het Rijk voor het versterken van hun kinderarmoedebeleid. Zo kunnen zij met ondersteunende activiteiten meer kinderen bereiken. Dit en meer is te lezen in het rapport Tussenevaluatie Bestuurlijke Afspraken Kinderarmoede van Bureau Bartels uit 2020.
In totaal ruim 209.000 minderjarige kinderen groeiden in 2021 op in een huishouden dat minstens een jaar onder de lage-inkomensgrens moest leven. Dat is 1 op de 15 kinderen. Deze kinderen en jongeren leven in gezinnen met onvoldoende geld voor kleding, schoolspullen, vervoer en sociale activiteiten zoals sport en cultuur. Zij sporten wekelijks minder en zijn minder vaak lid van sportverenigingen dan kinderen uit meer welvarende gezinnen – zie deze Infographics Jeugd in Beweging van Kenniscentrum Sport & Bewegen.
Mede daarom geven gemeenten een deel van het geld voor hun kinderarmoedebeleid uit aan het sport- en beweegdomein. Het is essentieel om deze kinderen en jongeren te bereiken en ze vervolgens te laten meedoen. En: zorgen dat ze blijven meedoen. Sport en bewegen helpen een kind zich motorisch, mentaal en sociaal-emotioneel optimaal te ontwikkelen.
Feiten en cijfers: hoe doen gemeenten het?
Bureau Bartels onderzocht in 2018 en 2020 het gemeentelijk armoedebeleid. Meedoen door deelname aan sport en beweegactiviteiten is daarin een belangrijk speerpunt. Het Mulier Instituut deed onderzoek naar de sportdeelname van kinderen in armoede. En Save the Children en Defence for Children deden een verkennend onderzoek naar gelijke toegang tot voorzieningen voor kinderen in Nederland die opgroeien in armoede.
Enkele opvallende cijfers:
- De sportparticipatie van kinderen uit gezinnen met een laag inkomen blijft achter bij het landelijk gemiddelde.
- Zo goed als alle gemeenten hebben beleidsmatig aandacht voor kinderen die arm opgroeien. Negentig procent biedt voorzieningen in natura om sport- en cultuurdeelname onder deze kinderen te bevorderen. Vooral de laatste twee jaar zie je dat gemeenten extra middelen inzetten op bestaande kindvoorzieningen (zoals contributie voor sport- en cultuurverenigingen en het aanschaffen van sportkleding).
- Gemeenten werken vaker samen met scholen en met Stichting Leergeld, waardoor het aandeel bereikte kinderen stijgt.
- Gemeenten bereiken steeds meer kinderen die arm opgroeien: 43% in 2017 en 67% in 2019.
- 98% van alle gemeenten werkt samen met maatschappelijke partners, zoals met het Jeugdfonds Sport & Cultuur. Lees ook hoe gemeente Lelystad samenwerkt met Jeugdfonds Sport & Cultuur Flevoland.
- Een deel van de gemeenten heeft moeite met het structureel betrekken van kinderen bij hun beleid. In 2017 was dat nog de helft, maar dit daalde in 2019 naar een derde. Gemeenten vinden het vooral lastig om de motivatie van kinderen vast te houden na een eenmalige activiteit of om een vervolgactiviteit te vinden.
- Gemeenten geven aan dat het vinden en identificeren van kinderen en gezinnen in armoede lastig is. Vooral kinderen van ouders in loondienst en van zzp’ers. In 2017 had slechts 40% van de gemeenten de (door hen gedefinieerde) doelgroep van kinderen in armoede volledig in beeld. De overige 60% had dit deels tot niet in beeld. Een derde van de gemeenten verwachtte toen snel actie te ondernemen door onder meer extra in te zetten op verbetering van administratieve systemen, samenwerken met maatschappelijke organisaties en verdiepingsonderzoeken naar de omvang van de doelgroep (Bartels, 2018). In 2019 zijn de percentages echter ongeveer gelijk gebleven.
- Gemeenten geven aan het lastig te vinden om de impact van hun beleid in beeld te brengen. In 2017 kon 17% van gemeenten de impact van haar beleid in beeld brengen. In 2019 evalueerde slechts 8% van de gemeenten (een deel) van hun armoedebeleid.
Verschillen gemeenten
Uit bovenstaande cijfers blijkt dat bijna alle gemeenten een armoederegeling hebben voor sport- en beweegdeelname voor kinderen uit gezinnen met een laag inkomen. Per gemeente verschillen de regelingen in aanbod, reikwijdte van vergoedingen en wie ervoor in aanmerking komt (x% van bijstandsnorm). Doordat gemeenten verschillende inkomensgrenzen hanteren, kunnen kinderen in dezelfde omstandigheden in de ene gemeente wel gebruik maken van speciale voorzieningen en in de andere niet. Doordat er de afgelopen jaren veel aandacht is voor armoede en het probleem blijft groeien, is door veel gemeenten het percentage van de bijstandsnorm herzien en naar boven toe bijgesteld.
Lees ook: Waarom gemeente Ede een ruime bijstandsnorm van 130% hanteert
Ook zie je verschillen in de aanpak en organisatie rondom de regelingen. Hoe vraaggericht het aanbod wordt ingericht en of de doelgroep zelf bevraagd wordt en invloed heeft op de voor hen bestemde regelingen. En ook in hoeverre er lokaal wordt samengewerkt om kennis en expertise te delen om deze doelgroep te bereiken, te betrekken en betrokken te houden bij sport- en beweegactiviteiten.
Hoe succesvol vinden gemeenten hun beleid zelf?
Als je de onderzochte gemeenten naar de mate van succes van hun beleid vraagt, vinden de meeste gemeenten hun kinderarmoedebeleid gedeeltelijk of geheel succesvol. Dit succes wordt door hen vooral ervaren door de samenwerking met maatschappelijke organisaties. Door een effectieve samenwerking met maatschappelijke partners kan een gemeente een beter beeld krijgen van de doelgroep en haar wensen en wordt de bekendheid van de voorzieningen vergroot.
Samenwerking met maatschappelijke organisaties
Vrijwel alle gemeenten werken samen met maatschappelijke organisaties, zoals Jeugdfonds Sport & Cultuur, een publiek/privaat fonds. Dit fonds gaat vaak over subsidie van de gemeente om lidmaatschap voor de kinderen te betalen.
Daar waar het Jeugdfonds door de gemeenten genoemd wordt, worden de sportprofessional of de buurtsportcoach nauwelijks door hen als partner benoemd. Ook deze professionals spelen echter een belangrijke rol in het toeleiden van kinderen naar geschikte sport- en beweegactiviteiten en juist het voorkomen van uitval.
Halen gemeenten de ambities?
De ambitie die het kabinet voor 2021 had gesteld was: “Ieder kind dat in een gezin met een laag inkomen opgroeit, kan meedoen. In 2021 wordt 100 procent van de kinderen met ouders in de bijstand bereikt en 70 procent van de kinderen van de werkende gezinnen met een laag inkomen.” Uit onderzoeken blijkt dat dit tot op heden nog niet in alle gemeenten bereikt is. Gemeenten die dit wel halen, blijken het belang van samenwerken met andere partijen (zoals onderwijs en maatschappelijke organisaties) in te zien. Hier liggen kansen voor meer samenwerking met de sport! De gemeente Vaals bijvoorbeeld werkt nauw samen met de buurtsportcoach en diverse beweegmakelaars. Ook in de gemeente Groningen staat samenwerken hoog in het vaandel: Groningen zet brugfunctionarissen actief in voor samenwerking met scholen.
Succesfactoren
Ook geven de onderzochte gemeenten aan dat hoe diverser en aantrekkelijker het pakket aan kindvoorzieningen is, hoe groter het succes. Gemeente Westland bijvoorbeeld maakte haar pakket aantrekkelijker en biedt sinds 2020 extra vergoeding aan voor kennismakingslessen.
Ook een belangrijke factor is een eenvoudige en laagdrempelige aanvraagprocedure, zodat ouders/verzorgers van kinderen die arm opgroeien zelf een aanvraag kunnen doen. Gemeenten die hun informatie over de regelingen niet alleen via maatschappelijke organisaties laten lopen, maar ook via social media, een (online) portaal of posters op centrale plekken in de wijken, ervaren bovendien meer succes bij hun aanpak.
Meten = weten?
Toch blijkt het succes van de gemeentelijke armoederegelingen met betrekking tot sport- en beweegdeelname op landelijk niveau lastig te bepalen. Mede omdat het beleid per gemeente anders is en elke gemeente een eigen armoededefinitie hanteert.
Overigens geeft slechts een klein percentage van gemeenten aan dat zij de impact van (delen van) hun kinderarmoedebeleid op de kinderen zelf heeft gemeten. Gemeenten geven aan dit lastig te vinden. Zij vragen zich af welke indicatoren je hanteert, hoe je het netto-bereik inzichtelijk maakt en hoe je het belevingsaspect van het kind hierin meeneemt (Bartels 2020).
Lastige punten voor gemeenten:
- Omgaan met het taboe rondom armoede.
- Een ingewikkeld inkomensondersteuningssysteem.
- Het bereiken, laten meedoen én laten blijven meedoen van de doelgroep. Vooral nu meer gezinnen met kinderen financieel in moeilijke omstandigheden zullen komen door de coronamaatregelen.
- Privacyregelgeving vanuit de AVG belemmert in veel gevallen gegevensuitwisseling tussen betrokken partijen, en daardoor het in kaart brengen en benaderen van de doelgroep.
Groter bereik onder de doelgroep
De meeste gemeenten hebben vanaf 2017 – toen er extra middelen beschikbaar kwamen – meer kinderen die arm opgroeien weten te bereiken. Gemeente Groningen is daarvan een mooi voorbeeld, die via de zogenoemde brugfunctionarissen, het Belteam en Bslim steeds meer gezinnen en kinderen uit de doelgroep bereikt.
Veel gemeenten probeerden het bereik afgelopen jaren te vergroten door samen te werken met andere organisaties (Bartels, 2018). Het meest effectief blijkt de proactieve aanpak richting de doelgroep door samen te werken met scholen, maatschappelijke organisaties en sociale wijkteams. Deze organisaties kunnen helpen met informatieverstrekking, signalering en doorverwijzen. In gemeente Arnhem bijvoorbeeld werken Leefomgeving teams samen met partners uit de wijk om te onderzoeken wat er in een wijk speelt en hoe beleid daarop kan inhaken.
Aanbeveling: betrek de doelgroep in je beleid
Gemeenten kunnen hun armoedebeleid beter inrichten en beter verbinden met hun sport- en beweegbeleid als ze weten hoe kinderen het aanbod beleven. En als ze weten wat jongeren willen. Gemeenten proberen dit wel te achterhalen met bijvoorbeeld jongerenpanels, maar dit gebeurt niet structureel. Bovendien sluiten vorm en inhoud vaak nog onvoldoende aan bij de doelgroep. De jeugd voelt zich in het algemeen minder aangesproken door formele vormen van participatie en meer abstracte beleidsonderwerpen.
Denk dus goed na over participatievormen die aansluiten bij de specifieke doelgroep. Bekijk het onderzoek Kan ik meedoen? Sport en bewegen voor iedere jongere om de interesses, behoeften en beleving van sport en bewegen te lezen van jongeren in armoede die nog niet sporten.
Aanbeveling: stimuleer vanuit het sportaanbod
Het beleid om sportdeelname van deze groep te stimuleren, wordt vaak nog te eenzijdig benaderd. Het probleem lijkt ‘er is geen geld om mee te doen met sport- en beweegactiviteiten’ en het antwoord is ‘we faciliteren vanuit het armoedebeleid deze deelname door in natura de contributie te betalen en in veel gevallen ook de sportattributen.’ Dat het niet zo zwart-wit is, blijkt wel uit de praktijkartikelen van Groningen, Vaals, Arnhem, Ede en Lelystad en Westland.
Toch blijven er kansen onbenut om deze doelgroep meer vanuit het sportbeleid van de gemeente aansluiting te laten vinden. Denk aan het vraaggericht creëren van toegankelijke voorzieningen en sportactiviteiten in specifieke wijken. Dus niet alleen door het plaatsen van bijvoorbeeld een Cruijff Court, maar ook door aanbod te creëren en te zorgen dat er goede begeleiding en ondersteuning beschikbaar is.
Ook het faciliteren en coachen van sportaanbieders om hun aanbod en manier van begeleiding goed aan te laten sluiten bij de kenmerken van de doelgroep, is een manier om jeugd die arm opgroeit meer duurzaam mee te kunnen laten doen. De buurtsportcoach kan hier een goede verbindende rol in spelen.
Aanbeveling: werk samen
Uit het onderzoek blijkt dat veel gemeenten een integrale aanpak willen, maar ook hier is de praktijk vaak weerbarstiger. Armoede gaat de grenzen over van heel veel verschillende beleidsterreinen en maakt de (financiële) afstemming complex. Gemeenten boeken meer succes als ze specifiek aandacht hebben voor kinderen die arm opgroeien én als ze de samenwerking tussen verschillende beleidsafdelingen stimuleren.
Lees ook over de samenwerking binnen gemeente Lelystad waarin onder andere kwetsbare jongeren centraal staan.
En lees meer over de Meedoen Meerkamp, met tips en inspiratie voor integrale samenwerking.
Samen met zes gemeenten heeft Kenniscentrum Sport & Bewegen een aanvoerdersgroep gevormd rondom het thema kansenongelijkheid in sport- en beweegdeelname van jeugd naar sociaal economisch milieu. Deze gemeenten nemen de komende maanden hun aanpak onder de loep om de (sport- en beweeg)participatie van hun jeugd in armoede te vergroten. Lees meer over het traject.
Meer lezen?
- Sport en bewegen voor jeugd in armoede: een overzicht
- Infographics Jeugd in Beweging: sport- en beweeggedrag naar sociaaleconomisch milieu
- Tipkaarten jeugd-armoede-sport-bewegen
- Checklist jeugd -armoede-sport-bewegen
- Onderzoek Kan ik meedoen? Sport en bewegen voor iedere jongere
- Onderzoek van Bureau Bartels (2020: Ministerie SZW,
- Onderzoek Kansen voor Kinderen: een postcodetombola? (Save the Children & Defence for Children, 2019)
Meer weten?
Neem contact op met Laura Butselaar of Jamilla Vervoort.